ECLI:NL:RBOVE:2021:4754

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
ak_21_75
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van AOW-toeslag en de gevolgen van inkomensafhankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de intrekking van de AOW-toeslag met ingang van februari 2014. Eiseres had een AOW-pensioen aangevraagd en daarbij het geschatte inkomen van haar echtgenoot opgegeven, die als zelfstandige werkte. De SVB heeft de AOW-toeslag herzien en ingetrokken, omdat het inkomen van de echtgenoot in 2014 hoger was dan de maximale toeslag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de SVB niet had mogen intrekken en dat er dringende redenen waren om van intrekking af te zien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de hoogte had kunnen zijn van het inkomensafhankelijke karakter van de AOW-toeslag. De SVB had eiseres herhaaldelijk gevraagd om inkomensgegevens van haar echtgenoot, maar zij had deze gegevens pas laat opgestuurd. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht de AOW-toeslag heeft ingetrokken, omdat eiseres had moeten onderkennen dat de toeslag onjuist was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van intrekking af te zien, en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van inkomenswijzigingen aan de SVB en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om op de hoogte te zijn van de voorwaarden voor het ontvangen van toeslagen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/75

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.C.M. Peper,
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder,

gemachtigde: mr. E.M. Mulder.

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2020 (primair besluit) heeft de SVB de toeslag op het pensioen van eiseres op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) over de periode van februari 2014 tot en met november 2017 herzien (lees: ingetrokken).
In het besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Zij heeft via een beeldverbinding de zitting bijgewoond.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres heeft op 16 juni 2013 een AOW-pensioen aangevraagd. Daarbij heeft eiseres ook het geschatte inkomen van haar echtgenoot opgegeven. De echtgenoot van eiseres heeft nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd. Hij heeft, als zelfstandige, inkomsten uit een eigen bedrijf. Eiseres kon daarom niet precies aangeven hoeveel inkomsten haar echtgenoot per maand heeft. In het besluit van 2 augustus 20213 heeft de SVB aan eiseres met ingang van 28 februari 2014 een AOW-pensioen met een toeslag voor haar echtgenoot toegekend. Omdat het inkomen van de echtgenoot van eiseres nog kan veranderen, is de SVB uitgegaan van een voorlopig inkomen om de toeslag te berekenen. De SVB heeft daarbij opgemerkt dat de toeslag daarom te hoog of te laag kan zijn. Ook heeft de SVB aan eiseres gevraagd om ieder jaar de belastingaangifte en de definitieve aanslag van haar echtgenoot toe te sturen. Eiseres krijgt dan een brief waarin staat of zij nog toeslag nabetaald krijgt of dat zij moet terugbetalen. De SVB heeft eiseres ook gevraagd om veranderingen in het inkomen van haar echtgenoot binnen 4 weken aan de SVB door te geven.
Op 9 december 2013 heeft eiseres aan de SVB doorgegeven dat het belastbaar inkomen van haar echtgenoot is veranderd en voor 2013/2014 niet meer zal bedragen dan € 5.000,-. Daarop heeft de SVB in het besluit van 11 februari 2014 de AOW-toeslag van eiseres vanaf februari 2014 veranderd.
In de brief van 4 juni 2015 heeft de SVB aan eiseres gevraagd de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 en, indien in bezit, de definitieve aanslag inkomensbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 toe te sturen. Zo kan de exacte AOW-toeslag over 2014 worden vastgesteld. Eiseres heeft daarop aan de SVB doorgegeven dat zij voor de aangifte inkomstenbelasting 2014 van de belastingdienst uitstel heeft gekregen tot eind 2015. De SVB heeft in de brief van
16 juni 2015 vermeld dat in januari 2016 weer contact met eiseres zal worden opgenomen.
In de brief van 19 januari 2016 heeft de SVB aan eiseres gevraagd de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 en de definitieve aanslag inkomensbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 toe te sturen. Zo kan de exacte AOW-toeslag over 2014 worden vastgesteld. Eiseres heeft daarop aangegeven dat zij voor de aangifte inkomstenbelasting 2014 van de belastingdienst uitstel heeft gekregen tot juli 2016.
De SVB heeft in de brief van 12 juli 2016 aan eiseres gevraagd de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 en de definitieve aanslag inkomensbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 en, indien aanwezig, het kalenderjaar 2015, toe te sturen. Omdat eiseres op deze brief niet heeft gereageerd, heeft de SVB eiseres op 19 augustus 2016 een herinnering gestuurd. Eiseres heeft daarop gereageerd en de SVB te kennen gegeven dat de definitieve aanslag van 2014 nog niet is ontvangen. Wel heeft zij de definitieve aanslag over 2013 naar de SVB gestuurd.
