ECLI:NL:RBOVE:2021:3071

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
C/08/267514 / KG ZA 21-149
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte en inzage van stukken in het kader van een managementovereenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Magie Management B.V. afgifte en inzage van diverse financiële stukken van de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., in het kader van een managementovereenkomst die tussen partijen is gesloten. De vordering is ingesteld in kort geding, waarbij Magie Management stelt dat zij recht heeft op inzage in de jaarrekeningen en andere relevante documenten om haar aanspraken op een bonus over de jaren 2019 en 2020 te kunnen onderbouwen. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juli 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat Magie Management onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd niet verloren dreigen te gaan en dat Magie Management in een eventuele bodemprocedure alsnog om afgifte van de stukken kan verzoeken. De vordering van Magie Management is dan ook afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/267514 / KG ZA 21-149
Vonnis in kort geding van 21 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAGIE MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Den Ham,
eiseres, verder te noemen Magie Management,
advocaat mr. M.S. van Knippenberg te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde, verder te noemen [gedaagde] ,
advocaat mr. Z. Alkan te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de aanvullende productie van de zijde van Magie Management,
  • de, vanwege de maatregelen in verband met het Corona-virus, op voorhand toegezonden pleitnota’s van partijen, waarbij van de zijde van [gedaagde] ook producties zijn gevoegd,
  • de akte precisering eis van de zijde van Magie Management,
  • de mondelinge behandeling op 7 juli 2021, waar Magie Management, vertegenwoordigd door de heer [A] , bijgestaan door mr. Van Knippenberg, en [gedaagde] vertegenwoordigd door de heer [C] (hierna: [C] ) en de heer [D] (hierna: [D] ), bijgestaan door mr. Alkan, zijn verschenen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van (aanvullende) spreekaantekeningen.
1.2.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling is van de zijde van [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de akte precisering van eis, welke is te duiden als een eiswijziging. De voorzieningenrechter heeft dit bezwaar tijdens de mondelinge behandeling afgewezen en de eiswijziging toegestaan, aangezien het gevorderde materieel gezien niet wezenlijk is gewijzigd en de eiswijziging een reactie is op het aangevoerde door [gedaagde] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Magie Management houdt zich bezig met het verrichten van (interim-) managementactiviteiten en (financiële) holdingactiviteiten. Enig aandeelhouder en bestuurder is [A] .
2.2.
[gedaagde] is een beheermaatschappij. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] BV, gevestigd te [vestigingsplaats 2] (hierna: [B] ) is een dochtermaatschappij van [gedaagde] . [B] houdt zich onder meer bezig met de bewerking van metaal. [C] . en [D] zijn (indirect) bestuurder van [gedaagde] .
2.3.
Eind oktober 2018 hebben partijen met elkaar gesproken en gecorrespondeerd over de voorwaarden waaronder tussen hen een managementovereenkomst gesloten zou kunnen worden. Op 25 oktober 2018 heeft [D] aan [A] een e-mailbericht verzonden, waarin, onder meer, het volgende is opgenomen:
“(…)
Na 2019 vervalt de afspraak van de bonus en deel je naar rato aandelen. Of als we besluiten te stoppen vervalt de bonus afspraak ook
(…)
Facturatie weten we nog niet via waar deze gaat lopen, werk maatschappij of groep. (…)”
2.4.
Nadien hebben partijen op enig moment [1] een managementovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
In aanmerking nemende:

