7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft gedreigd zijn kinderen die hij samen met aangeefster, zijn ex-partner, heeft, te ontvoeren en om het leven te brengen wanneer hij deze kinderen niet zou mogen zien. Verdachte heeft die bedreiging niet rechtstreeks tot zijn ex-partner gericht, maar tijdens een verhoor op het politiebureau in Borne uitgesproken tegen een verbalisant. Verdachte heeft een maand later, eveneens tijdens een verhoor door de politie, verklaard dat hij bij die bedreiging blijft.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn ex-partner met zijn bedreiging nog meer angst heeft aangejaagd. Blijkens de ter terechtzitting op 18 november 2021 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring leeft zijn ex-partner al heel lang in angst. Verdachte blijft bedreigingen uiten en aangeefster acht hem ertoe in staat zijn bedreigingen daadwerkelijk uit te voeren.
Verder heeft verdachte een arrestantenbus van de politie beschadigd. Ook heeft hij goederen op het politiebureau en in de penitentiaire inrichting vernield en beschadigd. Verdachte toont hiermee aan geen respect te hebben voor het eigendom van anderen.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 8 juli 2021. Verdachte is eerder in 2020 veroordeeld wegens bedreiging, vernieling en huiselijk geweld. Verdachte liep nog in de proeftijd van een eerder opgelegde straf.
Rapport Pieter Baan Centrum
Omtrent verdachte is op 13 oktober 2021 een rapport opgemaakt door M. van Berkel, psychiater en I. Schilperoord, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Voorop staat dat er bij verdachte sprake is van ernstige pathologie en van disfunctioneren op meerdere gebieden. Er zijn verregaande problemen op het gebied van de emotieregulatie, impulscontrole, agressieregulatie, mentalisatie en realiteitstoetsing. Verdachte lijdt, afgaand op de rapportages uit het verleden, al langer onder een dysfore en geprikkelde stemming, heeft een sterk basaal wantrouwen naar anderen, en tegelijkertijd een grote behoefte aan structuur en inbedding, hetgeen hem door anderen moet worden aangereikt. Dit wringt echter vanwege zijn overgevoeligheid voor autoriteiten en zijn onvermogen een ander daadwerkelijk te vertrouwen. Hij is uitermate stressgevoelig en bij het minste, door hem ervaren, teken van afwijzing of onrechtvaardige behandeling, ontvlamt zijn paranoia, en raakt hij sterk geladen. Zijn woede heeft hij dan al snel niet meer goed onder controle, en ageert deze in ernstige dreigementen, vernielingen of ander verbaal en fysiek geweld en heeft dan maar weinig tot geen gedragsalternatieven.
In het contact met verdachte zien beide onderzoekers een paranoïde denktrant van verdachte, en zodoende een gestoorde realiteitstoetsing. In het psychiatrisch onderzoek staat dit meer op de voorgrond dan in het psychologisch. Tijdens het laatstgenoemde onderzoek worden de psychotische overschrijdingen meer als fluctuerend ervaren. Door beide rapporteurs wordt een psychotische stoornis gediagnosticeerd. De psycholoog schat in dat de psychotische ontregeling in elk geval deels een gevolg is van de gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling, maar sluit een op zichzelf stand psychotisch ziekteproces, zoals schizofrenie, ook niet uit. De onderzoekend psychiater is van mening dat de psychotische ontregeling op zichzelf staat (en mogelijk wel de persoonlijkheidsontwikkeling heeft beïnvloed).
Diagnose
Onderzoekers zijn het er wel over eens dat er sprake is van psychotische problematiek die diagnostisch gezien in ieder geval geclassificeerd kan worden als een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en dat de diagnose op het gebied van de persoonlijkheid vanwege onduidelijkheden uitgesteld dient te worden.
Er kunnen geen andere diagnoses worden gesteld. Er zijn geen aanwijzingen voor verslavingen en op gebied van de intelligentie zijn er, ondanks verschillende testuitslagen die wijzen op een tekortkoming op dit vlak- geen aanwijzingen om te spreken van een verstandelijke beperking. Evenmin zijn er nu aanwijzingen voor een autisme spectrum stoornis (zoals eerder wel is vastgesteld), een stemmingsstoornis of PTSS. Ten aanzien van deze laatste diagnoses wordt gesteld dat deze ook niet volledig uitgesloten kunnen worden, maar dit kon op dit moment niet goed onderzocht worden. Mogelijk dat in de toekomst nader
onderzoek hiernaar nog nodig is.
