ECLI:NL:RBOVE:2021:3671

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
08/108282-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval op 19 december 2019 in Wierden. De verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt waarbij een fietser, mevrouw [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden door de binnenbocht te nemen op een T-kruising zonder voldoende op het verkeer te letten. De verdachte heeft niet de snelheid van zijn voertuig zodanig geregeld dat hij tijdig kon stoppen voor de kruising, waar een fietser zich bevond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft de ernst van het letsel van het slachtoffer, dat onder andere bestond uit vijf gebroken ribben en een hersenschudding, meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft verklaard dat hij de verkeerssituatie goed kende, maar door een geparkeerde auto en de zon niet goed heeft gelet op het verkeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie en dat zijn gedrag heeft geleid tot het ongeval, waardoor het slachtoffer blijvende schade heeft opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/108282-20 (P)
Datum vonnis: 1 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.A. Schuring, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen
(primair),dan wel dat hij door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt
(subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Wierden in de gemeente Wierden, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto/bestelauto) komende vanuit de richting Hexelseweg en/of gaande in de richting van de kruising van de Industrieweg en de Violenhoeksweg, daarmee rijdende op de weg, de Industrieweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij, verdachte de verkeerssituatie goed kent,
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto/bestelauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto/ bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg/en (de Industrieweg en/of de Violenhoeksweg) en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op de voor hem, verdachte gelegen weggedeelten van de Industrieweg en/of de Violenhoeksweg, die kruising en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of terwijl voor die kruising, gezien verdachtes rijrichting op het voor tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (Violenhoeksweg) een persoon met haar fiets stilstond, dan wel fietsende hem, verdachte dicht van links genaderd was, voormelde kruising is op- en overgereden, waarbij hij, verdachtes naar links in de richting van die Violenhoeksweg is afgeslagen, "de binnenbocht" heeft genomen en in strijd met het gestelde in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die stilstaande persoon en/of haar fiets, dan wel gezien zijn, verdachtes rijrichting, die dicht van links genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Wierden in de gemeente Wierden, als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto/bestelauto) komende vanuit de richting Hexelseweg en/of gaande in de richting van de kruising van de Industrieweg en de Violenhoeksweg, daarmee heeft gereden op de weg, de Industrieweg en in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto/bestelauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto/ bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg/en (de Industrieweg en/of de Violenhoeksweg) en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
terwijl voor die kruising, gezien verdachtes rijrichting op het voor tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (Violenhoeksweg) een persoon met haar fiets stilstond, dan wel fietsende hem, verdachte dicht van links genaderd was, voormelde kruising is op- en overgereden, waarbij hij, verdachtes naar links in de richting van die Violenhoeksweg is afgeslagen, "de binnenbocht" heeft genomen en in strijd met het gestelde in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die stilstaande persoon en/of haar fiets, dan wel gezien zijn, verdachtes rijrichting, die dicht van links genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat de enkele fout van de verdachte, te weten het niet tijdig tot stilstand hebben kunnen brengen van zijn voertuig, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van het primair en het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op 19 december 2019 vond op de T-kruising van de Industrieweg en de Violenhoeksweg in Wierden een verkeersongeval plaats waarbij de verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto en mevrouw [slachtoffer] , verder te noemen [slachtoffer] , rijdend op een elektrische fiets waren betrokken.
De verdachte reed die dag met een bedrijfsauto vanuit de richting van de Hexelseweg over de Industrieweg en wilde linksaf de Violenhoeksweg inslaan. [slachtoffer] fietste op de Violenhoeksweg in de richting van de Industrieweg. Op de kruising van de Industrieweg met de Violenhoeksweg kwamen zij met elkaar in botsing.
[slachtoffer] is door het ongeval ernstig gewond geraakt. Zij had vijf gebroken ribben, een hersenschudding, een wond aan het linkerbeen en diverse verwondingen in het gezicht. [slachtoffer] is ter observatie in het ziekenhuis opgenomen geweest. In het ziekenhuis heeft [slachtoffer] een long- en een blaasontsteking opgelopen. Op 6 januari 2020 is [slachtoffer] vanuit het ziekenhuis overgebracht naar een revalidatiecentrum. Als gevolg van het ongeval kan zij haar rechterarm nog maar beperkt gebruiken en zijn haar whiplashachtige klachten erger geworden. Ook heeft zij opnieuw moeten leren lopen en loopt zij sindsdien met behulp van een rollator.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij die dag boodschappen heeft gedaan en dat zij de Industrieweg wilde oversteken in de richting van haar woning. Zij zag ineens een oranje licht en hoorde daarna een harde knal, verder kan zij zich niets meer herinneren van wat er is gebeurd.
De verdachte heeft als volgt verklaard. Hij was onderweg naar het bedrijf waar hij werkt en ter plaatse is hij goed bekend. Hij reed over de Industrieweg en wilde linksaf de Violenhoeksweg inslaan. Op de Violenhoeksweg zag hij aan de rechterzijde van de weg een Volkswagen Golf geparkeerd staan en daarom moest hij de binnenbocht nemen. Hij heeft de binnenbocht iets te scherp genomen en heeft niet goed opgelet. [slachtoffer] heeft hij niet gezien. Ter zitting heeft de verdachte nog verklaard dat, toen hij de bocht inreed, hij last van de zon moet hebben gehad, een conclusie die hij naar eigen zeggen heeft getrokken nadat hij de beelden van het ongeval had gezien.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 28 januari 2020 in het door hen opgemaakte proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse verklaard dat op de beeldopnamen van het ongeval te zien is dat de Renault bestelbus volledig de binnenbocht neemt.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) oplevert. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank dient vast te stellen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van verdachte en de beoordeling of en zo ja, in welke mate, hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient er een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam”. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin [1] .
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvoor bestaan de volgende redenen.
Verdachte is, terwijl hij met zijn bestelbus op de Industrieweg reed, linksaf de Violenhoekweg ingeslagen en heeft daarbij de binnenbocht genomen, waardoor hij volledig op de weghelft van de fietser is gekomen. Hierdoor heeft verdachte de hem tegemoetkomende fietser geen voorrang verleend en heeft hij haar frontaal aangereden. Verdachte heeft daarmee de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven, in dit geval het zover mogelijk rechts houden op de weg, geschonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de binnenbocht heeft genomen omdat er aan de rechterzijde van de weg een auto geparkeerd stond waardoor hij er niet langs kon. Ook heeft verdachte, weliswaar eerst ter zitting, verklaard dat hij last van de zon moet hebben gehad gelet op de camerabeelden van het ongeval. [slachtoffer] heeft hij niet gezien. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van verdachte, alsmede uit de verklaringen van de verbalisanten en de ter zitting getoonde camerabeelden van het ongeval, volgt dat verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie en zonder te beoordelen of dat kon de binnenbocht heeft genomen om vanaf de Industrieweg de Violenhoeksweg in te slaan. Verdachte heeft zich er daarbij niet alleen niet van vergewist of er voor hem tegemoetkomend verkeer van de Violenhoeksweg aan kwam, ook heeft hij, toen bleek dat [slachtoffer] daar op de fiets reed, zijn voertuig niet binnen de afstand waarop hij de weg kon overzien tot stilstand kunnen brengen.
Dat verdachte ter zitting nog heeft verklaard dat hij mogelijk last van de zon had, doet daar niet aan af, omdat verdachte zich er van had moeten vergewissen of de kruising vrij was. Ook het gegeven dat er een auto aan de rechterkant van de Violenhoeksweg geparkeerd stond, maakt dat niet anders. Verdachte had moeten anticiperen op de omstandigheden en de kruising op een verder weg gelegen punt moeten oprijden in plaats van onverantwoord de binnenbocht te nemen. Juist in de situatie dat verdachte geen onbelemmerd en volledig zicht over de kruising had, had van hem meer voorzichtigheid mogen worden verwacht.
Gelet op de gedraging van verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedraging heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld (in de zin van ernstige schuld) te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is verder van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel en het uitzicht op herstel, er sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2019 te Wierden in de gemeente Wierden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto/bestelauto) komende vanuit de richting Hexelseweg en gaande in de richting van de kruising van de Industrieweg en de Violenhoeksweg, daarmee rijdende op de weg, de Industrieweg, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij de verkeerssituatie goed kent, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto/bestelauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (bedrijfsauto/ bestelauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die kruising kon overzien en waarover deze vrij was en niet heeft gelet en is blijven letten op de voor hem, verdachte, gelegen kruising en het zich daarop bevindende verkeer en terwijl voor die kruising, gezien verdachtes rijrichting op het voor tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (Violenhoeksweg) een persoon met haar fiets stilstond, voormelde kruising is op- en overgereden, waarbij hij, verdachte, naar links in de richting van die Violenhoeksweg is afgeslagen, "de binnenbocht" heeft genomen en in strijd met het gestelde in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en is gebotst tegen die stilstaande persoon en haar fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 140 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het door de reclassering opgemaakte rapport van 25 augustus 2021 en met het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft. De verdediging heeft daarnaast verzocht om de verdachte geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Op 19 december 2019 heeft hij zich als bestuurder van een voertuig aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedragen door in een bestelbus op een T-kruising zijn voertuig - door de binnenbocht te nemen - niet voldoende rechts te hebben gehouden en zijn voertuig niet tijdig tot stilstand te hebben kunnen brengen en hij daardoor geen voorrang heeft verleend aan de destijds achtenzeventig jarige [slachtoffer] als bestuurster van een fiets. Verdachte heeft daardoor bewust risico’s genomen en is dientengevolge met [slachtoffer] in aanrijding gekomen.
Het ongeval heeft voor [slachtoffer] zeer ingrijpende gevolgen gehad. Zij heeft door de aanrijding zeer ernstig letsel opgelopen waardoor zij niet alleen tien dagen in het ziekenhuis heeft moeten verblijven maar aansluitend nog een revalidatietraject heeft moeten ondergaan. Pas toen zij met behulp van een rollator weer binnenshuis zelf kon lopen, mocht zij weer naar huis. Uit haar ter zitting voorgelezen indrukwekkende slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] niet alleen ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, maar vooral dat haar leven als gevolg van het ongeval drastisch is beperkt. Haar mobiliteit en zelfredzaamheid zijn sterk verminderd en na anderhalf jaar heeft zij nog verlies aan kracht en pijn in haar schouder en moet zij lopen met een rollator. Fietsen durft zij sinds het ongeval niet meer.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden met als gevolg dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waar zij nog iedere dag pijn en hinder van ondervindt en waarmee zij de rest van haar leven geconfronteerd wordt. Het leven van het slachtoffer zal nooit meer hetzelfde worden als voor het ongeval.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat in beginsel in gevallen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en van zwaar lichamelijk letsel, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden wordt opgelegd.
De rechtbank neemt dit ook als uitgangspunt. De rechtbank houdt verder rekening met hetgeen is vermeld in de justitiële documentatie van verdachte (zijn strafblad) van 22 juli 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet. Ook houdt de rechtbank rekening met hetgeen de reclassering in haar rapport van 25 augustus 2021 over verdachte heeft geschreven. Hieruit volgt onder meer dat verdachte voor zijn werk zijn rijbewijs nodig heeft en dat het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid daarmee niet wenselijk is.
Alles afwegende en gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een taakstraf van 140 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden passend en geboden is. De rechtbank legt deze ontzegging geheel voorwaardelijk op; niet alleen omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en daarmee voor het bouwen aan zijn toekomst, maar vooral als stok achter de deur om niet opnieuw al dan niet verkeersgerelateerde strafbare feiten te plegen en hem zich bewust te laten zijn van de risico’s die het verkeer met zich brengt en het eigen aandeel dat verdachte daarin heeft. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 179 WVW 1994 en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
-bepaalt dat deze ontzegging
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021.
Mr. Van Holten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019565229-1 van 4 maart 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 4 maart 2020 (pag. 2) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2019 te 14:53 uur kregen wij kennis van een verkeersongeval. Vermoedelijke toedracht: aanrijding tussen personenauto en fiets. Personenauto komt vanaf de Industrieweg, komende uit de richting Hexelseweg te Wierden en wil linksaf de Violenhoeksweg inslaan. Daar staat een fietser aan de rechterkant die kijkt of ze kan oversteken. De bestuurder van de personenauto neemt de binnenbocht en ziet daarbij de fietser over het hoofd met een aanrijding tot gevolg.
2.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse met nummer 2019-09646 van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 30 januari 2020 (pag. 29) onder meer inhoudende:
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
(…)
- De bestuurder van de Renault heeft bij het linksaf rijden, de stilstaande fietsster frontaal
geraakt.
- De fietsster bekwam zwaar lichamelijk letsel ten gevolge van de aanrijding.
- Beide betrokken voertuigen raakten beschadigd.
- De Renault volledig de binnenbocht neemt.
- De fietsster op het moment van de botsing stilstaat. Zij heeft een voet aan de grond.
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5 Sv, zijnde een geneeskundige verklaring van [dokter] , chirurg, van 13 februari 2020 (pag. 31), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende [slachtoffer]
Waargenomen letsel: hersenschudding, vijf gebroken ribben, schaafwonden in het gezicht en aan onderbeen, links.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 19 december 2019.
Overige van belang zijnde informatie: patiënte werd opgenomen ter observatie.
Geschatte duur van de genezing: enkele maanden.
4.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 30 januari 2020
(pag. 38), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2019 ben ik betrokken geweest bij een verkeersongeval. Ik was op de fiets en reed op de Violenhoeksweg en wilde de Industrieweg oversteken in de richting van mijn woning. Ik weet alleen nog dat ik opeens een licht zag en daarna hoorde ik een harde knal.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 september 2021, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2019 reed ik in een bestelbus en was ik onderweg naar het bedrijf waar ik werk. Ik ben ter plaatse bekend. Ik reed over de Industrieweg en wilde linksaf de Violenhoeksweg inslaan. Op de Violenhoeksweg zag ik aan de rechterkant van de weg een Volkswagen Golf geparkeerd staan en daarom moest ik de binnenbocht nemen. Ik heb de binnenbocht iets te scherp genomen en ik heb niet goed opgelet. Ik heb [slachtoffer] niet gezien. Toen ik de bocht inreed, had ik last van de zon.