In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het CAK over de hoogte van de eigen bijdrage voor beschermd wonen. Eiser, die sinds 2015 een maatwerkvoorziening ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), was het niet eens met de vastgestelde hoge eigen bijdrage voor de zorgjaren 2018 en 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigen bijdrage voor zorgjaar 2018 ten onrechte was opgelegd, omdat er geen formele indicatie voor beschermd wonen was afgegeven. Eiser had in dat jaar geen nieuwe indicatie ontvangen, waardoor de hoge eigen bijdrage niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd, evenals de primaire besluiten die betrekking hadden op zorgjaar 2018.
Voor zorgjaar 2020 oordeelde de rechtbank eveneens dat de hoge eigen bijdrage niet terecht was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat eiser in de praktijk niet de zorg had ontvangen die bij een beschermd wonen-indicatie hoort, aangezien hij zelfstandig woonde en slechts beperkte begeleiding ontving. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet mocht uitgaan van de verstrekte informatie over de indicatie en had moeten onderzoeken of deze informatie juist was. Ook voor zorgjaar 2020 werd het beroep gegrond verklaard, en de rechtbank herroept de primaire besluiten die betrekking hebben op dit jaar. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoed.