ECLI:NL:RBOVE:2021:4470

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
08-994591-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegaal afsteken van professioneel vuurwerk en bezit van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen uit Winschoten en Coevorden. De verdachten werden beschuldigd van het illegaal afsteken van professioneel vuurwerk, waaronder shells en cobra's, ter promotie van hun YouTube-kanaal. Tijdens de rechtszitting op 15 november 2021 werd vastgesteld dat de verdachten onvoldoende veiligheidsmaatregelen hadden genomen en niet beschikten over de vereiste deskundigheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachten werkstraffen moesten ondergaan, variërend van 54 tot 216 uur, afhankelijk van de ernst van hun daden. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en een kogelgeweer met munitie. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte niet over gespecialiseerde kennis beschikte. De rechtbank hield rekening met de impact van de voorlopige hechtenis op de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. Uiteindelijk werd een taakstraf van 216 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-994591-19 (P)
Datum vonnis: 29 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. van Ieperen en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.T. De Haas, advocaat te Harderwijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (opzettelijk):
feit 1:op 17 december 2018 professioneel vuurwerk (een flowerbed) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
feit 2:op 30 en/of 31 december 2018 (met anderen) professioneel vuurwerk (100 lawinepijlen, 36 mortierbommen, 144 mortierbommen en 40 stuks knalvuurwerk) voorhanden heeft gehad en/of tot ontbranding heeft gebracht en/of heeft opgeslagen;
feit 3:op 17 december 2018 een kogelgeweer en munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
verdachte op of omstreeks 17 december 2018, althans in of omstreeks de maand
december 2018, in de gemeente Coevorden, al dan niet opzettelijk, als een
ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te
weten: een flowerbed (Tears of Hell) voorhanden heeft gehad;
Subsidiair
verdachte op of omstreeks 17 december 2018, althans in of omstreeks de maand
december 2018, in de gemeente Coevorden, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten: - een flowerbed (Tears of Hell heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2
Primair
verdachte op of omstreeks 30 december 2017 en/of 31 december 2017, althans in
of omstreeks de maand december 2017, in de gemeente Coevorden, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel
vuurwerk, te weten: 100 stuks lawinepijlen, althans een aantal stuks lawinepijlen (Salute Rocket)
en/of 36 stuks mortierbommen / shells, althans een aantal stuks mortierbommen /
shells (Tropic, 4 inch) en/of 144 stuks mortierbommen / shells, althans een aantal stuks mortierbommen / shells (Tropic, 3 inch) en/of 40 stuks knalvuurwerk, althans een aantal stuks knalvuurwerk (Bodenblitz,
Zink) voorhanden heeft gehad en/of tot ontbranding heeft gebracht;
Subsidiair
verdachte op of omstreeks 30 december 2017 en/of 31 december 2017, althans in
of omstreeks de maand december 2017, in de gemeente Coevorden, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten: 100 stuks lawinepijlen, althans een aantal stuks lawinepijlen (Salute Rocket)
en/of 36 stuks mortierbommen / shells, althans een aantal stuks mortierbommen /
shells (Tropic, 4 inch) en/of 144 stuks mortierbommen / shells, althans een aantal stuks mortierbommen / shells (Tropic, 3 inch) en/of 40 stuks knalvuurwerk, althans een aantal stuks knalvuurwerk (Bodenblitz,
Zink) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
3
verdachte op of omstreeks 17 december 2018, in de gemeente Coevorden, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelgeweer, van het merk Mauser (1895), kaliber 7x57 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
munitie van categorie IIII, te wten 74 kogelpatronen (merk Sellier & Bellot)
en/of 11 hagelpatronen (merk Clever-Mirage) en/of 1 hagelpatroon (merk
Rottweil) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 3 januari 2018 werd een filmpje van een rookbom op de website [website] geplaatst, waarvan in de omschrijving stond vermeld dat het om een 100 kilogram zware rookbom ging. De politie heeft een onderzoek ingesteld en hieruit is onder meer gebleken dat het filmpje op 2 januari 2018 op het YouTube-kanaal ‘ [naam 1] ’ is geplaatst. Door de beheerder van dat kanaal zijn in totaal 242 filmpjes op het YouTube-kanaal geplaatst. De filmpjes vertoonden voornamelijk beelden van verschillende personen die kennelijk professioneel vuurwerk voorhanden hebben dat op verschillende locaties tot ontbranding wordt gebracht. Het YouTube-kanaal had op 3 december 2018 ruim 150.000 abonnees en de video’s waren ruim 39 miljoen keer bekeken. Ook werden er kortingscodes voor vuurwerk gedeeld via het kanaal. Op één van de filmpjes wordt een samenwerking met een persoon aangeduid als ‘ [naam 2] ’ gesignaleerd, waarnaar nader onderzoek is verricht. Eén van de locaties waar de filmpjes van ‘ [naam 2] ’ werden opgenomen, bleek gelegen aan [adres] . Verdachte staat op dit adres ingeschreven en zijn woonkamer was ook in één van de filmpjes te zien. Tijdens de doorzoeking op 17 december 2018 is in de woning van verdachte professioneel vuurwerk aangetroffen, alsmede een kogelgeweer met munitie.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 subsidiair alleen ‘een aantal stuks’ lawinepijlen en knalvuurwerk bewezen kunnen worden verklaard.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat er volgens hem geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, maar van een situatie als bedoeld in lid 1 van deze bepaling, omdat verdachte als doel het particulier gebruik had. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit stelt strafbaar gedragingen met betrekking tot professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, indien bestemd voor particulier gebruik, ongeacht de hoedanigheid van degene die deze gedragingen verricht. Artikel 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit stelt daarnaast strafbaar gedragingen met betrekking tot professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, indien deze gedragingen zijn begaan door een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, zonder de beperking ‘indien bestemd voor particulier gebruik’.
Lid 3 kan niet als een systematische specialis ten opzichte van lid 1 worden beschouwd (HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:941).
Nu lid 3 primair ten laste is gelegd, dient de rechtbank eerst te beoordelen of aan de daaraan gestelde eisen is voldaan. Daarbij stelt de rechtbank vast dat verdachte niet over gespecialiseerde kennis beschikt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende duidelijk wordt dat het om de ten laste gelegde exacte hoeveelheden professioneel vuurwerk gaat, nu het slechts gaat om vermoedens van de verbalisant op basis van hetgeen hij personen in de video heeft horen zeggen, die bovendien geen eenduidige aantallen noemen (“een stuk of 10 pak” en “30 a 40 van liggen”).
In de tenlastelegging onder feit 3 is ten aanzien van de daarin vermelde munitie de aanduiding categorie “II
II”opgenomen. Aangezien de Wet wapens en munitie (WWM) geen categorie IIII kent en de Romeinse variant van het cijfer 4 bovendien niet als IIII maar als IV moet worden geschreven, gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake is van een kennelijke verschrijving. Er is een “I” teveel of te weinig geplaatst. De opsteller van de tenlastelegging kan in beginsel slechts het oog hebben gehad op categorie “II”, of “III”, aangezien munitie alleen kan worden verschoten met wapen van één van deze categorieën. Aangezien het in dit geval gaat om munitie die enkel kan worden verschoten met een vuurwapen van de categorie III, kan het niet anders dan dat de opsteller van de tenlastelegging het oog heeft gehad op munitie van de categorie III. De rechtbank zal de tenlastelegging aldus verbeterd lezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte (het feitelijke deel van) deze ten laste gelegde feiten heeft bekend - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
feiten 1 primair en 2 primair
  • verkort proces-verbaal onderzoek vuurwerk Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) van 18 februari 2019 (pag. 1492 e.v.);
  • aanvullend proces-verbaal van bevindingen vuurwerk van 28 februari 2020 (pag. 10, 11 en 12);
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
feit 3
  • proces-verbaal onderzoek wapen van 24 januari 2019 (pag. 1052 en 1053);
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair
verdachte op 17 december 2018, in de gemeente Coevorden, opzettelijk, als een
ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te
weten: een flowerbed (Tears of Hell) voorhanden heeft gehad;
feit 2 primair
verdachte op 30 december 2017 en 31 december 2017, in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten:
een aantal stuks lawinepijlen (Salute Rocket) en
36 stuks mortierbommen / shells (Tropic, 4 inch) en
144 stuks mortierbommen / shells (Tropic, 3 inch) en
een aantal stuks knalvuurwerk (Bodenblitz, Zink)
voorhanden heeft gehad en/of tot ontbranding heeft gebracht;
feit 3
verdachte op 17 december 2018, in de gemeente Coevorden, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelgeweer, van het merk Mauser (1895), kaliber 7x57 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en munitie van categorie III, te weten: 74 kogelpatronen (merk Sellier & Bellot), 11 hagelpatronen (merk Clever-Mirage) en 1 hagelpatroon (merk Rottweil) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit, juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 55 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.
