ECLI:NL:RBOVE:2021:3556

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
ak_20_1895
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging nationaliteit in basisregistratie personen van onbekend naar staatloos voor Palestijnse vluchteling uit Syrië

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres, een Palestijnse vluchteling uit Syrië, en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. Eiseres had verzocht om haar in de basisregistratie personen (brp) geregistreerde nationaliteit van 'onbekend' te wijzigen naar 'staatloos'. Dit verzoek werd afgewezen door verweerder, die stelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar staatloosheid aan te tonen. De rechtbank heeft de zaak op 27 augustus 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder werd vertegenwoordigd door M. Schutemaker en B.P. Koster, met een tolk Arabisch aanwezig.

De rechtbank overwoog dat eiseres asiel was verleend tot 13 april 2024 en dat zij in de brp geregistreerd stond met de nationaliteit 'onbekend'. Eiseres had verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek, waaronder een reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen en een family record van UNWRA. De rechtbank concludeerde echter dat de overgelegde documenten niet onomstotelijk bewijs leverden van haar staatloosheid. De rechtbank stelde vast dat de documenten niet voldoende informatie bevatten over de afstamming en woonhistorie van eiseres en haar ouders, en dat er geen authentiek bewijs was dat eiseres geen nationaliteit van een ander land had.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat verweerder terecht had besloten om de geregistreerde nationaliteit 'onbekend' te handhaven, omdat eiseres niet had aangetoond dat deze registratie onjuist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en liet het bestreden besluit in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/1895

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Hofstede),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres - om haar in de basisregistratie personen (hierna: brp) geregistreerde nationaliteit van ‘onbekend’ te wijzigen naar ‘staatloos’ - afgewezen.
In het besluit van 21 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot [naam 1] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Schutemaker en
B.P. Koster. Ter zitting was [naam 2] , tolk Arabisch, aanwezig.

Overwegingen

Feiten
1. Aan eiseres is asiel verleend tot 13 april 2024. Op 18 april 2019 heeft eiseres zich gevestigd in de gemeente Westerwolde, alwaar zij op basis van een mededeling van de minister van Justitie en Veiligheid in de brp is geregistreerd met de nationaliteit ‘onbekend’.
Wettelijk kader
2. Artikel 2.15, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) bepaalt dat gegevens over een vreemde nationaliteit worden ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, indien gegevens over een vreemde nationaliteit niet overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verkregen, deze gegevens kunnen worden ontleend aan een geschrift van een volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde autoriteit, dat gegevens vermeldt over die nationaliteit.
Het derde lid van dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de betrokkene geen nationaliteit bezit of de nationaliteit niet kan worden vastgesteld, dit gegeven wordt opgenomen.
Artikel 2.17 van de Wet brp bepaalt dat bij de inschrijving van een vreemdeling op grond van artikel 2.4, gegevens inzake de geboortedatum en de nationaliteit die niet als zodanig kunnen worden opgenomen overeenkomstig de artikelen 2.8 en 2.15, worden ontleend aan een mededeling daarover van de minister van Veiligheid en Justitie voor zover deze gegevens door hem zijn vastgesteld in het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland.
Op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet brp kan betrokkene met betrekking tot de basisregistratie een verzoek om rectificatie van gegevens doen. De beslissing om niet te voldoen aan dit verzoek, wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit volgt uit artikel 2.60, aanhef en onder g, van de Wet brp.
Besluitvorming
3. Op 18 december 2019 heeft eiseres een mondeling verzoek ingediend om haar geregistreerde nationaliteit in de brp te wijzigen van ‘onbekend’ naar ‘staatloos’ omdat zij staatloos Palestijn uit Syrië is. Eiseres heeft de volgende documenten overgelegd:
- reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen;
- afschrift registratie Arabische Palestijnen;
- uittreksel persoonlijke registratie;
- family record UNWRA (afgiftedatum 3 april 2019);
- tijdelijke verblijfsvergunning voor Palestijnse vluchtelingen uit Syrië.
4. In het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft zich hierbij op de volgende standpunten gesteld.
4.1.
Bij de beoordeling van verzoeken als onderhavige hanteert verweerder een vaste werkwijze, die is gebaseerd op het beleid en de werkwijze van de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid. Op grond van dit beleid wordt staatloosheid bij Palestijnen uit Syrië in de brp geregistreerd, indien de betrokken vreemdeling in het bezit is van een origineel document van elk van de volgende drie groepen:
1. een Syrisch reisdocument voor Palestijnen/vluchtelingen of een identiteitskaart voor Palestijnen (= tijdelijke verblijfskaart voor Palestijnen); en
2. een geboorteakte of Syrisch familieboekje voor Palestijnen of een uittreksel uit de burgerlijke stand voor Palestijnen uit Syrië; en
3. een familieboekje van de GAPAR (General Authority for Palestine Arab Refugees) of een familieregistratiekaart van UNRWA.
Een document uit de eerste groep dient als bewijs van identiteit en staatloos Palestijn zijn. Een document uit de tweede groep dient als bewijs van afstamming. Een document uit de derde groep dient als ondersteunend bewijs van het zijn van een staatloze Palestijn.
Daarnaast moet voor registratie in de brp worden voldaan aan de vereisten van artikel 2.15 Wet brp en vindt een individuele beoordeling betreffende afstamming en woonhistorie plaats.
Slechts uit het samenstel en de inhoud van documenten uit de verschillende documentgroepen kan worden aangetoond dat een persoon staatloos Palestijn is. Als dat niet kan worden aangetoond, dan zal die persoon in de brp worden geregistreerd met nationaliteit: onbekend.
4.2.
Met het door eiseres overgelegde reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen en het afschrift registratie Arabische Palestijnen voldoet zij aan de voorwaarden van documentgroepen 1 en 2. Voor documentgroep 3 heeft eiseres een family record UNWRA overgelegd. Dit document is voorgelegd aan het Bureau Documenten van de IND. Deze dienst heeft desgevraagd meegedeeld dat er onvoldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal beschikbaar is om echt te worden bevonden. Dit document kan daarom niet worden gebruikt voor documentgroep 3.
4.3.
Eiseres heeft niet afdoende aangetoond dat zij staatloos is op basis van afstamming of toepasselijke nationaliteitswetgeving. Het door eiseres overgelegde afschrift uit het register van de Arabische Palestijnen is niet voldoende omdat daarin alleen haar ouders worden genoemd. Eiseres moet andere bewijzen overleggen, die meer informatie bevatten over de afstamming en woonhistorie van haarzelf en (groot)ouders.
4.4.
Omdat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de ten aanzien van eiseres in de brp geregistreerde nationaliteit ‘onbekend’ onjuist is, is het verzoek om wijziging afgewezen.
5. Eiseres heeft in bezwaar kopieën van drie documenten overgelegd. Dit betreft de navolgende documenten:
- family record UNWRA (afgiftedatum 4 mei 2020);
-kopie reisdocument voor Palestijnse Vluchtelingen vader;
- kopie reisdocument voor Palestijnse Vluchtelingen moeder.
Op de dag van de hoorzitting bij de bezwarencommissie (9 juli 2020) heeft eiseres nog een vierde document overgelegd. Dit betreft een family record UNWRA. De bezwaren-commissie heeft vastgesteld dat verweerder dit (vierde) document nog voorlegt aan de IND om de echtheid van dit stuk vast te stellen. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd meegedeeld dat zij heeft verzuimd om dit document in origineel aan verweerder te overhandigen. Dit document is daarom niet meegenomen bij de besluitvorming.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich hierbij op de navolgende standpunten gesteld.