In de brief van 26 augustus 2016 heeft de SVB aan eiseres bericht dat als de aangifte inkomstenbelasting 2014 in juli 2017 nog niet ontvangen is, deze bij eiseres zal worden opgevraagd.
In het besluit van 3 juli 2017 heeft de SVB besloten dat de toeslag op het AOW-pensioen van eiseres per 26 november 2017 wordt beëindigd, omdat haar echtgenoot op die datum de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. In een afzonderlijk besluit van 3 juli 2017 heeft de SVB aan de echtgenoot van eiseres vanaf 26 november 2017 AOW-pensioen toegekend.
In de brief van 11 juli 2017 heeft de SVB aan eiseres gevraagd de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 en de definitieve aanslag inkomensbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 toe te sturen. Eiseres heeft daarop aangegeven dat de aangifte zo spoedig mogelijk zal worden ingediend. Zij heeft daarbij gewezen op een brief van 7 juni 2016, gericht aan de belastingdienst, waarin zij om uitstel van betaling vraagt tot december 2017.
De SVB heeft in de brief van 23 januari 2018 aan eiseres gevraagd de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 en de definitieve aanslag inkomensbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 toe te sturen. Daarop heeft eiseres aangegeven dat zij voor de aangifte inkomstenbelasting 2014 van de belastingdienst uitstel heeft gekregen tot juli 2018.
In de brief van 11 april 2018 heeft de SVB aan eiseres gevraagd de aangifte inkomstenbelasting 2014 toe te sturen zodra deze gereed is.
In de brief van 16 november 2018 heeft de SVB aan eiseres meegedeeld dat het voor de berekening en vaststelling van de AOW-toeslag die zij tot 25 november 2017 ontving nodig is dat zij de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over de jaren 2014 tot en met 2017 en de definitieve aanslag inkomsten belasting van haar echtgenoot over diezelfde jaren, opstuurt.
Eiseres heeft hierop gereageerd en de SVB te kennen gegeven dat de aangiften over de jaren 2015, 2016 en 2017 nog niet gereed zijn en dat de boekhouder deze zo snel mogelijk zal toesturen. Verder heeft zij een uitspraak op bezwaar van de belastingdienst van
27 november 2018 overgelegd. Eiseres had namelijk bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting 2014. De belastingdienst heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, maar ook besloten aan het bezwaar tegemoet te komen en de aanslag verminderd met
€ 654,-.
In de brief van 2 december 2019 heeft de SVB aan eiseres gevraagd de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over de kalenderjaren 2014, 2015, 2016 en 2017 en de definitieve aanslag inkomensbelasting van haar echtgenoot over diezelfde kalenderjaren toe te sturen.
Eiseres heeft daarop opnieuw de uitspraak op bezwaar van de belastingdienst van
27 november 2018 opgestuurd en daarbij aangegeven dat zij voor de aangifte inkomstenbelasting 2015 van de belastingdienst uitstel heeft gekregen tot juli 2020 en dat de aangifte over de jaren 2016 en 2017 nog zullen volgen.
De SVB heeft eiseres in de brief van 29 januari 2020 gevraagd om de volledige aangifte inkomstenbelasting van haar echtgenoot over het kalenderjaar 2014 toe te sturen. Dit heeft eiseres gedaan en zij heeft de aanslag inkomstenbelasting 2014, gedateerd 10 juni 2016, aan de SVB toegestuurd.
De SVB heeft de belastingdienst in de brief van 19 mei 2020 gevraagd om een print van de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2014 en een print van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over datzelfde jaar. Deze gegevens heeft de belastingdienst op
6 augustus 2020 naar de SVB gestuurd.
Daarna heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals hiervoor onder ‘Procesverloop’ uiteen is gezet.
Het standpunt van de SVB
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres vanaf februari 2014 geen recht heeft op de AOW-toeslag, omdat haar echtgenoot in 2014 een inkomen heeft dat hoger is dan de maximale toeslag. Het recht op de AOW-toeslag wordt volledig beëindigd. Dat betekent dat eiseres van februari 2014 tot en met november 2017 bruto € 31.022,99 te veel toeslag heeft gekregen. Volgens de SVB zijn er geen dringende redenen op grond waarvan de beëindiging achterwege moet blijven.
Het standpunt van eiseres
3. Het betoog van eiseres komt in de kern op het volgende neer. Eiseres vindt dat de vaststelling van het maandinkomen van haar echtgenoot door evenredige toerekening van de winst uit zelfstandige arbeid aan de twaalf kalendermaanden van 2014 tot een kennelijk onredelijk resultaat of onbillijkheid van overwegende aard leidt. Zij vindt het niet eerlijk dat de SVB alleen kijkt naar het inkomen wat haar echtgenoot in het jaar 2014 als zelfstandige had. Zijn inkomen wisselt sterk en was net dat jaar hoog. In de jaren ervoor en erna waren zijn inkomsten juist heel laag. Als de SVB daar naar gekeken had, dan had eiseres wel recht gehad op de AOW-toeslag. Daarnaast wist eiseres niet dat haar AOW-toeslag zou komen te vervallen als het inkomen van haar echtgenoot over 2014 te hoog zou zijn. Dat is haar nooit verteld. Ook heeft ze altijd te goeder trouw gehandeld. Eiseres vindt dat de omstandigheden die zij heeft aangevoerd dringende redenen zijn op grond waarvan de SVB van intrekking af had moeten zien.
Wet- en regelgeving
4. De van belang zijnde bepalingen uit wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage.
De beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank merkt allereerst op dat het in deze procedure alleen gaat over de intrekking van de AOW-toeslag die aan eiseres was toegekend. Het gaat in deze procedure dus niet over het terugvorderingsbesluit van 3 december 2020. Wat eiseres over de terugvordering heeft aangevoerd, wordt daarom in deze uitspraak niet besproken. Verder stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het in deze procedure gaat om de intrekking van de AOW-toeslag met ingang van februari 2014.
5.2
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de in artikel 4.1, vijfde lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) voorgeschreven vaststelling van de inkomsten over 2014 in dit geval leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat of een onbillijkheid van overwegende aard.
5.3
Uitgangspunt van de wijze van berekening van het maandinkomen van een zelfstandige is – kort gezegd – dat de belastbare winst uit onderneming evenredig dient te worden toegerekend aan de betreffende kalendermaanden in het boek- of kalenderjaar, tenzij het resultaat van de vaststelling van het inkomen kennelijk onredelijk is dan wel in overwegende mate onbillijk is [1] .
5.4
De rechtbank is van oordeel dat in geval van eiseres de vaststelling van het maandinkomen van haar echtgenoot door evenredige toerekening van de winst uit zelfstandige arbeid aan de twaalf kalendermaanden van 2014, niet tot een kennelijk onredelijk resultaat of een onbillijkheid van overwegende aard leidt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres op de zitting heeft verklaard dat haar echtgenoot sinds 1980 zelfstandige is. Daarom wist of had hij kunnen weten op welke wijze de winst uit onderneming wordt toegerekend. Dat het inkomen van haar echtgenoot sterk wisselt is inherent het feit dat werkzaamheden als zelfstandige vrijwel per definitie variatie vertonen. Dit behoort tot het normale bedrijfsrisico van een zelfstandige, waarbij de winst beïnvloed wordt door verschillende factoren. Ook kunnen fluctuaties worden opgevangen door gebruikmaking van de fiscale middelingsregeling.
Verder blijkt uit het dossier dat de SVB bij de toekenning van het AOW-pensioen informatie aan eiseres heeft verstrekt over het inkomensafhankelijke karakter van de toeslag die zij kreeg. Eiseres is erop gewezen dat wijzigingen in haar situatie gevolgen kunnen hebben voor haar AOW-pensioen. Ook heeft eiseres zelf, kort na de toekenning in augustus 2013, op 9 december 2013 doorgegeven dat het inkomen van haar echtgenoot is gewijzigd, waarop de SVB de AOW-toeslag aanzienlijk heeft verhoogd. Haar betoog dat zij geen weet van had van de systematiek rondom de AOW-toeslag, volgt de rechtbank daarom niet. Ook heeft de SVB in de opeenvolgende jaren bij herhaling aan eiseres gevraagd de aangifte inkomstenbelasting van de jaren 2014 tot en met 2016 op te sturen. Dit blijkt ook uit wat hiervoor onder 1 is weergegeven. In die brieven is zij ook gewezen op het inkomensafhankelijke karakter van de AOW-toeslag en dat het belangrijk is dat zij veranderingen in het inkomen op tijd doorgeeft.
Op grond van het inkomen van haar echtgenoot had eiseres moeten onderkennen dat de toeslag op het AOW-pensioen onjuist was vastgesteld. Dit geldt te meer nu in het toekenningsbesluit van het AOW-pensioen is opgenomen dat eiseres een toeslag voor haar echtgenoot krijgt op haar AOW-pensioen. Daarin staat ook dat nog niet precies is aan te geven hoeveel inkomsten de echtgenoot van eiseres per maand heeft en dat de SVB uitgaat van een voorlopig inkomen om de toeslag te berekenen. Ook staat in het toekenningsbesluit dat veranderingen in het inkomen van de echtgenoot van eiseres de toeslag kan verlagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden gezegd dat het voor eiseres redelijkerwijs niet duidelijk was of had kunnen zijn dat zij een te hoog bedrag aan toeslag ontving. Bij twijfel had het op de weg van eiseres gelegen om contact met de SVB op te nemen.
5.5
Uit artikel 17a, eerste lid, aanhef en onder b, van de AOW, volgt dat als de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, de SVB verplicht is het desbetreffende besluit te herzien of in te trekken. Uitgangspunt van artikel 17a, eerste lid, van de AOW is volgens de wetsgeschiedenis, dat in alle gevallen correctie van fouten moet plaatsvinden, maar dat aangesloten moet worden bij het rechtszekerheidsbeginsel zoals dat in de rechtspraak is ontwikkeld.
5.6
De SVB heeft beleid [2] ontwikkeld voor het terugkomen van besluiten ten nadele van een betrokkene met terugwerkende kracht, waarbij rekening is gehouden met algemene rechtsbeginselen zoals het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Uitgangspunt van dit beleid is dat de SVB niet tot herziening of intrekking met volledig terugwerkende kracht overgaat als de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen en hij verder niet heeft kunnen onderkennen dat de uitkering ten onrechte werd verleend. In een dergelijk geval herziet de SVB de uitkering in beginsel zonder terugwerkende kracht.
5.7
De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is. Zoals hiervoor is geoordeeld had eiseres op de hoogte kunnen zijn van het inkomensafhankelijke karakter van haar AOW-toeslag. Veranderingen in haar situatie of die van haar echtgenoot had zij aan de SVB moeten doorgeven. Dat eiseres in haar beleving altijd te goeder trouw heeft gehandeld, doet niet af aan het feit dat de SVB haar vaak om de inkomensgegevens over 2014, en de jaren erna, heeft gevraagd, maar dat zij deze gegevens pas heel laat heeft opgestuurd.
5.8
Op grond van artikel 17a, tweede lid, van de AOW kan de SVB geheel of gedeeltelijk afzien van de herziening of intrekking als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Het moet dan gaan om incidentele uitzonderingen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging plaatsvindt. Volgens vaste rechtspraak kunnen dringende redenen alleen gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een herziening of intrekking voor de betrokkene heeft [3] . Wat eiseres in dit verband naar voren heeft gebracht, duidt niet op dringende redenen op grond waarvan de SVB van intrekking af had moeten zien. Eiseres wist dat de hoogte van de AOW-toeslag afhing van het inkomen van haar echtgenoot en dat de SVB (mogelijk) teveel toeslag aan haar betaalde. De rechtbank verwijst daarbij opnieuw naar wat daarover hiervoor is overwogen. De beroepsgronden falen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier, op
De uitspraak wordt op de eerstvolgende donderdag na deze datum openbaar gemaakt.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Algemene ouderdomswet
Artikel 8, eerste lid, van de AOW bepaalt dat de pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 is gehuwd en voor die datum recht heeft op ouderdomspensioen en van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht heeft op een toeslag, tenzij, met inachtneming van artikel 11 van de AOW, het inkomen uit arbeid of overig inkomen van die echtgenoot meer bedraagt dan de volledige brutotoeslag.
In artikel 8, tweede lid, onder a, van de AOW staat dat in afwijking van het eerste lid op of na 1 januari 2015, geen recht meer ontstaat op toeslag als gevolg van wijziging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid.
In artikel 10, tweede lid, van de AOW staat dat op de volledige bruto-toeslag in mindering wordt gebracht het inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde uit arbeid of overig inkomen, vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.
In artikel 17a, eerste lid, onder b, van de AOW staat dat onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit herziet of trekt zij dat in indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 17a, tweede lid, van de AOW bepaalt dat indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, verweerder kan besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
In artikel 4.1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten is bepaald dat het inkomen voor de toepassing van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt herleid tot een bedrag per kalendermaand.
In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat bij de toepassing van het eerste lid de belastbare winst uit onderneming evenredig wordt toegerekend aan de betreffende kalendermaanden in het boek- of kalenderjaar.
In het elfde lid van dit artikel is bepaald dat indien toepassing van dit artikel leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat verweerder het inkomen op een andere wijze bepaalt.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:440
2.SB1078, svb.nl/beleidsregels
3.zie de uitspraak van de CRvB van 27 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6492