feit 2 primair
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, wordt opgelegd. Daarnaast dient een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden te worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om er rekening mee te houden dat verdachte de gevaarzetting niet heeft beoogd, dat hij een open proceshouding heeft gehad, dat het gebeurde – in het bijzonder de voorlopige hechtenis – grote impact op verdachte heeft gehad en dat de redelijke termijn is overschreden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht gelet op het voorgaande aan verdachte enkel een taakstraf op te leggen. Voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf bestaat geen aanleiding, nu er, ook volgens de reclassering, geen sprake is van criminogene factoren op grond waarvan voor herhaling moet worden gevreesd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een wapen met meerdere soorten munitie voorhanden gehad. Dit is een ernstig feit, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk wapen en munitie tot (levens)gevaarlijke situaties kan leiden. De gevolgen van het gebruik van vuurwapens zijn over het algemeen desastreus en veroorzaken in de maatschappij ontwrichtende gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast heeft verdachte rond de jaarwisseling van 2017/2018 professioneel vuurwerk voorhanden gehad en afgestoken. Het is algemeen bekend dat het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en het ondeskundig afsteken hiervan, ernstig gevaar voor de omgeving (mens en milieu) kan opleveren. Verdachte heeft zich geen rekenschap van het voorgaande gegeven en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Als uitgangspunt geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden bij het voorhanden hebben van een geweer van categorie III in een woning. Ten aanzien van het voorhanden hebben van 50 tot 100 patronen geldt als uitgangspunt een geldboete van
€ 350,00 tot € 1.000,00.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2021 blijkt dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
Uit de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage van 3 februari 2021 komt naar voren dat de recidivekans als laag wordt ingeschat. Verdachte heeft al twee jaar geen vuurwerk of carbid meer afgeschoten. Het delict lijkt mede gelet op de afwezigheid van relevante documentatie om een incident te gaan waardoor een taakstraf wordt geadviseerd.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop, de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld en de termijn die met de behandeling van de strafzaak is gemoeid.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Op 17 december 2018 is in de woning van verdachte binnengetreden, is verdachte aangehouden en aansluitend in verzekering gesteld, zodat deze datum als aanvang van de redelijke termijn dient te gelden. In deze zaak had dus uiterlijk op 17 december 2020 een eindvonnis gewezen moeten worden. Het vonnis dateert van 29 november 2021, waardoor er sprake is van een termijnoverschrijding van ruim elf maanden. Vanuit de zijde van het Openbaar Ministerie is geen verklaring gegeven waarom de zaak niet eerder op zitting is gepland. De rechtbank zal dan ook rekening houden met deze overschrijding en overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt een “korting” hanteren van tien procent.
Gelet op het tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheid dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie na de bewezenverklaarde feiten niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen en zijn leven op de rit heeft, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijke (gevangenis)straf.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een taakstraf voor de duur van 240 uur aan verdachte moet worden opgelegd. Na aftrek van voornoemde korting komt de rechtbank uit op een taakstraf voor de duur van 216 uur, met aftrek van de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
In overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen (vuurwapen Mauser wapennr. 6355 en munitie: 12x hagelpatroon en 74x 7x57 patronen) onttrokken moeten worden aan het verkeer omdat zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 36b, 36d, 47 en 57 Sr en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2 primair
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
216 (tweehonderdenzestien) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
108 (honderdacht) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten: vuurwapen Mauser wapennr. 6355 en munitie 12x hagelpatroon en 74x 7x57 patronen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M. van Berlo en
mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
mr. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met naam DeLorean. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.