6.1.
Verweerder heeft het in bezwaar overgelegde family record UNWRA, met afgiftedatum 4 mei 2020, voorgelegd aan het Bureau Documenten van de IND. Deze dienst heeft opgemerkt dat hem niet bekend is dat er tegenwoordig een vervangend document, met dezelfde waarde als het originele family record, wordt afgegeven door de UNWRA. Inhoudelijk is dit document gelijk aan het family record met afgiftedatum 3 april 2019 en dit resulteert niet in een verandering van de eerdere beoordeling, aldus de IND. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het overgelegde document niet betrouwbaar en echt is.
6.2.
De in bezwaar overgelegde reisdocumenten voor Palestijnse vluchtelingen (afgegeven door de Syrisch Arabische Republiek) tonen enkel aan dat de houders zijn toegelaten tot vluchteling in Syrië. Deze documenten bewijzen niet dat er geen andere nationaliteit kan zijn dan de Palestijnse of Syrische nationaliteit en dat betrokkenen staatloos zijn.
6.3.
Het afschrift uit het Register van Arabische Palestijnen bewijst dat de grootouders van eiseres behoren tot de Palestijnse vluchtelingen die in 1948 asiel in Syrië hebben gekregen. Dit afschrift bevat echter geen authentieke gegevens over de nationaliteit en afstamming van betrokkenen, waarmee aantoonbaar kan worden bewezen dat men staatloos is.
6.4.
Op basis van vorenstaande concludeert verweerder dat eiseres uit alle vereiste documentgroepen stukken heeft aangeleverd. Hierbij laat verweerder in het midden dat het family record in deze vorm niet bekend is bij de IND. Het is aantoonbaar dat eiseres een kleindochter is van grootouders die behoren tot de groep Palestijnen die in 1948 zijn gevlucht vanuit Palestina naar Syrië. Dat de ouders van eiseres in het bezit zijn of zijn geweest van een Syrisch vluchtelingenpaspoort bewijst enkel dat de ouders ten tijde van de afgifte de Syrische nationaliteit niet hadden.
Om vast te stellen dat eiseres op grond van toepasselijke nationaliteitswetgeving niet de nationaliteit van een ander land heeft, is authentiek bewijs nodig van haar afstamming, zoals over de nationaliteit en de woonhistorie van haar (groot)ouders. Dit bewijs heeft eiseres niet geleverd.
6.5.
Omdat uit de documenten die eiseres heeft overgelegd niet is gebleken dat zij staatloos is, is niet onomstotelijk vast komen te staan dat de ten aanzien van haar in de brp geregistreerde nationaliteit ‘onbekend’ niet juist is.
Beoordeling van het beroep
7. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) meermaals heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2839) moeten de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk zijn. De gebruikers van die gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat uit artikel 2.15 van de Wet brp geen verplichting voor verweerder ontstaat om nader te onderzoeken of betrokkene staatloos is
dan wel om de staatloosheid zelf vast te stellen. Het is aan betrokkene om zijn staatloosheid door middel van documenten aan te tonen (zie de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2016; ECLI:NL:RVS:2016:3179).
8. In rechte ligt de vraag voor of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat de ten aanzien van haar in de brp geregistreerde nationaliteit ‘onbekend’ onomstotelijk onjuist is.
9. Eiseres stelt dat uit de door haar overgelegde documenten, behorende tot alle drie documentgroepen, blijkt dat er sprake is van Palestijnse vluchtelingen. Uit de overgelegde reisdocumenten van haar vader en moeder en het family record van de UNWRA, kan geen andere conclusie worden getrokken dat de ouders zonder enige nationaliteit zijn. Hierdoor bezit zij eveneens geen nationaliteit en moet zij dus als staatloos worden aangemerkt, aldus eiseres. Verder heeft eiseres aangevoerd dat het voor haar niet mogelijk is om nog meer documenten betreffende haar (groot)ouders boven tafel te krijgen.
10. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres een kleindochter is van grootouders die behoren tot de groep Palestijnen die in 1948 zijn gevlucht vanuit Palestina naar Syrië. Ook is tussen partijen niet in geschil dat de ouders de beschikking hebben of hadden over een Syrisch vluchtelingenpaspoort en dat daaruit blijkt dat de ouders, ten tijde van de afgifte van dit paspoort, niet de Syrische nationaliteit hadden.
10.2.
Dat hieruit tevens blijkt dat de ouders staatloos zijn, zoals eiseres stelt, onderschrijft de rechtbank niet. Het is immers mogelijk dat de ouders, op basis van nationaliteits-wetgeving van een (ander) land, die nationaliteit hebben verkregen. Los daarvan is het standpunt van eiseres, dat eventuele staatloosheid van haar ouders automatisch betekent dat zij ook staatloos is, niet juist. Om vast te stellen dat eiseres niet de nationaliteit van een ander land heeft, is authentiek bewijs nodig van haar afstamming, zoals over de nationaliteit en de woonhistorie van haar (groot)ouders. Dit bewijs heeft eiseres niet geleverd.
10.3.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de inhoud van de door eiseres overgelegde stukken niet onomstotelijk dat eiseres als ‘staatloos’ moet worden aangemerkt. Verweerder heeft daarom de geregistreerde nationaliteit ‘onbekend’ in de brp voor eiseres terecht gehandhaafd.
10.4.
Dat eiseres het noodzakelijke onomstotelijke bewijs niet op andere wijze kan leveren en daarmee in een situatie van bewijsnood komt te verkeren, maakt dat voor het onderhavige beroep niet anders. Daarmee ontstaat immers vooralsnog - in afwachting van eventuele nieuwe wetgeving - geen recht op de wijziging van haar status.
10.5.
Het bestreden besluit dient dan ook in stand te worden gelaten.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.