Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
17 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal. De Hoge Raad behandelt de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eist voor een iPad en een Acer tablet, welke niet expliciet in de bewezenverklaring zijn vermeld. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over het kunnen vorderen van schade en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, mits er voldoende causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade. Het Hof heeft geoordeeld dat de schade met betrekking tot de iPad en de Acer tablet als rechtstreekse schade van het bewezenverklaarde handelen kan worden aangemerkt, wat de Hoge Raad niet onbegrijpelijk acht.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Ondanks deze overschrijding verbindt de Hoge Raad hier geen rechtsgevolg aan, gezien de opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden voorwaardelijk en de mate van overschrijding van de termijn. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.