ECLI:NL:RBOVE:2021:4459

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
ak_20_1960
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor babyuitzet in de vorm van een lening en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de toekenning van bijzondere bijstand aan eiseres voor de aanschaf van een babyuitzet in de vorm van een lening. Eiseres, die onverwacht zwanger was geworden, had verzocht om bijzondere bijstand, omdat zij niet in staat was om voor de kosten te reserveren. In het besluit van 8 april 2020 werd haar bijzondere bijstand toegekend, maar in het bestreden besluit van 1 september 2020 werd het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat haar was toegezegd dat de bijstand als gift zou worden verstrekt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank heeft de zaak op 21 september 2021 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat eiseres en verweerder het erover eens waren dat de kosten voor de babyuitzet noodzakelijk waren, maar dat er onenigheid bestond over de wijze van verstrekking van de bijstand. Eiseres voerde aan dat de inkomensconsulent haar had toegezegd dat de bijstand als gift zou worden verstrekt, maar de consulent ontkende dit. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de toezegging daadwerkelijk was gedaan en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde. De rechtbank oordeelde dat verweerder de bijstand niet als gift hoefde te verstrekken, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf eiseres geen gelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.I. van Meel, in aanwezigheid van griffier mr. E.G.M. ten Kate, en werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/1960

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder

(gemachtigde: F.J.M. Wijnberg).

