ECLI:NL:RBOVE:2021:3114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
08/105228-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel door twee broers tegen buurman onder invloed van alcohol

Op 16 april 2021 hebben twee broers in De Krim, gemeente Hardenberg, hun 65-jarige buurman in elkaar geslagen en getrapt, onder invloed van alcohol. De aanleiding voor dit geweld was de veronderstelling dat de buurman hun katten had vergiftigd. Het slachtoffer liep zware verwondingen op, waaronder gebroken ribben en een klaplong, en werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. De rechtbank heeft op 5 augustus 2021 geoordeeld dat de broers schuldig zijn aan openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die in totaal € 12.859,34 bedraagt, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, nu het vonnis is uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/105228-21 (P)
Datum vonnis: 5 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.P. Eefting, advocaat in Assen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Dit is primair ten laste gelegd als openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel, subsidiair als medeplegen van zware mishandeling en meer subsidiair als medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op of omstreeks 16 april 2021 te De Krim, gemeente Hardenberg, openlijk, te weten op of aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiektoegankelijke plaats, althans een vanaf de openbare weg zichtbare locatie, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] ,terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten- een of meer gebroken rib(ben) en/of- een of meer breuk(en) aan de ruggenwervel en/of- een klaplong en/of- een vochtschil bij de lever (welke duidt op een bloeding) en/of- een of meer schaadwond(en) op buik en/of borst en/of- een bloeding in het (linker) oogwit en/of- een of meer schaafwond(en) op de ellebo(o)g(en) en/of- een of meer schaafwond(en) op de be(e)n(en)voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 16 april 2021 te De Krim, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten- een of meer gebroken rib(ben) en/of- een of meer breuk(en) aan de ruggenwervel en/of- een klaplong en/of- een vochtschil bij de lever (welke duidt op een bloeding) en/of- een of meer schaadwond(en) op buik en/of borst en/of- een bloeding in het (linker) oogwit en/of- een of meer schaafwond(en) op de ellebo(o)g(en) en/of- een of meer schaafwond(en) op de be(e)n(en)heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen;meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 16 april 2021 te De Krim, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met en of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijfom aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert geen bewijsverweer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte de onderdelen van dit feit heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 16 april 2021 (pagina's 10-11);
2. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] van 18 april 2021
(pagina's 13-14);
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2021 (pagina's 27-29);
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2021 (pagina 30);
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 16 april 2021
(pagina's 33-34);
6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 18 april 2021
(pagina's 35-36);
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 17 april 2021
(pagina's 81-87);
8. Een schriftelijk bescheid, inhoudende de ter terechtzitting van 22 juli 2021
voorgedragen en overgelegde slachtofferverklaring.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 april 2021 te De Krim, gemeente Hardenberg, openlijk, te weten op de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan/stompen en schoppen/trappen
tegen het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer] ,terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten- gebroken ribben;- breuken aan de ruggenwervel;- een klaplong;- een vochtschil bij de lever;voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het primair bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden en als maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte vordert de officier van justitie een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod met een straal van 3,5 kilometer rondom zijn woning. Ten aanzien van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr geldt dat per overtreding één week hechtenis moet worden opgelegd tot een maximum van zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest, met een fors voorwaardelijk gedeelte en een lange proeftijd. Dit in combinatie met een taakstraf, eventueel voor de maximale duur. Op die manier kan verdachte zijn medische afspraken nakomen, beginnen met zijn nieuwe baan en doorgaan met zijn behandelingen. Verdachte wil meewerken aan een contact- en een locatieverbod.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen de 65-jarige buurman van zijn broer. Verdachte en zijn broer zijn onder invloed van alcohol gezamenlijk naar de woning van de buurman gereden, hebben zijn erf betreden en het raam van de voordeur vernield. Toen de buurman poolshoogte kwam nemen, hebben ze hem ontelbare malen tegen zijn hele lichaam geslagen en getrapt. Een ooggetuige van het incident hoorde pijnkreten van het slachtoffer en is over de schutting gaan kijken wat er gaande was. De ooggetuige zag dat twee personen maar bleven trappen tegen een liggende man en was bang dat zij het slachtoffer dood zouden schoppen en is snel naar binnen gegaan om 112 te bellen. De politie kwam binnen tien minuten ter plaatse en moest verdachte van het slachtoffer aftrekken. Het slachtoffer is vervolgens met zwaar lichamelijk letsel overgebracht naar een ziekenhuis. Ter terechtzitting is in de slachtofferverklaring naar voren gebracht dat [slachtoffer] na twee dagen op de IC naar een reguliere verpleegafdeling is overgeplaatst. Na vier dagen is [slachtoffer] opnieuw opgenomen op de IC, omdat de gebroken ribben en de buikdruk ademen onmogelijk maakten. De toestand van [slachtoffer] verslechterde binnen vier uur zodanig, dat hij daar in slaap is gebracht en geïntubeerd en beademd moest worden. Vervolgens is er vierenhalf liter vocht en bloed achter de longen weggehaald. Naar eigen zeggen zijn zijn dochters tweemaal door het ziekenhuis gebeld om te komen, omdat “ze dachten dat het niet goed zou gaan”. De rechtbank begrijpt dat gevreesd werd dat [slachtoffer] in een levensbedreigende situatie dreigde te belanden. [slachtoffer] heeft zes dagen op de IC afdeling en daarna negen dagen op een reguliere verpleegafdeling verbleven alvorens naar een revalidatiecentrum of naar huis te kunnen. Sindsdien revalideert [slachtoffer] thuis. Eén van zijn dochters is tijdelijk bij hem in gaan wonen om hem te begeleiden. Zij woont nog steeds deels thuis, om hem te helpen met de dingen die hij niet kan. Het komt de rechtbank voor dat het zonder ingrijpen van omstanders mogelijk nog erger met [slachtoffer] zou zijn afgelopen en dat verdachte dan terecht had moeten staan voor een doodslag, waar een wettelijke gevangenisstraf op staat van ten hoogste vijftien jaren.
De aanleiding van dit alles is dat verdachte en zijn broer verhaal wilden halen over het feit dat zijn broer de buurman verdacht van het vergiftigen van zijn katten. Verdachte heeft zich op een onaanvaardbare wijze gemengd in een vermeend conflict waar hijzelf niets mee te maken had. Ongeacht of deze verdenking op enige waarheid berust, waarvan overigens niet is gebleken, kan het gedrag van verdachte en zijn broer slechts worden gezien als eigenrichting, ofwel het recht in eigen hand nemen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onacceptabel. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Het behoeft geen uitleg dat de gebeurtenis tot op de dag van vandaag nog een grote impact heeft op het slachtoffer en zijn familie, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden als uitgangspunt. Gelet op de duur en de zwaarte van het toegepaste onbegrensde geweld is de rechtbank in dit geval van oordeel dat dit uitgangspunt te laag is.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 18 juni 2021. Hieruit blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 6 juli 2021. Verdachte staat sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis onder toezicht van de reclassering. In het rapport staat dat verdachte zich goed inzet en afspraken nakomt. Ook onthoudt hij zich sinds het incident van alcohol. Omdat onduidelijk is waar het gedrag van verdachte vandaan komt, is hij aangemeld bij JusTact. Hier wordt onderzoek verricht naar het intelligentieprofiel en gedrag van verdachte. Verdachte heeft een steunend netwerk, maar kampt sinds het delict met relatieproblemen met zijn vader. Verder heeft verdachte lichamelijke klachten. De reclassering acht het van belang dat het huidige traject wordt voortgezet in een strafrechtelijk kader. Zij adviseert dan ook bij een veroordeling de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht bij de reclassering, de deelname aan de gedragsinterventie alcohol en geweld, een ambulante behandelverplichting en het meewerken aan middelencontroles. De reclassering merkt qua strafmodaliteit enkel op dat een taakstraf uitvoerbaar is als deze wordt aangepast aan de gezondheid van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het positieve beeld dat de reclassering over verdachte schetst onvoldoende gewicht in de schaal legt om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest (28 dagen). Een dergelijke afdoening doet geen recht aan de ernst van het feit en de gevolgen die het slachtoffer daarvan tot op heden nog ondervindt. Sterker nog: het op deze manier spelen voor eigen rechter, waarbij een 65-jarige man in zijn eigen woning zwaar is toegetakeld en een ergere afloop zonder ingrijpen van de politie niet kan worden uitgesloten, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een hogere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal, alles afwegend, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank bepaalt de duur van de proeftijd op drie jaren en stelt als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de deelname aan de gedragsinterventie alcohol en geweld, een ambulante behandelverplichting, het meewerken aan middelencontroles, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod met een straal van 3,5 kilometer rondom diens woning. Aangezien verdachte het strafbare van zijn handelen inziet en geen wraakgevoelens koestert in de richting van het slachtoffer, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid op te leggen.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering (Sv), aan de orde is.
7.4
De voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is bij eerdere beslissing geschorst tot het moment van de uitspraak, op 5 augustus 2021 om 13.15 uur. Dit houdt in dat op het moment van het uitspreken van het vonnis de voorlopige hechtenis herleeft en niet meer is geschorst. Gelet op de veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijke belangen van verdachte niet langer behoren te prevaleren boven de belangen van strafvordering. De voorlopige hechtenis zal daarom
nietworden opgeheven.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij heeft
mr. C.W. van Weert, advocaat in Assen, gemachtigd om voor hem op te treden in de strafzaak. Namens de benadeelde partij wordt gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.859,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kapotte ruit deur € 179,-
- eigen bijdrage/risico € 385,-
- rollator € 305,-
- medische kosten € 41,19
- 10 behandelingen fysio € 350,-
- kunstgebit € 3.570,-
- reiskosten € 159,16
- kleding/schoenen € 369,99
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,- gevorderd.
Daarnaast verzoekt de benadeelde partij verdachte te veroordelen in de proceskosten, begroot op een bedrag van € 2.419,40.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de integrale en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, namelijk in de door hem betwiste schadeposten. Dit betreft de kapotte ruit deur, omdat dit niet is ten laste gelegd, en de eigen bijdrage, omdat niet blijkt op welke ziektekosten de factuur ziet. Ten aanzien van de medische kosten vraagt de raadsman zich af of deze niet gedekt zijn door de verzekering. Ook vraagt de raadsman de rechtbank kritisch te kijken naar de prijsopgave van het kunstgebit. De raadsman heeft geen opmerkingen over de overige materiële schadeposten en refereert zich ten aanzien van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal bij haar beoordeling over welke schade al dan niet voor toewijzing vatbaar is onderscheid maken tussen de betwiste en niet/onvoldoende betwiste schadeposten.
Betwiste schadeposten
De rechtbank stelt vast dat de raadsman gemotiveerd de opgevoerde schade die verband houdt met de kapotte ruit deur en eigen bijdrage heeft betwist. De rechtbank acht beide schadeposten echter toewijsbaar en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van de ruit van de voordeur is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat deze bij aankomst van verdachte door zijn toedoen is gesneuveld toen hij en medeverdachte verhaal wilden halen bij de benadeelde partij. Weliswaar is deze vernieling hem niet ten laste gelegd, maar dat is ook geen eis die de wet stelt. [2] Om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden, is enkel van belang of er zodanig verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de schade. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval.
Met betrekking tot de eigen bijdrage stelt de rechtbank vast dat de overgelegde zorgkostenfactuur dateert van 10 mei 2021. In de brief staat vermeld dat de benadeelde partij € 385,- moet betalen aan zorgkosten. Gelet op de datum van de factuur en het feit dat het volledige eigen risico in één klap moet worden betaald, houdt de rechtbank het ervoor dat deze zorgkosten verband houden met de openlijke geweldpleging op 16 april 2021.
Niet/onvoldoende betwiste schadeposten
De rechtbank stelt vast dat de raadsman de overige opgevoerde schade onvoldoende heeft gemotiveerd dan wel niet heeft betwist. Het betreft de medische kosten, de kosten voor de rollator, de fysiotherapeut, het kunstgebit, de reiskosten, kleding en schoenen, immateriële schade en proceskosten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de opgevoerde schadeposten voldoende onderbouwd en aannemelijk, met uitzondering van de kleding/schoenen. Ten aanzien van die schadepost zal de rechtbank echter gebruik maken van haar bevoegdheid om de schade naar billijkheid te schatten, en wel op het bedrag van € 369,99.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 16 april 2021. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 99 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van
3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering van Tactus Verslavingszorg te Zwolle, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere gedragsinterventie die is gericht op middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat onderzoeken en, indien nodig, zich aansluitend ambulant laat behandelen bij de forensische polikliniek JusTact van Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- meewerkt aan controles van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering mag bij deze controle gebruik maken van urineonderzoek, alcoholmeter en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum 2] 1955 in [geboorteplaats 2] , zo lang het Openbaar Ministerie dit nodig acht;
- zich niet ophoudt binnen een straal van 3,5 (drieënhalve) kilometer van de woning van [slachtoffer] , geboren op geboren op [geboortedatum 2] 1955 in [geboorteplaats 2] , gelegen aan de [adres] in De Krim, zo lang het Openbaar Ministerie dit nodig acht;
- draagt de reclassering en het Openbaar Ministerie op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel toe tot een bedrag van
€ 12.859,34(zegge: twaalfduizend achthonderdnegenenvijftig euro en vierendertig cent), bestaande uit € 5.359,34 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 12.859,34(zegge: twaalfduizend achthonderdnegenenvijftig euro en vierendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 2.419,40(zegge: tweeduizend vierhonderdnegentien euro en veertig cent), alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 12.859,34(zegge: twaalfduizend achthonderdnegenenvijftig euro en vierendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 99 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte of zijn mededader aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021170395. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.HR 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2637.