ECLI:NL:RBOVE:2021:4366

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
RK 21/15792
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op contanten en softdrugs in het kader van een klaagschrift door een coffeeshopeigenaar

In deze zaak heeft de Raadkamer van de Rechtbank Overijssel op 12 november 2021 een klaagschrift behandeld van een klager die een coffeeshop in Deventer exploiteert. Het klaagschrift, ingediend door zijn raadsman mr. F.J.M. Kobossen, betreft een beslag dat op 14 oktober 2021 is gelegd op een geldbedrag van bijna € 70.000 en een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, naar aanleiding van een politie-inval in de woning van de klager. De klager verzocht om teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, maar de Raadkamer oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave. De Raadkamer concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring van het geldbedrag en onttrekking aan het verkeer van de softdrugs, gezien de grote hoeveelheden die zijn aangetroffen en de overtredingen van de Opiumwet. De Raadkamer verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij het belang van de strafvordering zwaarder woog dan de belangen van de klager.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/015792-21
Klaagschriftnummer: RK 21/15792
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
domicilie kiezende aan het kantooradres van zijn raadsman mr. F.J.M. Kobossen,
kantoorhoudende aan de H.W. Iordensweg 1 A te (7391 KA) Twello,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift dateert van 15 oktober 2021 en is op diezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager, onder wie het beslag is gelegd, door zijn raadsman mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Twello.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op een geldbedrag van bijna € 70.000,-- en 25-30 kilogram softdrugs. Er wordt geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave. Het klaagschrift strekt tot teruggave van de voormelde voorwerpen.
Het klaagschrift is – na verwijzing van de enkelvoudige raadkamer naar de meervoudige raadkamer op 3 november 2021 – behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 12 november 2021. Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. A. Schotman, klager en zijn raadsman gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van:
  • het voormelde klaagschrift op grond van artikel 552a Sv met bijlagen en de nadien daaromtrent door de raadsman overgelegde stukken;
  • een conclusie van de officier van justitie van 15 oktober 2021;
  • de relevante stukken uit het dossier van de strafzaak tegen klager;
  • de door de officier van justitie, klager en zijn raadsman gegeven toelichting in raadkamer.

