Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
WONINGSTICHTING RENTREE,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
de sluitingniet rechtvaardigen, zal zij dat in de bestuursrechtelijke procedure tegen het sluitingsbevel moeten aanvoeren. De nog openstaande rechtsgang is met voldoende waarborgen omkleed, zodat de burgerlijke rechter niet bevoegd is zich op dit terrein te begeven. Uit de wetsgeschiedenis en rechtspraak over artikel 7:231 lid 2 BW volgt dat de verhuurder niet de uitkomst hoeft af te wachten van eventuele door de huurder tegen het sluitingsbesluit aangewende bestuursrechtelijke rechtsmiddelen. Dit brengt met zich dat de privaatrechtelijke gevolgen van een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst ook in stand blijven indien het onderliggende sluitingsbevel in een bestuursrechtelijke procedure wordt vernietigd. Dat is echter een gevolg dat de wetgever kennelijk niet heeft willen uitsluiten (zie voor vergelijkbare rechtspraak onder meer Hof Den Bosch 24 januari 2012, LJN BV1717 en Rb Limburg 15 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1280).