ECLI:NL:RBOVE:2021:4431
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens proeftijd verbonden aan voorwaardelijk sepot
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verzoek om naturalisatie van eiser, die momenteel in een proeftijd zit die verbonden is aan een voorwaardelijk sepot door de Officier van Justitie. Eiser had op 10 december 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd op 19 november 2020 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde. Dit was gebaseerd op informatie van de politie over een openstaande strafzaak tegen eiser, die op 30 oktober 2020 voorwaardelijk was geseponeerd met een proeftijd van twee jaar.
Eiser heeft tegen de afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoerde dat de proeftijd geen reden zou moeten zijn voor afwijzing van zijn naturalisatieverzoek. Tijdens de zitting heeft eiser zijn standpunt verder toegelicht, waarbij hij verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de omstandigheden die hebben geleid tot de mishandeling waarvoor hij verdacht werd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verweerder op goede gronden het verzoek om naturalisatie heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de proeftijd, verbonden aan het voorwaardelijk sepot, een legitieme reden was om het verzoek af te wijzen, en dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de regels in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van het naturalisatieverzoek.