ECLI:NL:RBOVE:2021:3563

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
84.271818.20 en 84-294550-20 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opslaan en in bezit hebben van illegaal vuurwerk en eenvoudig witwassen

De rechtbank Overijssel heeft op 20 september 2021 een 39-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het opslaan en in bezit hebben van illegaal vuurwerk, bestaande uit 142.000 nitraten en 426 kilogram kruit. Daarnaast werd bij de verdachte een bedrag van € 17.190,90 aangetroffen, dat afkomstig was uit de verkoop van dit illegale vuurwerk, waardoor hij zich schuldig maakte aan eenvoudig witwassen. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbaar onderzoek op 6 september 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M.H.E. Groeneboer, de vordering indiende. De verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, hebben hun standpunten naar voren gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 oktober 2020 en 19 november 2020 in vereniging met anderen professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de gevaren van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwerk en dat hij handelde uit financieel gewin. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder geldbedragen en een mobiele telefoon, werden verbeurd verklaard, met uitzondering van een bedrag dat aan de verdachte werd teruggegeven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en andere relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 84.271818.20 en 84-294550-20 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Datum vonnis: 20 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 06 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. M.H.E. Groeneboer en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 84.271818.20:
feit 1:op 28 oktober 2020 in vereniging 9.000 nitraten heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, omdat hij een bedrag van € 17.190,90 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.
In de zaak met parketnummer 84-294550-20:
op 19 november 2020 in vereniging 133.000 nitraten heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
In de zaak met parketnummer 84.271818.20:
1
hij, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, op of omstreeks 28 oktober 2020 in de gemeente Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, te weten 9.000 stuks knalvuurwerk (Tp2, Tropic Jurzy Jurec, pagina 57),
in elk geval een of meer stuks knalvuurwerk,
in een bestelauto (Renault Master, [kenteken 1] ) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2020 in de gemeente Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 9.000 stuks knalvuurwerk (Tp2, Tropic Jurzy Jurec, pagina 57),
in elk geval een of meer stuks knalvuurwerk,
in een bestelauto (Renault Master, [kenteken 1] ) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 28 oktober 2020 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 17.190,90 euro,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk –onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
In de zaak met parketnummer 84-294550-20:
hij, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, op of omstreeks 19 november
2020 in de gemeente Overbetuwe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, te weten 133.000 stuks knalvuurwerk (Tp2, Tropic Jurzy Jurec),
in elk geval een of meer stuks knalvuurwerk
in een bestelauto (Renault Master, [kenteken 2] ) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2020 in de gemeente Overbetuwe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 133.000 stuks knalvuurwerk (Tp2, Tropic Jurzy Jurec),
in elk geval een of meer stuks knalvuurwerk,
in een bestelauto (Renault Master, [kenteken 2] ) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het witwassen heeft de raadsman betoogd dat de € 17.190,90 die bij verdachte is aangetroffen niet voor verdachte was bestemd. Verder heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 84.271818.20:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte tijdens de zitting op 6 september 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 11 tot en met 14;
  • het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk met BVH-nummer 2020512283. Dit proces-verbaal is afzonderlijk aan het dossier toegevoegd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dat verdachte (een essentieel) onderdeel was van een samenwerking tussen meerdere personen die illegaal vuurwerk vanuit Duitsland haalden en in Nederland verkochten. Zo kreeg verdachte onder meer instructies voor de huur van het vervoermiddel, instructies waar hij het vuurwerk moest ophalen en waar hij een deel daarvan moest afleveren en voor welke prijs. De rechtbank is daarom van oordeel van verdachte de feiten in een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd, dat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte tijdens de zitting op 6 september 2021;
  • Het proces-verbaal van het verhoor van verdachte op 3 november 2020, pagina 127;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 11 tot en met 14;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 48.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat na de aanhouding van verdachte een bedrag van € 17.190,90 werd aangetroffen in zijn broekzakken en in zijn voertuig. In zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte op de vraag ‘
de 17.000 Euro. Was dat geheel opbrengst van de verkoop van het illegale vuurwerk?’ geantwoord: ‘
Ja dat klopt’. Of het geld al dat niet (volledig) voor verdachte bestemd zou zijn, is voor witwassen niet relevant.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de € 17.190,90 heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat dit geld afkomstig was uit de verkoop van vuurwerk door verdachte en dat verdachte wist dat dat illegaal was. Het geld was dus afkomstig van een door verdachte gepleegd misdrijf en hij was daarvan op de hoogte. Daarmee is sprake van witwassen dat enkel bestaat uit het verwerven of voorhanden hebben van geld dat afkomstig is uit eigen misdrijf. Het ten laste gelegde eenvoudig witwassen (artikel 420bis1 Sr) kan daarmee wettig en overtuigend worden bewezen.
In de zaak met parketnummer 84-294550-20:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [2]
  • de bekennende verklaring van verdachte tijdens de zitting op 6 september 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 6 tot en met 9;
  • het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, pagina 34 tot en met 45.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dat verdachte (een essentieel) onderdeel was van een samenwerking tussen meerdere personen die illegaal vuurwerk vanuit Duitsland haalden en in Nederland verkochten. Zo kreeg verdachte onder meer instructies voor de huur van het vervoermiddel, instructies waar hij het vuurwerk moest ophalen en waar hij een deel daarvan moest afleveren en voor welke prijs. De rechtbank is daarom van oordeel van verdachte de feiten in een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd, dat sprake is van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 84.271818.20:
1
hij, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, op 28 oktober 2020 in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, te weten 9.000 stuks knalvuurwerk (Tp2, Tropic Jurzy Jurec),
in een bestelauto (Renault Master, [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad;
2
hij op 28 oktober 2020 in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van 17.190,90 euro,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel –onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
In de zaak met parketnummer 84-294550-20:
hij, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, op 19 november 2020 in de gemeente Overbetuwe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, te weten 133.000 stuks knalvuurwerk (Tp2, Tropic Jurzy Jurec),
in een bestelauto (Renault Master, [kenteken 2] ) voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 84.271818.20:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudig witwassen;
in de zaak met parketnummer 84-294550-20:
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een moeilijke tijd achter de rug en heeft de feiten uit financiële druk en onder druk van anderen gepleegd. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is sprake van een stijgende lijn. Verdachte heeft werk en zet grote stappen met het aflossen van zijn schulden. Bij een onvoorwaardelijke detentie is ook de maatschappij niet gebaat. De raadsman heeft betoogd een taakstraf op te leggen, met wellicht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Ook heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van minder dan een maand op twee verschillende momenten schuldig gemaakt aan het in zijn bus opslaan en voorhanden hebben van in totaal 142.000 nitraten (vuurwerk van categorie P1), met in totaal 426 kilogram aan kruit.
Professioneel vuurwerk is als zodanig gekwalificeerd, omdat het veel gevaarlijker is dan consumentenvuurwerk. Verdachte heeft kennelijk alleen uit financieel gewin gehandeld en zich niet bekommerd om het gevaar voor anderen. Ontploffing van deze hoeveelheid vuurwerk had grote gevolgen kunnen hebben voor de omgeving. Ook het afsteken van dergelijk vuurwerk brengt risico’s met zich, niet alleen voor degene die het ontsteekt, maar ook voor omstanders. Ernstige gehoorbeschadiging, zwaar lichamelijk letsel of overlijden kan daarvan het gevolg zijn. Het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid professioneel vuurwerk levert gevaren op voor mens en dier en veroorzaakt dus maatschappelijk onacceptabele risico’s. Zowel op 28 oktober 2020 als op 19 november 2020 heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij zich enigszins bewust is van het gevaar dat schuilt in de aanwezigheid van een grote hoeveelheid vuurwerk in een bus. Zo heeft hij op 28 oktober 2020 de bestelde en af te leveren porties vuurwerk telkens overgeladen in een andere bus en deze daarmee apart weggebracht, en had hij op 19 november 2020 de bus met vuurwerk bewust op een industrieterrein geparkeerd omdat daar geen woningen zijn.
De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij – nadat hij op 4 november 2020 was heengezonden na te zijn aangetroffen met 9.000 nitraten en tegenover de rechter-commissaris had verklaard dat hij het niet nog een keer zou doen – op 19 november 2020 opnieuw is aangetroffen met een grote hoeveelheid nitraten.
Daarnaast werd bij verdachte een bedrag van € 17.190,90 aangetroffen, dat afkomstig was uit de verkoop van illegaal vuurwerk. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Uit het uittreksel van verdachtes justitiële documentatie van 7 juli 2021 blijkt dat hij niet eerder is bestraft voor vuurwerk gerelateerde feiten of voor witwassen, maar wel voor andere feiten. Zo is hij op 30 juni 2021, 1 april 2021 en 24 maart 2021 vanwege vermogensdelicten nog veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) straffen. Deze eerdere veroordelingen zal de rechtbank in de zin van artikel 63 Sr meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf. Uit het reclasseringsrapport van 23 augustus 2021 blijkt dat in twee zaken reclasseringstoezicht loopt in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. In één van deze zaken is door de Reclassering een advies voortijdige negatieve beëindiging ingediend, omdat verdachte de opgelegde bijzondere voorwaarden meerdere keren heeft overtreden. De verwachting van de Reclassering is dat om die reden ook in de andere zaak een advies voortijdige negatieve beëindiging zal worden ingediend.