Procesverloop

In het besluit van 8 april 2020 (eerste besluit) heeft verweerder eiseres bijzondere bijstand toegekend voor een babyuitzet in de vorm van een lening.
In het besluit van 1 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft al enige tijd een uitkering op grond van de Participatiewet.
Onverwacht is zij zwanger geworden. Zij heeft verweerder daarom verzocht om bijzondere bijstand zodat zij een baby-uitzet kan aanschaffen. Naar aanleiding van haar aanvraag heeft zij een gesprek gehad met de inkomensconsulent. Dit heeft geleid tot de besluitvorming zoals weer gegeven onder het kopje “procesverloop”.
Wat vinden partijen
2. Eiseres stelt dat de inkomensconsulent haar heeft toegezegd dat de bijzondere bijstand als gift zou worden verleend. Haar vriendin was bij het gesprek aanwezig en die was getuige van deze toezegging. Tijdens de zitting heeft eiseres een schriftelijke verklaring van deze vriendin overgelegd die dit bevestigd. Verweerder dient zich ook aan een mondelinge toezegging te houden.
Er was ook sprake van een bijzondere situatie; eiseres was onverwacht zwanger en heeft hiervoor daarom niet kunnen reserveren. In januari had ze nog maar 50 euro en ze wilde haar kind de best mogelijke start geven.
3. In het eerste besluit heeft verweerder eiseres leenbijstand verleend voor de baby-uitzet. Verweerder stelt, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie, dat de aanvraag eigenlijk had moeten worden afgewezen. Eiseres had moeten reserveren voor een baby-uitzet, er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid en er is een voorliggende voorziening. De aanvraag is niet alsnog afgewezen in het bestreden besluit, omdat eiseres er door het indienen van een bezwaarschrift niet op achteruit mag gaan. De toekenning van de leenbijstand wordt in het bestreden besluit gehandhaafd.
De consulent stelt uitdrukkelijk dat zij geen toezegging heeft gedaan dat de bijzondere bijstand zou worden verstrekt als gift. Dat zij die toezegging wel heeft gedaan is ook niet aannemelijk. Eiseres moet onderbouwen dat haar dat wel is toegezegd. Eiseres heeft daarvoor geen bewijsstukken overgelegd. Haar beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Wat oordeelt de rechter
4.1
Eiseres en verweerder zijn het erover eens dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen en dat deze noodzakelijk zijn en dat een baby-uitzet “noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen” zijn. In artikel 51 van de Participatiewet staat dat de bijzondere bijstand die wordt verleend voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, of om niet.
4.2
Eiseres en verweerder zijn het niet eens over de manier waarop de bijzondere bijstand is verstrekt, namelijk als leenbijstand. De rechtbank begrijp dat eiseres stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden en dat verweerder de bijzondere bijstand daarom als gift had moeten verstrekken. Eiseres heeft in dit verband, samengevat, aangevoerd dat zij onverwacht zwanger is geraakt en niet voor de desbetreffende kosten heeft kunnen reserveren.
4.3
De rechtbank vindt het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het (onverwacht) zwanger worden geen bijzondere omstandigheid, omdat je tijdens de zwangerschap kan sparen voor de kosten van de baby-uitzet of de kosten achteraf gespreid kan betalen [1] . Dit staat ook in het beleid van verweerder. Het uitgangspunt is dus dat voor een baby-uitzet geen bijzondere bijstand wordt verleend. Uit het beleid van verweerder volgt dat, bij wijze van uitzondering, wel bijzondere bijstand kan worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden. Die bijstand wordt dan verstrekt als borgtocht of als lening. Alleen als sprake is van (verdere) bijzondere omstandigheden is het mogelijk de bijstand voor een baby-uitzet als gift te verstrekken.
Verweerder heeft kennelijk aangenomen dat sprake was van bijzondere omstandigheden en eiseres wel leenbijstand gekregen. Er is dus voor haar al een uitzondering gemaakt, kennelijk omdat zij onverwacht zwanger was geraakt, geen draagkracht had om in de kosten te voorzien en vanwege het coronavirus. Uit wat eiseres heeft aangevoerd en uit haar toelichting tijdens de zitting, is niet gebleken dat haar situatie zodanig uitzonderlijk was dat op de uitzondering nog een extra uitzondering gemaakt had moeten worden en dat eiseres de bijzondere bijstand als gift had moeten krijgen. Op grond van de wet- en regelgeving heeft verweerder de bijstand dan ook niet als gift hoeven te verstrekken.
5.1
Vervolgens ligt nog de vraag voor of verweerder aan eiseres heeft toegezegd dat de bijstand in de vorm van een gift zou worden verstrekt. Eiseres doet daarmee een beroep op het vertrouwensbeginsel – namelijk dat zij er op mocht vertrouwen dat die toezegging ook werd nagekomen.
5.2
Daarvoor is van belang dat aannemelijk is geworden dat die toezegging ook werkelijk is gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en legt hieronder uit waarom zij tot dat oordeel komt.
5.3
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in elk geval vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat de overheid de betreffende toezegging heeft gedaan. Verder is vereist dat de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Kortom: eiseres zal in dit geval aannemelijk moeten maken dat de consulent haar heeft toegezegd dat de bijzondere bijstand als gift zou worden verstrekt.
5.4
De verklaringen van eiseres en de inkomensconsulent komen niet overeen. Eiseres heeft verklaard dat gezegd is dat de bijstand in de vorm van een gift zou worden verstrekt. De inkomensconsulent heeft dit ontkend. Zij heeft dit toegelicht in een email van 3 juli 2020. Daarbij verklaart zij dat zij heeft gezegd dat een babyuitzet kon worden verstrekt in de vorm van leenbijstand, maar dat zij dit misschien ook wel om niet kon verstrekken als zij de situatie grondig had bekeken.
Eiseres heeft tijdens de zitting een verklaring overgelegd van de vriendin die mee was naar het gesprek. Deze vriendin schrijft dat de toezegging van een gift duidelijk werd aangegeven door de consulente. De brief vermeldt verder: “Daarin werd in twee delen een geldbedrag gegeven. Eén van voor de bevalling en dan één erna.” Hieruit volgt echter niet dat sprake is van een toezegging van het verstrekken van het bedrag als een gift, omdat leenbijstand ook op deze manier (namelijk in twee delen) wordt verstrekt. Dus hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres heeft begrepen dat de bijstand zou krijgen als gift, is dat uit haar verklaring en die van haar vriendin niet perse af te leiden. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat verweerder tijdens de zitting heeft verklaard dat de inkomensconsulent dit werk al lang doet en met wet- en regelgeving bekend is. Zij heeft in de email van 3 juli 2020 ook vermeld dat het niet mogelijk is voor een consulent om een dergelijke toezegging te doen, zonder dat de aanvraag is bekeken. De consulente heeft voor eiseres al een uitzondering gemaakt door leenbijstand toe te kennen. Het is daarom niet aannemelijk dat de consulent – met deze kennis – nog een verdergaande toezegging zou hebben gedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.G.M. ten Kate, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1466