De symptomen (gestoorde realiteitstoetsing, gestoorde agressieregulatie, verminderde frustratietolerantie en impulscontrole, overzichtsverlies en verminderd mentaliserend vermogen) waren ook aanwezig in de periode van de ten laste gelegde feiten. Er zijn namelijk veel signalen dat deze vanaf 2019 in toenemende mate aanwezig zijn en ook tijdens de observatieperiode is sprake van ernstige symptomen.
Zelfs, ondanks de sterk gestructureerde omgeving van de afdeling binnen het PBC, is verdachte niet in staat gebleken om zijn boosheid en agressie goed te reguleren en deed hij herhaaldelijk forse agressieve uitspraken.
Toerekenbaarheid
Tijdens alle ten laste gelegde feiten was er sprake van eenzelfde soort dynamiek zodat alle feiten gezamenlijk besproken worden en de mate van toerekenen voor alle feiten op dezelfde manier wordt beoordeeld. In ieder geval kan worden onderbouwd dat de pathologie van verdachte in aanzienlijke mate doorwerkte ten tijde van de ten laste gelegde feiten, waarmee in ieder geval geadviseerd kan worden om verdachte de ten laste gelegde feiten in (sterk) verminderde mate toe te rekenen. Beide onderzoekers zijn het er echter ook over eens dat niet uitgesloten kan worden dat de psychotische symptomen in zo'n grote mate aanwezig waren dat de ten laste gelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen zijn aan verdachte.
Recidive
Vanuit de stoornis bezien is er een hoog risico op recidive. Er is immers sprake van ernstige symptomen en een complex ziektebeeld, wat op zijn minst al sinds enige jaren aanwezig is en in ernst lijkt toe te nemen. Verdachte toont nauwelijks enig inzicht in zijn functioneren en hij is dan ook niet bereid om zich te laten behandelen. De psychotische symptomen lijken de laatste jaren steeds meer op de voorgrond te komen staan en er is sprake van een verslechtering van het sociaal maatschappelijk functioneren van verdachte. Vanuit dit beloop wordt dan ook gevaar gezien voor escalatie van het gedrag van verdachte, richting meer fysieke agressie waarbij zeker niet kan worden uitgesloten dat deze fysieke agressie zich ook tegen personen zal gaan richten. Dit hoge risico op recidive wordt ondersteund door de gestructureerde risicotaxatie middels de HCR-20V3. Verdachte scoort hierbij op vrijwel alle items, zowel op gebied van de historische items, de klinische items als de risicohanteringsitems. Op basis van de SAPROF kunnen er geen beschermende factoren worden aangewezen.
Advies
Onderzoekers zijn van mening dat verdachte klinisch behandeld zal moeten worden in een kliniek met een hoge mate van beveiliging (gezien het gevaar op escalatie van het gedrag door verdachte). Verdachte zal in eerste instantie behandeld moeten worden met antipsychotische medicatie. Afhankelijk van het effect van deze medicatie op de aanwezige psychotische symptomen zal er hierna aanvullende diagnostiek gedaan kunnen worden naar eventuele onderliggende stoornissen zoals bijvoorbeeld een persoonlijkheidsstoornis of schizofrenie. Afhankelijk van de uitkomsten van het aanvullend onderzoek kan een meer specifiek behandelplan gemaakt worden. Door de complexiteit van de diagnostiek is het op dit moment niet goed in te schatten hoe het vervolg zal zijn. Evenmin is nu een goede inschatting te maken van de verwachte duur van de behandeling.
Gezien de omstandigheid dat sprake is van een ernstig en complex ziektebeeld, verdachte geen behandelbereidheid toont, er sprake is van een hoog risico op recidive met mogelijk ook escalatie richting meer ernstige agressie, wordt geen andere mogelijkheid gezien dan een
tbs-maatregel met dwangverpleging te adviseren. De inschatting is namelijk dat verdachte niet in staat zal zijn om zich te conformeren aan voorwaarden bij een behandeling in een voorwaardelijk kader, en bovendien is een behandeling in een voorwaardelijk kader al enkele
keren mislukt.
Stoornis en toerekenbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies en adviezen van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en de onderliggende onderzoeken die naar oordeel van de rechtbank zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank legt die conclusies dan ook mede aan haar oordeel ten grondslag. Zij oordeelt dat er bij de verdachte sprake is van de psychische stoornis zoals benoemd door de deskundigen. Bij verdachte was tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Anders dan de raadsman leest de rechtbank in de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC) wel degelijk dat de onderzoekers het er over eens zijn dat sprake is van psychotische problematiek die diagnostisch gezien in ieder geval geclassificeerd kan worden als een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en die de aanname van een causaal verband tussen de bij verdachte aanwezige problematiek en het plegen van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt. Dit maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat de feiten de verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Tbs-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van het Pieter Baan Centrum is gebleken dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege van verdachte eist. Een tbs-maatregel met voorwaarden biedt naar oordeel van de rechtbank een onvoldoende kader om de noodzakelijke behandeling bij de verdachte te waarborgen en de maatschappij te beschermen. Het recidivegevaar wordt immers gezien de complexe problematiek van de verdachte als hoog ingeschat en volgens de deskundigen zullen minder ingrijpende maatregelen dat risico onvoldoende kunnen verminderen.
De rechtbank is daarom – met de officier van justitie – van oordeel dat er geen andere mogelijkheid is dan door oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Er is sprake van een ernstig en complex ziektebeeld, terwijl daarnaast sprake is van een hoog risico op recidive met mogelijk ook escalatie in meer ernstige agressie. Daarbij heeft verdachte geen enkele behandelbereidheid getoond. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande en de ook in de houding van verdachte ten opzichte van de bedreiging van zijn ex-partner en zijn kinderen geen mogelijkheid voor een ander minder vergaand behandeltraject.
Ook overigens is aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van deze maatregel voldaan. Het onder 1 bewezenverklaarde feit behoort tot een der misdrijven omschreven in de artikel 37a Sr.
(On)gemaximeerde tbs-maatregel?
Zoals eerder is overwogen heeft de verdachte geen fysiek geweld gebruikt bij de bedreiging. Bovendien heeft deze bedreiging aangeefster via de politie bereikt. De vraag die aan de rechtbank voorligt is dan ook of de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid, Sr.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Hoewel bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht niet zonder meer als geweldsmisdrijf te duiden is, is hiervan in het onderhavige geval wel sprake.
Daartoe zijn de volgende omstandigheden redengevend.
Gelet op de omstandigheden waaronder het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan, de wijze waarop de verdachte zich (over de feiten) uitlaat en de vaststelling met betrekking tot het gedrag van de verdachte, bestaat de reële mogelijkheid dat verdachte de daad bij het woord zal voegen. De rechtbank betrekt hierbij dat het bewezenverklaarde, werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van aangeefster..
Blijkens het strafblad van verdachte is verdachte op 24 september 2020 door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank wegens onder meer huiselijk geweld gericht tegen aangeefster, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Bij dat vonnis is hem ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd. Verdachte mag gedurende twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of onderhouden met zijn ex-partner. De rechtbank heeft tevens bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verder blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen (bladzijde 32) dat is opgemaakt door de verbalisant naar aanleiding van het telefonisch contact met aangeefster dat aangeefster niet alleen hevig is geschrokken toen zij op de hoogte werd gebracht van de bedreigingen, zij nam de bedreigingen zeer serieus, te meer omdat:
- zij was ondergedoken uit angst voor verdachte;
- zij toen werd gebeld door verdachte die de voicemail had ingesproken met: "ik slacht je af en de kinderen ook";
- verdachte een contactverbod heeft en geen contact mag hebben met de kinderen;
- verdachte niet ophoudt en dat alles wat hij had gezegd ook gebeurd is in het verleden;
- zij verdachte in staat acht om zijn woorden om te zetten in daden;
- zij verdachte daar te goed voor kent.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de doodsbedreigingen zal uitvoeren zodra hij vrij komt. Nadien heeft hij, ook nog tijdens de behandeling van de zaak verschillende uitspraken gedaan waaruit kan worden afgeleid dat het risico dat hij daadwerkelijk van plan is om de doodsbedreigingen ten uitvoer te brengen reëel is.
De deskundigen hebben samenvattend geconcludeerd dat in de huidige situatie het risico op recidive als hoog wordt ingeschat, ook al op de korte termijn waarbij er ook een risico wordt gezien voor escalatie van het gedrag van verdachte richting meer ernstige (fysieke) agressie. Dit gevaar op escalatie wordt gezien op grond van het feit dat er (afgaand op de politiemutaties) in de afgelopen jaren een escalatie zichtbaar is met een toename van ontregeling in het functioneren van verdachte en een toename van agressie.
Onder deze omstandigheden is naar oordeel van de rechtbank sprake van een misdrijf (feit 1) dat gericht is tegen en minst genomen gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De totale duur van de tbs-maatregel met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Naast de tbs-maatregel zal de rechtbank de verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Gelet op de aard en de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de nadruk moet komen te liggen op de behandeling van verdachte in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zal zij aan verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die reeds door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 274 dagen, met aftrek van voorarrest. Deze straf is gelijk aan de gevangenisstraf die door de officier van justitie is gevorderd.