4.3.De aangevraagde activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ ziet op het in strijd met bestemmingsplan A bouwen van een akkerbouwloods buiten het bouwvlak. Er zijn geen andere strijdigheden met bestemmingsplannen A en B.
Aan het vergunnen van deze activiteit kan medewerking worden verleend door toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo. Hiervoor is vereist dat de raad van de gemeente Hardenberg (hierna: de gemeenteraad) een verklaring van geen bedenkingen (hierna: vvgb) zoals bedoeld in artikel 2.27 van de Wabo in samenhang met artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) afgeeft. De gemeenteraad heeft op 18 december 2018 een ontwerp-vvgb afgegeven.
5. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat voor de aangevraagde wijzigingen van de inrichting ook een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb), onderdeel gebiedsbescherming, is vereist. Deze vergunning is op 4 juli 2017 door [naam] aangevraagd en deze is op 14 maart 2018 verleend. Deze Wnb-vergunning is onherroepelijk. Omdat de aanvraag voor een omgevingsvergunning betrekking heeft op hetzelfde project waarvoor de Wnb-vergunning is verleend, wordt het onderdeel gebiedsbescherming niet betrokken in de besluitvorming over de aangevraagde omgevingsvergunning.
6. Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning (voor de activiteiten ‘bouwen’, ‘afwijken van het bestemmingsplan’ en ‘milieu’) en de ontwerp-vvgb hebben vanaf 1 maart 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is hierbij in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen. Eisers A en eisers B hebben zienswijzen ingediend.
De definitieve vvgb is op 10 september 2019 door de gemeenteraad afgegeven.
7. In het bestreden besluit van 17 oktober 2019 heeft verweerder aan [naam] een omgevingsvergunning verleend voor de navolgende activiteiten:
- Het bouwen van een opslag- en bewaarloods voor akkerbouwproducten (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo).
- Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van deze loods buiten het bouwvlak (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
- Het uitbreiden van de inputcapaciteit van de co-vergistingsinstallatie van 49.500 ton naar in totaal 70.000 ton mest en co-substraten per jaar, het verwerken van 70.000 ton mest per jaar los van de vergistingsinstallatie, de bouw van een opslag- en bewaarloods voor akkerbouwproducten en het doorvoeren van wijzigingen in de bedrijfsvoering inclusief bijbehorende installatieonderdelen en logistieke faciliteiten (artikel 2.1, eerste lid, onder e, sub 2 en 3, en artikel 2.6 (revisievergunning) van de Wabo).
8. Artikel 6:13 van de Awb bepaalt dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht.
Het Hof van Justitie heeft op 14 januari 2021 in het zogenoemde ‘Varkens in Nood’-arrest (zaak C-826/18; ECLI:EU:C:2021:7), samengevat weergegeven, bepaald dat artikel 6:13 van de Awb in strijd is met het Verdrag van Aarhus, dat onder meer de toegang tot de rechter regelt in besluiten over milieu-aangelegenheden, de zogenoemde ‘Aarhus-besluiten’.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:786) geoordeeld dat dit arrest een wetswijziging van artikel 6:13 van de Awb noodzakelijk maakt. In deze uitspraak en de uitspraak van 4 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:953) heeft de Afdeling bepaald hoe om te gaan met dit arrest, in afwachting van deze wetswijziging. Samengevat weergegeven en voor zover in deze zaak van belang, heeft de Afdeling geoordeeld dat een belanghebbende (rechts)persoon in beroep kan gaan bij de bestuursrechter tegen een omgevingsbesluit dat is voorbereid met de uniforme voorbereidingsprocedure en dat, voor de ontvankelijkheid van dit beroep, niet is vereist dat een zienswijze tegen het ontwerpbesluit is ingediend. De onderdelentrechter, neergelegd in artikel 6:13 van de Awb, kan niet aan deze belanghebbende (rechts)persoon worden tegengeworpen zodat tegen alle besluitonderdelen beroep kan worden ingesteld. 9. In deze zaak is sprake van een omgevingsbesluit dat is voorbereid met de uniforme voorbereidingsprocedure.
Eiseres Stichting Leefbaar Buitengebied is, gelet op haar statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden, belanghebbende bij het bestreden besluit. Dit is meerdere keren door de Afdeling geoordeeld. Eisers A, eiser [naam] en eiser [naam] wonen op een dermate korte afstand van de locatie dat zij (milieu)gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden van het vergunde project. Zij zijn ook belanghebbenden bij het bestreden besluit.
Gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraken van de Afdeling, kunnen eisers A en eisers B in beroep gaan tegen het bestreden besluit en is, voor de ontvankelijkheid van hun beroep, het indienen van een zienswijze tegen het ontwerpbesluit niet vereist. De rechtbank zal dan ook niet onderzoeken of alle afzonderlijke eisers (tijdig) een zienswijze hebben ingediend. De beroepen van zowel eisers A als eisers B zijn ontvankelijk.
Beoordeling van het beroep / formele beroepsgronden
10. Eisers B stellen dat het bestreden besluit niet aan inspraak is onderworpen, wat in strijd is met het Verdrag van Aarhus.
11. De rechtbank overweegt hierover dat, anders dan eisers B stellen, het besluit wel aan inspraak is onderworpen omdat een ieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Dat de term ‘zienswijze’ is gebruikt en niet de term ‘inspraak’ doet hier niet aan af.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Toereikende publicatie van de aanvraag, het ontwerpbesluit en het bestreden besluit?
12. Eisers A en eisers B stellen dat de aanvraag niet is gepubliceerd. Eisers B verbinden hieraan de conclusie dat dit in strijd is met artikel 3.8 van de Wabo.
13. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Artikel 3.8 van de Wabo is opgenomen in paragraaf 3.2 van de Wabo. Deze paragraaf ziet op de reguliere voorbereidingsprocedure. In deze zaak is evenwel de uitgebreide voorbereidingsprocedure zoals neergelegd in paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing. De verplichting om kennis te geven van de aanvraag, zoals neergelegd in artikel 3.8 van de Wabo, geldt niet voor de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Voor laatstgenoemde procedure geldt daarentegen ‘enkel’ de verplichting om kennis te geven van het ontwerpbesluit. Die verplichting vloeit voort uit artikel 3.12 van de Wabo.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Eisers B stellen dat de bekendmaking van het ontwerpbesluit niet correct heeft plaatsgevonden omdat er geen publicatie in het Gemeenteblad en een huis-aan-huisblad heeft gestaan. Ook is niet duidelijk in de kennisgeving vermeld dat het ontwerpbesluit tevens ziet op de activiteiten ‘bouwen’ en ‘afwijken van het bestemmingsplan’. Op welke wijze en binnen welke termijn zienswijzen kunnen worden ingediend staat ook niet in de kennisgeving omschreven, aldus eisers B.
15. De rechtbank overweegt hierover het volgende.