ECLI:NL:RBOVE:2021:4213

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
ZWO_20_2010
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke was afgewezen door verweerder op basis van de conclusie dat eiser in de te beoordelen periode beschikte over arbeidsvermogen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig waren uitgevoerd. Eiser, geboren op 8 juli 1987, had in het verleden verschillende opleidingen gevolgd en was tot april 2018 werkzaam geweest. Na een ziekmelding in 2018 had hij een Ziektewet-uitkering ontvangen, maar de rechtbank concludeerde dat hij op basis van de beschikbare medische informatie en de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat hij over basale werknemersvaardigheden beschikte en in staat was om ten minste vier uur per dag te werken. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om de Wajong-aanvraag af te wijzen, bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/2010

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. S. van de Griek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: M.A. Kuilderd).

Procesverloop

In het besluit van 19 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) afgewezen.
In het besluit van 11 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn ambulant begeleidster [naam 1] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser is geboren op 8 juli 1987. Hij staat onder bewind en woont samen. Eiser studeerde tot 1 juli 2006. In 2008, 2015 en 2016 heeft hij verschillende opleidingen gevolgd, afgerond met een diploma dan wel certificaat. Eiser heeft tot en met april 2018 in verschillende banen gewerkt.
1.2.
Op 24 september 2015 (ontvangen door verweerder op 29 september 2015) heeft eiser een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij deze aanvraag heeft eiser een ‘Verslag Psychologisch Onderzoek’ van PACT (Psychodiagnostiek en Advies Centrum Twente), met onderzoeksdata 22 en 29 juni 2015 gevoegd.
In het besluit van 3 november 2015 heeft verweerder vastgesteld dat eiser arbeidsvermogen heeft. De aanvraag is daarom afgewezen. Tevens is beslist dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de indicatie banenafspraak. Dit besluit staat in rechte vast.
1.3.
Eiser heeft vanaf augustus 2015 tot en met februari 2017 gewerkt als evenementen beveiliger en in de periode van 1 juni 2016 tot 30 april 2018 als taxichauffeur schoolvervoer bij Brookhuis Personenvervoer B.V., voor ongeveer 35,52 uur per week.
1.4.
Eiser heeft zich op 24 mei 2018 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld met fysieke en psychische klachten. Bij besluit van 17 augustus 2018 heeft verweerder aan eiser met ingang van 1 augustus 2018 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.5.
Eiser heeft op 2 november 2018 zijn werkzaamheden als taxichauffeur bij Brookhuis voor 18 uur per week hervat, maar nu in de functie van taxichauffeur personenauto.
1.6.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) is eiser op 6 juni 2019 op het spreekuur van een arts van verweerder geweest. Deze arts heeft vastgesteld dat eiser belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juli 2019. Een arbeidsdeskundige heeft na onderzoek vastgesteld dat eiser niet meer geschikt is voor het werk van taxichauffeur schoolvervoer voor 35,52 uur per week maar wel voor het vervullen van andere passende functies. Volgens de arbeidsdeskundige kan eiser 100% verdienen van het maatmaninkomen.
1.7.
Verweerder heeft in het besluit van 13 augustus 2019 de ZW-uitkering van eiser met ingang van 14 september 2019 beëindigd, omdat eiser op 23 mei 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij voor de ziekmelding verdiende. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In bezwaar is naar aanleiding van een verslag van PACT, waaruit naar voren komt dat sprake is van een zeer lichte verstandelijke beperking en ASS, de FML op 29 november 2019 aangepast.
1.8.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in verband met de gewijzigde FML de volgende drie functies geselecteerd: wikkelaar (SBC-code 267053), machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) en machinebediende inpak- verpakkingsmachine (SBC-code 271093). Het verdienvermogen is berekend op 69,6%. Het bezwaar van eiser tegen het besluit van 13 augustus 2019 is in het besluit van 24 december 2019 ongegrond verklaard. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Dit besluit staat in rechte vast.
1.9.
Met een door verweerder op 1 oktober 2019 ontvangen formulier heeft eiser om een beoordeling van zijn arbeidsvermogen verzocht en een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. In verband met deze aanvraag heeft de verzekeringsarts L.A. Gras eiser op
21 januari 2020 op het telefonisch spreekuur gesproken en het dossier bestudeerd. Volgens de verzekeringsarts zijn de diagnoses zeer lichte verstandelijke beperking en ASS de enige diagnoses waarvan kan worden vastgesteld dat deze ook op 18-jarige leeftijd / tijdens studie al aanwezig waren. Deze arts heeft vastgesteld dat eiser momenteel beperkingen heeft als gevolg van ziekte of gebrek, zoals eerder vastgelegd in een FML van 29 november 2019. Volgens de verzekeringsarts is eiser zelfs met de extra ziektes welke na de Wajong verzekerde periode zijn ontstaan, minimaal 4 uur per dag belastbaar en kan hij meer dan 65% van het oude loon verdienen. Medisch gezien zijn er geen redenen om aan te nemen dat eiser niet één uur aaneengesloten kan werken.
Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens geconcludeerd dat eiser op het moment van de aanvraag arbeidsvermogen heeft. Op basis van de FML van 29 november 2019 is er geen aanleiding om te veronderstellen dat eiser niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Hij kan ook samenwerken met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak. Verder stelt de arbeidsdeskundige vast dat recent bij de EZWb en in bezwaar is vastgesteld dat eiser in staat is 65% van zijn oude loon (taxichauffeur schoolvervoer) te verdienen in ander passend werk. Op basis van de analyse arbeidsvermogen is de arbeidsdeskundige van mening dat eiser de taak ‘invoeren van gegevens’ kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De belasting bij deze taak past bij de belastbaarheid, zoals beschreven in de analyse arbeidsvermogen. Met deze belastbaarheid kan eiser eenvoudig administratief werk uitvoeren. Omdat op het moment van de aanvraag sprake is van arbeidsvermogen is de duurzaamheid niet beoordeeld.
1.10.
In het besluit van 19 februari 2020 heeft verweerder geweigerd aan eiser een Wajong- uitkering toe te kennen, omdat hij arbeidsvermogen heeft. Het bezwaar van eiser is bij besluit op het bezwaar van 11 september 2020 ongegrond verklaard.
2. Eiser stelt in beroep dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, zodat hij wel in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Eiser is niet in staat om meer dan 2 uur per dag te werken en hij vraagt zich af of hij over basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiser wijst op de ASS-problematiek, de depressieve stoornis en agorafobie. Ook heeft hij schouderklachten en klachten aan de rechterarm, waardoor hij in arbeid is belemmerd. Eiser stelt dat verweerder zijn beperkingen op de data in geding heeft onderschat. Hij is niet tot nauwelijks inzetbaar in een arbeidsorganisatie. Eiser heeft erop gewezen dat zijn beperkingen en stoornissen van permanente aard zijn. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het rapport van 14 oktober 2020 van [naam 2] , werkzaam bij DCW, het rapport van
8 januari 2021 van [naam 1] ambulant begeleidster bij Aveleijn en het CIZ-indicatiebesluit van 23 april 2021.
3. De beoordeling door de rechtbank
Het wettelijk kader en het inhoudelijke geschil
3.1.
Eiser komt in aanmerking voor een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het tweede lid wordt de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Volgens het zesde lid moeten de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie worden beoordeeld aan de hand van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en voor zover nodig een arbeidsdeskundig onderzoek.
3.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Verweerder moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen en moet vervolgens de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen worden beoordeeld. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 april 2018, (ECLI:NL:CRVB:2018:1018). De vereisten onder a. en b. worden beoordeeld door een arbeidsdeskundige. De vereisten onder c. en d. worden beoordeeld door een verzekeringsarts.
3.3.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarden dat eiser niet ten minste vier uur per dag belastbaar is en niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De te beoordelen periode loopt in verband met haar studie van 1 juli 2006 tot 1 juli 2011.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn geweest. Uit de opgestelde rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen bij de onderzoeken beschikten over de beschikbare medische informatie. De verzekeringsartsen hebben alle informatie en wat eiser in de loop van de procedure naar voren heeft gebracht, in de beoordelingen betrokken en besproken in de rapporten. Volgens de primaire verzekeringsarts is zowel bij de EZWb als later in de bezwaarprocedure vast komen te staan dat eiser 65% van zijn oude loon kan verdienen. In 2019 (bij de EZWb) is vastgesteld dat eiser zelfs met de extra ziektes die na de Wajong verzekerde periode zijn ontstaan, mimimaal vier uren per dag belastbaar is en meer dan 65% van zijn oude loon kan verdienen. Er is medisch gezien geen aanleiding om aan te nemen dat eiser niet een uur aaneengesloten kan werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het hiermee eens. Aan de weging van de verzekeringsarts hoeft volgens haar niets toegevoegd te worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser in navolging van de verzekeringsarts vier uur per dag belastbaar geacht, al dan niet verdeeld over de dag. De in beroep overgelegde rapporten van 14 oktober 2020 van DCW en Aveleijn van 8 januari 2021 hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gegeven om tot een andere conclusie te komen. Zij heeft herhaald dat bij de EZWb is vastgesteld dat eiser minimaal vier uur per dag belastbaar is en meer dan 65% kon verdienen van zijn oude loon. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat het gaat om een belastbaarheid van in totaal tenminste vier uur per dag en dat het voor de beoordeling niet noodzakelijk is om vier uur aaneengesloten belastbaar te zijn. Wanneer eiser minder dan vier uur aaneengesloten belastbaar zou zijn, is er binnen de 24-uurscyclus nog een zodanige recuperatie mogelijk dat eiser na recuperatie nog enige tijd aaneen belastbaar is. Er is voor de rechtbank geen aanleiding om de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit standpunt niet te volgen. Uit de door eiser overgelegde medische informatie blijkt niet dat eiser per de data in geding niet vier uur per dag belastbaar is. Evenmin geeft deze informatie aanleiding uit te gaan van verdergaande beperkingen dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Daarbij betrekt de rechtbank dat het besluit van 24 december 2019 in rechte vast staat. Voor zover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de gezondheidstoestand van eiser in de te beoordelen periode en het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen, komen deze omstandigheden voor risico van eiser. [1]
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige onderzoeken ook voldoende zorgvuldig zijn geweest. Verweerder heeft met de arbeidskundige rapporten voldoende gemotiveerd dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt. Er is geen aanleiding de arbeidsdeskundigen in dit gemotiveerde standpunt niet te volgen. Bij deze vaardigheden gaat het erom dat een persoon instructies van de werkgever moet kunnen begrijpen, onthouden en uitvoeren en dat afspraken met de werkgever kunnen worden nagekomen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij niet over deze vaardigheden beschikt.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft terecht opgemerkt dat de ondergrens voor de Wajong is of iemand kan werken in een beschutte werkomgeving. De arbeidsdeskundige heeft daarbij betrokken dat in dit geval niet is aangegeven dat eiser intensieve begeleiding nodig heeft, maar ook als hij dat wel nodig had, zou hij dus niet in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering. De rechtbank is van oordeel dat de motivatie van eiser om te gaan werken, namelijk zijn deelname aan de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) en om dit traject goed te vervolgen, aan het voorgaande niet af kan doen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tot en met 2018 heeft gewerkt en dat het werk is beëindigd in verband met het aflopen van zijn arbeidscontract.
Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen het standpunt van verweerder dat hij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en een uur aaneengesloten kan werken. Deze voorwaarden behoeven daarom geen bespreking.
3.6.
De rechtbank ziet in de stelling van eiser dat hij met ingang van 23 april 2021 in aanmerking is gebracht voor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), omdat hij is aangewezen op 24-uurszorg, geen aanleiding voor een andere conclusie. Het wettelijk beoordelingskader van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015 komt niet overeen met dat van de Wlz. Ook dateert de Wlz-beoordeling ruim van na de in dit geding te beoordelen periode.
3.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat eiser in de te beoordelen periode beschikte over arbeidsvermogen en om die reden, ondanks de voor hem aangenomen beperkingen, niet als jonggehandicapte is aan te merken. Aan de vraag of eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, wordt dus niet toegekomen. Verweerder heeft terecht geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering. Het bestreden besluit blijft in stand.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzitter, en mr. R.J. van Lochem en mr. A.M.S. Kuipers, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Knol, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld CRvB van 18 april 2019, (ECLI:NL:CRVB:2019:1356)