Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- het e-mailbericht van de zijde van [eiseres] van 11 augustus 2021, met als bijlage een beter leesbare versie van productie 5 bij de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 1] c.s.,
- de, vanwege de maatregelen in verband met het Coronavirus, op voorhand toegezonden spreekaantekeningen van de zijde van [gedaagde sub 1] c.s.,
- de aanvullende productie 8 van de zijde van [eiseres] ,
- de vanwege eerdergenoemde maatregelen via een video-verbinding gehouden mondelinge behandeling op 12 augustus 2021, waarbij [eiseres] , bijgestaan door mr. Sahebdien, en [gedaagde sub 2] in privé en namens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] , bijgestaan door mr. Sakarya, zijn verschenen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
“We stoppen met de samenwerking, neem jij maar een advocaat in handen dan ga ik nu de advocaat ook inlichten.”Daarna zijn er nog enkele Whatsapp-berichtjes op 15 juni 2021 en 16 juni 2021 gestuurd door [eiseres] , [A] en [gedaagde sub 2] .
- kort gezegd - meegedeeld dat zij in verzuim verkeren doordat zij hebben nagelaten binnen de in het afspraakformulier gestelde termijnen te betalen, dat [gedaagde sub 1] gelet daarop onder meer gerechtigd is om nakoming van dat wat in het afsprakenformulier is overeengekomen dan wel ontbinding van (onder meer) de overeenkomst met nummer
2021-0006 te vorderen en om [eiseres] en [A] aansprakelijk te stellen voor de schade die zij als gevolg van de ontbinding lijdt. Daarbij is tevens meegedeeld dat het primair de insteek van [gedaagde sub 1] is om een minnelijke regeling te treffen en daartoe is een voorstel gedaan. Indien [eiseres] en [A] niet instemmen met het voorstel wordt primair nakoming gevorderd in die zin dat [eiseres] en [A] binnen zeven dagen na ontvangst van de voornoemde brief het bedrag van € 25.786,75 inclusief 21% btw aan [gedaagde sub 1] betalen. Subsidiair wordt ontbinding gevorderd met vergoeding van de schade die (na verrekening) € 25.786,75 bedraagt.
10 juli 2021 zal worden gestart met de werkzaamheden en dat als [gedaagde sub 1] deze afspraken niet nakomt, zij dan van rechtswege in verzuim is, nu de opleverdatum is vastgesteld op 16 september 2021.
3.Het geschil
4.De beoordeling
c.s. stellen dat partijen (in eerste instantie) zijn overeengekomen dat 50% van de prijs bij de totstandkoming van de overeenkomst d.d. 6 april 2021 betaald moest worden (derhalve uiterlijk op 6 april 2021), 30% vier weken na de totstandkoming van de overeenkomst (derhalve uiterlijk op 6 mei 2021) en 20% twee weken voor de oplevering. Ter onderbouwing wordt door [gedaagde sub 1] c.s. (onder meer) verwezen naar de
e-mailberichten van 28 april 2021 en 29 april 2021 van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] c.s. stellen dat de algemene voorwaarden van [gedaagde sub 1] niet van toepassing zijn op de overeenkomst van 6 april 2021. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. hebben partijen, omdat [eiseres] en [A] de eerste twee betalingstermijnen ruimschoots hebben laten verstrijken, op 1 juni 2021 telefonisch contact gehad en is er toen een afwijkende betaalafspraak gemaakt, inhoudende dat [gedaagde sub 1] c.s. pas met de werkzaamheden zou starten nadat ook de derde termijn zou zijn betaald. Deze afwijkende betaalafspraak zou door [gedaagde sub 1] c.s. op papier worden gezet en partijen zouden deze overeenkomst (hierna: het Afspraakformulier), op 2 juni 2021 in de winkel van [gedaagde sub 1] c.s. ondertekenen. Via Whatsapp is door [eiseres] bevestigd dat zij op 2 juni 2021 in de winkel zou komen om het Afsprakenformulier te ondertekenen. Het Afsprakenformulier is op 2 juni 2021 ondertekend door [A] , omdat volgens [A] [eiseres] vanwege ziekte niet aanwezig kon zijn, aldus [gedaagde sub 1] c.s..
juni 2021 nadere (afwijkende) afspraken zijn gemaakt. Voor zover [eiseres] in dit verband verwijst naar de algemene voorwaarden van [gedaagde sub 1] , is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze verwijzing haar niet kan baten. Mede gelet op de betwisting van [gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat deze algemene voorwaarden onderdeel vormen van de door partijen gesloten overeenkomst op
6 april 2021. De door partijen ondertekende offerte bevat geen verwijzing naar de algemene voorwaarden en ook overigens is door [eiseres] niet (voldoende) onderbouwd gesteld dan wel gebleken op welke wijze de algemene voorwaarden van [gedaagde sub 1] van toepassing zijn geworden op de overeenkomst van 6 april 2021.
28 april 2021 respectievelijk 29 april 2021 is opgenomen wanneer (deel)betalingen dienen plaatsvinden. [eiseres] heeft betwist dat zij deze e-mailberichten heeft ontvangen. Daarbij is van de zijde van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [eiseres] vaker mailberichten niet ontvangt omdat haar mailadres eindigt op de extensie “nl” in plaats van “com”. Uit de overgelegde e-mailberichten kan niet worden afgeleid naar welk mailadres deze berichten zijn gestuurd, maar op voorhand is niet onaannemelijk te achten dat de desbetreffende e-mailberichten niet naar het juiste e-mailadres zijn verzonden. Uit de door [gedaagde sub 1] c.s. overgelegde Whatsapp-correspondentie tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] blijkt immers dat door [gedaagde sub 2] gestuurde e-mailberichten soms niet zijn ontvangen door [eiseres] omdat het gehanteerde e-mailadres niet correct was. Vorenstaande neemt echter niet weg dat in het moment van betaling van het bedrag van € 10.481,70 voorshands veeleer een aanwijzing kan worden gevonden dat partijen hebben afgesproken dat het bedrag van
€ 10.481,70 vier weken na de start van het project, zijnde het moment van ondertekening van de overeenkomst van 6 april 2021, zoals [gedaagde sub 1] c.s. stellen, zou plaatsvinden en niet, zoals [eiseres] stelt, vier weken voor oplevering. Zou van dit laatste betaalmoment uitgegaan worden dan zou, nu [eiseres] stelt dat de oplevering op
16 september 2021 zou plaatsvinden, betaling niet eerder dan (omstreeks) 16 augustus 2021 hoeven plaats te vinden. In dat geval valt vooralsnog niet in te zien waarom [eiseres] , zonder daartegen voorafgaand bezwaar te uiten, het bedrag van € 10.481,70 op 31 mei 2021 heeft betaald.
mede-eigenaar is van de woning en dat hij ook inbreng en zeggenschap heeft gehad bij de herinrichting van de woning. Uit de whatsapp geschiedenis met [eiseres] en [A] volgt bovendien dat ook door [eiseres] en [A] in de periode van 2 tot 15 juni 2021 uitgegaan wordt van een betalingsverplichting. Pas vanaf 15 juni weigeren zij betaling.