Ook in de onderhavige zaak heeft verdachte meerdere keren de bijzondere voorwaarden overtreden die waren verbonden aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, zo blijkt uit het reclasseringsrapport. Zo scoorde hij bij urinecontroles positief op het gebruik van cocaïne en verscheen hij niet of later op afspraken bij zowel de verslavingsbehandelaar als bij de reclassering.
Uit het reclasseringsrapport blijkt ook dat verdachte excessief cocaïne gebruikte, waarmee hij nagenoeg zou zijn gestopt. In een relatief korte tijd is verdachte afgegleden en zijn, als gevolg van zijn cocaïne- en gokverslaving, hoge schulden ontstaan. Onderstaand delict hangt samen met zijn grote financiële problemen. Positief is dat verdachte nu een passende baan en inkomen heeft, aldus de reclassering.
Door verdachte is verklaard dat hij vanwege bedreigingen opnieuw naar Duitsland is gegaan om vuurwerk te halen. Hoewel enige mate van druk op verdachte niet kan worden uitgesloten, gelet op de opmerkingen van zijn vader tijdens de huiszoeking (pagina 45), heeft de rechtbank niet de indruk dat verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven. Zo heeft hij bijvoorbeeld wisselende verklaringen afgelegd over de wijze waarop hij na heenzending uit detentie op 4 november 2020 door zijn ‘opdrachtgevers’ zou zijn benaderd en heeft hij de bedreigingen niet concreet gemaakt. Ook is verdachte bij de politie, de reclassering en tijdens de zitting niet consistent geweest in zijn versie over de gang van zaken.
Vanwege de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Van het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een taakstraf, zoals door de raadsman is betoogd, kan daarom geen sprake zijn. Gezien de ernst van de feiten maken de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte dat niet anders.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en alles afwegende acht zij een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. In meerdere zaken is verdachte met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf of schorsing van zijn voorlopige hechtenis de kans gegeven om zijn leven buiten detentie vorm te geven. Uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport blijkt dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden die aan deze kansen zijn verbonden. Het was aan verdachte de kansen deze kansen te grijpen en onder meer actief in contact te treden met de Reclassering. Dat heeft hij echter niet gedaan. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op haar oordeel over de strafzaak zal de rechtbank niet overgaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis, zoals door de raadsman is verzocht. De rechtbank komt immers tot oplegging van een gevangenisstraf die aanzienlijk langer is dan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen geldbedragen en mobiele telefoon dienen te worden verbeurd verklaard, omdat zij zijn gebruikt bij of zeer waarschijnlijk afkomstig zijn uit strafbare feiten. Verdachte heeft in ieder geval niet kunnen aantonen dat het in beslag genomen geld van hem is.
De raadsman heeft betoogd dat het in beslag genomen geld van verdachte is en aan hem moet worden teruggegeven. Ten aanzien van de telefoon heeft de raadsman opgemerkt dat deze kan worden verbeurd verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en:
  • het in de zaak met parketnummer 84.271818.20 in beslag genomen geldbedrag (€ 114,55) een voorwerp betreft met behulp van welke feit 2 is begaan. Vast is komen te staan dat ook dit geldbedrag afkomstig is uit de verkoop van vuurwerk en het witwassen ook dit geldbedrag omvat;
  • het in de zaak met parketnummer 84-294550-20 bewezen verklaarde feit met behulp van de LG-telefoon is begaan of voorbereid. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij deze telefoon heeft gebruikt in relatie tot het bewezenverklaarde, hetgeen ook uit het proces-verbaal blijkt.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 84-294550-20 in beslag genomen geldbedrag (€ 584,05) overweegt de rechtbank dat onder ‘het strafbare feit’, ‘het feit’ en ‘het misdrijf’ in artikel 33a lid 1 Sr telkens het bewezen verklaarde feit moet worden verstaan (ECLI:NL:HR:2020:9). Bewezen verklaard is het voorhanden hebben van het vuurwerk. Het in beslag genomen geldbedrag kan niet afkomstig zijn uit het voorhanden hebben van vuurwerk. Dat betekent dat dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring en daarom aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet Economische Delicten en artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het als feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 84.271818.20 en het in de zaak met parketnummer 84-294550-20 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 84.271818.20:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudig witwassen;
in de zaak met parketnummer 84-294550-20:
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten het in het requisitoir van de officier van justitie vermelde geldbedrag (te weten: € 114,55) (in beslag genomen in de zaak met parketnummer 84.271818.20) en de LG-telefoon (in beslag genomen in de zaak met parketnummer 84-294550-20);
gelast de teruggave aan de verdachte van het in het requisitoir van de officier van justitie vermelde geldbedrag (te weten € 584,05) (in beslag genomen in de zaak met parketnummer 84-294550-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2021.
Buiten staat
Mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. R. ter Haar zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020512283. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020550239. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.