Tussen partijen is niet in geschil dat er tijdens de huur schade is ontstaan aan de trap en aan de plint in de keuken en dat [gedaagde] de woning niet heeft opgeleverd in dezelfde staat als die waarin hij deze bij aanvang van de huur heeft aanvaard. Er is sprake van een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de op hem rustende opleveringsverplichting. In beginsel is [gedaagde] daarom gehouden om tot vergoeding van de door 2N Beheer geleden schade (reparatiekosten) over te gaan.
Volgens artikel 6:97 BW moet de schade worden begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Op grond van jurisprudentie geldt dat bij niet-correcte oplevering van een verhuurde zaak in beginsel alleen vergoeding van concreet geleden schade kan worden gevorderd. Er kan in zo’n geval dus in beginsel geen aanspraak worden gemaakt op een abstract berekende schadevergoeding.
Vaststaat dat [gedaagde] de woning per 31 mei 2020 heeft verlaten, dat er geen herstelwerkzaamheden aan de trap en plint hebben plaatsgevonden en dat er al geruime tijd een nieuwe huurder in de woning zit. Niet gesteld of gebleken is dat de woning voor een lagere prijs is verhuurd of dat de nieuwe huurder 2N Beheer heeft aangesproken tot herstel. Hieruit lijkt te volgen dat de nieuwe huurder de situatie heeft geaccepteerd. Het is dan ook de vraag of 2N Beheer de schade nog daadwerkelijk gaat herstellen (en of dit zinvol is). In deze situatie moet de schade naar het oordeel van de kantonrechter concreet worden berekend.
Een concrete schadeberekening leidt ertoe dat de schade moet worden berekend naar het moment waarop deze is geleden, hetgeen inhoudt dat de vordering tot schadevergoeding pas opeisbaar is vanaf het moment dat de (reparatie)kosten daadwerkelijk door de benadeelde verhuurder zijn gemaakt.
Nu (de gemachtigde van) 2N Beheer in de brief van 9 juli 2021 te kennen heeft gegeven dat de schade (nog) niet is hersteld, en zij dus nog geen daadwerkelijke herstelkosten heeft gemaakt, zal de vordering tot vergoeding van de reparatiekosten worden afgewezen.
Hetzelfde geldt voor de gevorderde wettelijke rente over die reparatiekosten, nu die rente ook pas is verschuldigd vanaf het moment van opeisbaarheid van de vordering.