2.De standpunten

Standpunt klager
Het standpunt van klager is dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard, dat het beslag moet worden opgeheven en dat zowel het inbeslaggenomen geldbedrag als de softdrugs aan hem moet worden teruggeven. De melding die tot een doorzoeking van de woning van klager heeft geleid blijkt afkomstig te zijn van een ex-werknemer van klager, [naam] . Klager stelt dat [naam] hem eens heeft bestolen, waarna hij hem op staande voet heeft ontslagen. Dat [naam] voornoemde melding bij de politie heeft gedaan, is in de visie van klager niets anders dan wraak.
Klager heeft reeds vierentwintig jaren een coffeeshop in Deventer, [coffeeshop] . De onderneming beschikt over een geldige gedoogbeschikking. Het inbeslaggenomen geldbedrag is handelsgeld, de inbeslaggenomen softdrugs is voorraad. Indien het beslag niet aan klager wordt geretourneerd, komt de continuïteit van zijn onderneming in gevaar.
In de visie van klager ontbreekt een belang van strafvordering dat het voortduren van het beslag vordert.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. In (de garage van) de woning van klager is aangetroffen: een geldbedrag van € 67.525,--, 4.759 voorgedraaide joints en 70,78 kilogram hennep/hasj/mix van hennep en tabak. Het geldbedrag betreft volgens klager inkoopgeld. De helft van de betalingen in de coffeeshop worden namelijk contant gedaan. Het contant geld wordt vervolgens gebruikt om nieuwe voorraad in te kopen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1965, volgt dat in beginsel al het uit de (gedoogde) handel in softdrugs verkregen voordeel geacht wordt wederrechtelijk verkregen te zijn als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De grote hoeveelheid softdrugs betreft volgens klager handelsvoorraad. Voor coffeeshops wordt het houden van een handelsvoorraad van 500 gram gedoogd. In de woning van klager is een veelvoud daarvan aangetroffen. Klager heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 3 onder b en/of c van de Opiumwet. De officier van justitie concludeert dat het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich wél verzet tegen teruggave, omdat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking van de bovenstaande verdovende middelen zal bevelen nu dit verboden middelen betreft. Bovendien is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het bovenstaande geldbedrag zal bevelen, nu dit geld geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit is verkregen.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Feiten en omstandigheden
Op 14 oktober 2021 is de politie naar aanleiding van een melding, inhoudende dat er een grote hoeveelheid drugs en ‘zwart’ geld in de woning van klager zou liggen, in de woning van klager binnengetreden met een machtiging van een hulpofficier van justitie op grond van artikel 96 Sv en artikel 9, eerste lid, onder b van de Opiumwet.
Een geldbedrag van € 67.525,--, 4.759 voorgedraaide joints, 23,985 kilogram hasj, 39,685 kilogram henneptoppen en 7,11 kilogram mix van hennep en tabak zijn bij die doorzoeking op de voet van artikel 94 Sv in beslag genomen.
Klager is als verdachte aangehouden voor het overtreden van de Opiumwet.
Maatstaf
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in de aan te leggen toetsingsmaatstaf.
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De raadkamer dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dat laatste geval moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, ook in een zaak betreffende een ander dan de klager, of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
Overwegingen
Klager wenst de inbeslaggenomen voorwerpen terug te krijgen. De raadkamer zal hier niet toe overgaan.
Klager wist dat in de coffeeshop de aanwezigheid van een handelsvoorraad van 500 gram softdrugs wordt gedoogd. Dit is uitdrukkelijk als voorwaarde opgenomen in de aan klager verleende gedoogbeschikking. Het is voor een ieder duidelijk, zoals klager in dit geval ook heeft betoogd, dat een voorraad van die omvang veelal ontoereikend is om aan de vraag in een coffeeshop te kunnen voldoen en dat de ondernemer die een coffeeshop drijft om die reden de voorraad in zijn coffeeshop met grote regelmaat dient aan te vullen, vaak vanuit een voorraad die elders wordt aangehouden (de zogenoemde ‘achterdeurproblematiek’ van het coffeeshopbeleid). Dat neemt niet weg dat het op de weg van de exploitant, in dit geval klager, ligt om de exploitatie van zijn coffeeshop in te richten en te voeren met inachtneming van daarvoor geldende wet- en regelgeving, waaronder de voorwaarden van de hem verleende gedoogbeschikking. Bevoorrading vormt een wezenlijk onderdeel van de exploitatie van een onderneming, ook wanneer het een coffeeshop betreft. Dit brengt mee dat in het geval de bevoorrading door omstandigheden (tijdelijk) niet of onvoldoende kan plaatsvinden op de door de klager gewenste wijze, in dit geval omdat hij niet uit de elders door hem aangehouden voorraad kan putten, een omstandigheid is die, in beginsel, behoort tot het ondernemersrisico van klager.
Op grond van de Opiumwet is het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en/of verstrekken van softdrugs, dan wel het aanwezig hebben daarvan, strafbaar. In (de garage van) de woning van klager is een grote hoeveelheid softdrugs en een aanzienlijk bedrag in contanten aangetroffen. Klager is daarom als verdachte aangehouden voor het overtreden van die Opiumwet. Dat de aangetroffen softdrugs en het bedrag in contanten in de visie van klager handelsvoorraad voor zijn coffeeshop betreft respectievelijk handelsgeld van zijn coffeeshop, al dan niet verantwoord in het kasboek van zijn coffeeshop, maakt dit in dit stadium niet anders.
Bij deze stand van zaken is de raadkamer van oordeel dat het belang van strafvordering zich tegen de teruggave van voornoemde voorwerpen verzet, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag of de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen softdrugs zal bevelen. Het beslag dient daarom te worden gehandhaafd wegens het voortduren van strafvorderlijk belang.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

De raadkamer verklaart het klaagschrift
ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. H. Manuel, rechters, in tegenwoordigheid van N. Klunder als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2021.
Buiten staat
mr. G.H. Meijer is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.