dat de huidige bestuurder van de BV B[daarmee wordt [gedaagde] aangeduid, toevoeging van de voorzieningenrechter]
(…) en de BV B, wegens het vertrek van de bedrijfsleider van deelneming [B] BV, de behoefte hebben om tijdelijk een interim-manager aan te stellen om het bestuur te ondersteunen.
(…)
Art.1
1 De BV Cdaarmee wordt Magie Management aangeduid, toevoeging van de voorzieningenrechter]
sluit een managementcontract met de BV B om met ingang van 1 november 2018 mede te voorzien in het bestuur van de BV B.
2 De BV C verbindt zich tegenover de BV B om de aan dit bestuur verbonden werkzaamheden te
doen verrichten door A[daarmee wordt [A] aangeduid, toevoeging van de voorzieningenrechter]
maar behoudt zich het recht voor om zo nodig de werkzaamheden door een andere aan de BV C te verbinden werknemer of opdrachtnemer te doen verrichten.
Art. 2
“1 De opdrachtovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd tot 30 juni 2019. Uiterlijk op 1 juni 2019 zullen partijen met elkaar overleg plegen omtrent eventuele voortzetting van deze opdrachtovereenkomst.
2 De BV C zal aan de BV B voor de in de considerans genoemde werkzaamheden een maandelijkse vergoeding in rekening brengen van € 20.000 voor de maanden november en december tezamen en daarna€ 9.000 per maand. Genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting.
Bovenop de maandelijkse vergoeding vergoedt [gedaagde] B.V. aan de BV C een bonus ter hoogte van 25% van de aanwijsbare en gerealiseerde ‘meerwinst’ ten opzichte van het resultaat 2018.
Hiertoe zullen partijen in de komende periode, doch uiterlijk 30 januari 2019 een objectiveerbare
rekenformule vaststellen. Deze afspraak geldt voor het kalenderjaar 2019.”
2.5.
De managementovereenkomst is na 30 juni 2019 voortgezet.
2.6.
Bij e-mailbericht van 23 december 2019 heeft [C] . aan [A] - onder meer - het volgende meegedeeld:
“(…) Voor dat er weer onduidelijkheid ontstaat, wil ik je laten weten dat voor 2020 onder de zelfde voorwaarden als die nu gelden onze overeenkomst zullen voort zetten. (…)”
2.7.
In december 2020 is de managementovereenkomst tussen partijen beëindigd. Nadien is door of namens partijen gecorrespondeerd over de afwikkeling van hun samenwerking. In dat kader is van de zijde van Magie Management op diverse momenten (ook) om inzage dan wel afgifte van (jaar)stukken gevraagd om op basis daarvan de bonus over 2019 en 2020, waar Magie Management aanspraak op stelt te hebben, te kunnen berekenen. Namens (onder meer) [gedaagde] is Magie Management in de gelegenheid gesteld om een aantal stukken op het kantoor van haar accountant in te zien, onder de voorwaarde dat er een geheimhoudingsverklaring wordt ondertekend.
2.8.
Bij e-mailbericht van 14 juni 2021 heeft [A] aan [D] een factuur ten name van [B] Groep B.V. gestuurd voor een bedrag van € 5.666,43 met als omschrijving “Managementbonus 2019 onbetwiste deel”. Nadien is er tussen [A] en [D] gecorrespondeerd over de afwikkeling van de bonus ter zake het jaar 2019. Op
28 juni 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 5.666,43 overgemaakt naar Magie Management met als omschrijving “Bonus 2019 compleet volgens afspraak”

3.Het geschil

3.1.
Magie Management vordert dat de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] beveelt tot afgifte aan Magie Management, in afschrift of computergegenereerde uitdraai tenzij hierna anders is vermeld, in voorkomend geval specifiek op te stellen, van [2] :
a. de jaarrekening 2018, 2019 en 2020 enkelvoudig en geconsolideerd ( [gedaagde]
en [B] );
de kolommenbalans uit MKG per ultimo jaar 2019 en 2020 ( [gedaagde] en [B] );
de brugstaat van de accountant waarmee aansluiting tussen jaarrekening en kolommenbalans wordt verklaard ( [gedaagde] BV als [B] );
een specificatie inhoudende een overzicht onderhanden werk per ultimo 2019 en 2020 ( [B] );
een specificatie ter zake de voorraadwaardering per ultimo 2019 en 2020 ( [B] );
een specificatie van de geboekte op-/afwaarderingen op voorraden, onderhanden werken en debiteuren ( [B] );
een specificatie van de overige vorderingen en overige schulden ( [gedaagde] en [B] );
een specificatie van de bijzondere kosten rondom het 100-jarig jubileum in 2019 ( [B] );
de verwerking van (des-)investeringen in 2019 en 2020 in zowel [gedaagde] BV als [B] ;
alle kopieën van de facturen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [F] BV aan [gedaagde] / [B] over 2020;
overzichten van de opbrengst oud ijzer in de jaarrekening verantwoord en contant ontvangen (niet in de jaarrekening verantwoord) over de boekjaren 2018, 2019 en 2020 ( [gedaagde] , [B] , [C] . en [D] );
het ‘schriftje van [E] ’ [3] waarin op papier de contante omzet die met oud ijzer wordt behaald is genoteerd, in origineel ( [gedaagde] BV, [B] BV, de heer [C] en de heer [D] );
binnen drie werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Daarnaast vordert Magie Management veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de wettelijke rente daarover.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Magie Management vordert een voorlopige voorziening in kortgeding, bestaande in een bevel tot afgifte van stukken door [gedaagde] aan Magie Management, primair op grond van de (door haar gestelde) contractuele bonusafspraak en subsidiair op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2.
Voor het geven van een voorlopige voorziening in kortgeding geldt als algemene eis dat er een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening moet zijn. Spoedeisend belang bij een voorziening heeft de eiser van wie niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang gemotiveerd betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Magie Management op haar beurt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zich een spoedeisend belang voordoet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.
Magie Management vordert afgifte van en inzage in stukken, waarover [gedaagde] volgens haar beschikt. Indien [gedaagde] in kortgeding tot afgifte van de gevraagde stukken wordt veroordeeld, leidt dat, indien nagekomen, in beginsel tot onomkeerbare gevolgen, die in een bodemprocedure (bij een andersluidend oordeel) niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. De stukken zijn dan immers al afgegeven of ingezien. Derhalve moet met het geven van een dergelijke voorziening in kortgeding terughoudend worden omgegaan. Dat betekent dat van Magie Management mag worden verlangd dat zij in deze procedure een voldoende dragende motivering geeft waarom er aan haar zijde een spoedeisend belang bestaat, dat maakt dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Magie Management in de dagvaarding niet voldoende (concreet) gesteld waarin haar spoedeisend belang is gelegen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juli 2021 is namens Magie Management aangevoerd dat het spoedeisend belang er in gelegen is dat Magie Management haar vorderingen moet kunnen bepalen om tot een waardering voor haar eigen jaarrekeningen te kunnen komen. Magie Management stelt dat de waardering van de door [gedaagde] betwiste vordering over 2019 en 2020 van wezenlijke invloed is op de cijfers van Magie Management. Daarbij wijst zij er op dat volgens de Nederlandse Raad voor de Jaarverslaggeving de waardebepaling van een vordering onderbouwd moet kunnen worden met betrouwbare stukken en dat de waarschijnlijkheid van de vordering dient te worden gemotiveerd. Verder heeft Magie Management naar voren gebracht dat zij er een gerechtvaardigd belang bij heeft om haar vordering al in de komende weken te kunnen bepalen en niet te wachten op een vonnis in een bodemprocedure.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is met de enkele omstandigheid dat Magie Management haar gestelde vorderingen jegens [gedaagde] moet (kunnen) waarderen voor haar jaarrekeningen de spoedeisendheid van het vorderen van bescheiden en gegevens daarmee nog niet gegeven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor iedere vennootschap geldt dat zij haar vorderingen moet waarderen ten behoeve van de jaarstukken. Door Magie Management is niet of onvoldoende concreet gemotiveerd gesteld dat of waarom zij nu reeds over de gevraagde stukken moet kunnen beschikken. In dit kader kan ook niet uit het oog worden verloren dat niet enkel de omvang van de bonus over de jaren 2019 en 2020 tussen partijen in geschil is, maar ook of Magie Management al dan niet aanspraak heeft op een bonus over het jaar 2020. [gedaagde] stelt zich immers - kort gezegd - op het standpunt dat de bonus over het jaar 2019 met de betaling van het bedrag van € 5.666,43 is afgewikkeld en dat de aanspraak op een bonus na 2019 is komen te vervallen. Daar komt nog bij dat de stukken waarvan afschrift wordt gevorderd geen stukken zijn waarvan (voorshands) gevreesd moet worden dat deze verloren dreigen te gaan. In het kader van een eventuele bodemprocedure kan altijd nog een (nieuwe al dan niet op artikel 843a Rv gebaseerde) vordering tot afgifte van stukken worden ingesteld.
4.6.
Het door Magie Management ingenomen standpunt dat zij er een gerechtvaardigd belang bij heeft om haar vordering al in de komende weken te kunnen bepalen en niet te wachten op een vonnis in een bodemprocedure, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er thans sprake is van een spoedeisende situatie die een spoedvoorziening in kortgeding noodzakelijk maakt.
4.7.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van Magie Management zullen worden afgewezen.
4.8.
Magie Management zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] heeft de daadwerkelijke proceskosten gevorderd en legt daaraan ten grondslag dat zij door de houding van Magie Management onnodig op kosten is gejaagd. [gedaagde] stelt in dit verband dat zij bereid was en is geweest om de jaarrekening 2019 ter inzage te leggen voor Magie Management. Voor een integrale vergoeding van proceskosten kan plaats zijn indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen bij het instellen of voeren van een procedure. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
4.9.
De enkele omstandigheid dat [gedaagde] bereid was en is om de jaarrekening 2019 ter inzage te leggen voor Magie Management rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de conclusie dat Magie Management door het instellen of voeren van de onderhavige procedure misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarbij wordt meegewogen dat Magie Management niet alleen afgifte van de jaarrekening van het jaar 2019 heeft gevorderd, maar ook diverse andere stukken dan wel financiële gegevens. Dat het gevorderde door Magie Management wordt afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang, leidt (overigens) niet tot een ander oordeel.
4.10.
Vorenstaande betekent dat de kosten aan de zijde van [gedaagde] conform het liquidatietarief worden begroot op € 667,-- aan griffierecht en € 1.016,-- aan salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Magie Management in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.683,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021. [4]

Voetnoten

1.
2.
3.
4.type: