ECLI:NL:RBOVE:2021:3070

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
08.112365.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor het bezit en de verkoop van harddrugs en wapens

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 31-jarige vrouw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. De vrouw werd beschuldigd van het bezit van amfetamine, ketamine, een ploertendoder en een taser, en het verkopen van ketamine. De rechtbank oordeelde dat de vrouw in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 in Wijhe samen met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine en ketamine, en dat zij zonder registratie ketamine heeft verkocht. De rechtbank sprak de vrouw vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder het handelen in Sildenafil en het voorhanden hebben van wapens, omdat niet bewezen kon worden dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van deze middelen in de woning waar zij verbleef. De rechtbank overwoog dat de vrouw eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat haar recidive een belangrijke factor was in de strafoplegging. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoonlijke situatie van de verdachte, die een kwetsbaar persoon is met een geschiedenis van verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.112365.20 (P)
Datum vonnis: 02 augustus 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu (uit andere hoofde) verblijvende in de P.I. Zuid Oost, locatie Evertsoord Ter Peel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juli 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 19 juli 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2019 in Wijhe samen met een ander
feit 1:heeft gehandeld in MDMA, amfetamine en cocaïne, in elk geval deze drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:(opzettelijk) heeft gehandeld in het geneesmiddel Sildenafil en/of dit geneesmiddel in voorraad heeft gehad;
feit 3:zonder registratie heeft gehandeld in een werkzame stof, te weten ketamine en/of dit voorhanden heeft gehad;
in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 in Wijhe samen met een ander
feit 4:een wapen, te weten een dubbelloops hagelgeweer, voorhanden heeft gehad, terwijl het wapen was gewijzigd;
feit 5:verschillende munitie voorhanden heeft gehad
feit 6:wapens, te weten twee stroomstootwapens, voorhanden heeft gehad;
feit 7:een wapen, te weten een airsoftwapen met patroonhouder, dat lijkt op een sniper, voorhanden heeft gehad:
feit 8:een wapen, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 829,37 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- 387,17 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- 128,35 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
(telkens) zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2

zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten

- 616 tabletten en/of capsules, in elk geval een hoeveelheid tabletten en/of capsules Sildenafil 100 mg, merk Kamagra Oral Jelly en/of
- 300 tabletten en/of capsules, in elk geval een hoeveelheid tabletten en/of capsules Sildenafil 100 mg en Tafalafil 20 mg, merk Sidalist en/of
- 700 tabletten en/of capsules, in elk geval een hoeveelheid tabletten en/of capsules Sildenafil 200 mg, merk Cenforce 200 en/of
- 305 tabletten en/of capsules, in elk geval een hoeveelheid tabletten en/of capsules Sildenafil 120 mg, merk Cobra 120
in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd;
3

zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zonder registratie ongeveer 231, 20 gram, althans een hoeveelheid (van een stof bevattende) ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd;

4

zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 3, te weten een (gewijzigd) dubbelloops hagelgeweer, van een onbekend Belgisch merk, type/serienummer 861, kaliber 16, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd, voorhanden heeft gehad;

5

zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten

- 16 hagelpatronen van het kaliber 16 en/of
- 7 hagelpatronen van het kaliber 12 en/of
- 81 kogelpatronen van het kaliber 3.57 en/of
- 2 kogelpatronen van het kaliber .22LR en/of
- 2 kogelpatronen van het kaliber 7.62x39mm

voorhanden heeft gehad;

6
zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen,
twee wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stroomstootwapens, zijnde voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
7

zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een airsoftwapen met patroonhouder dat een nabootsing van een geweer betreft dat voor wat betreft de vorm, de afmeting en de kleur een sprekende gelijkenis toont met een bestaand vuurwapen, namelijk met een sniper, voorhanden heeft gehad;

8

zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde, met uitzondering van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dealen in harddrugs en handelen in Sildenafil, wettig en overtuigend te bewijzen. Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde medeplegen acht zij niet bewezen.
Ter onderbouwing van de bewezenverklaring heeft zij onder meer gewezen op de op 18 maart 2020 in een woning in Wijhe aangetroffen en geteste drugs, geneesmiddelen en (vuur)wapens en munitie, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 22 april 2020 en het WhatsAppgesprek van 7 maart 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in de woning in Wijhe verbleef en wetenschap had van de daar aanwezige drugs, geneesmiddelen, munitie en (vuur)wapens. Zij had hier ook beschikkingsmacht over.
De door verdachte afgelegde verklaring op de terechtzitting van 19 juli 2021 acht de officier van justitie niet geloofwaardig. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat zij de woning al geruime tijd had verlaten, maar onduidelijk is gebleven op welk moment zij zou zijn vertrokken uit de woning in Wijhe en wanneer zij zich elders zou hebben inschreven. Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat deze verklaring niet strookt niet met de verklaring van verdachte dat zij dagelijks medicatie gebruikt, terwijl deze medicijnen in de woning in Wijhe zijn aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft algehele vrijspraak bepleit.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat vastgesteld kan worden dat op 18 maart 2020 diverse hoeveelheden drugs, geneesmiddelen, munitie en wapens in de woning lagen, maar dat verdachte op dat moment niet meer in de woning verbleef. Niet is vast te stellen dat de drugs, geneesmiddelen, munitie en wapens vóór 18 maart 2020 ook al in de woning lagen en dat verdachte in de gehele ten laste gelegde periode in de woning in Wijhe verbleef.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat er geen bewijs is voor het handelen in drugs en geneesmiddelen. Ook heeft verdachte geen opzet gehad op het bezit daarvan en is er geen sprake geweest van beschikkingsmacht. Het ontbreken van beschikkingsmacht geldt ook voor het onder 4 tot en met 8 ten laste gelegde. De verklaring van verdachte bij de politie dat zij een ploertendoder en een stroomstootwapen had, ziet op een eerder in beslag genomen ploertendoder en stroomstootwapen, waarvoor zij inmiddels al is veroordeeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraken
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat noch uit het procesdossier, noch tijdens het verhandelde ter terechtzitting op 19 juli 2021 is gebleken dat verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 heeft gehandeld in Sildenafil. Ook is niet vast te stellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van grote hoeveelheden tabletten/capsules Sildenafil in de woning aan de [adres 2] . Nu dit niet vastgesteld kan worden, moet vrijspraak volgen.
Ten aanzien van het onder 4, 5 en 7 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4, 5 en 7 ten laste is gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat noch uit het procesdossier, noch tijdens het verhandelde ter terechtzitting op 19 juli 2021 is gebleken dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van:
- een dubbelloops hagelgeweer, van een onbekend Belgisch merk, type/serienummer 861, kaliber 16;
- diverse hagelpatronen van verschillende kalibers;
- een airsoftwapen met een patroonhouder, dat gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een sniper,
in de woning aan de [adres 2] . Nu dit niet vastgesteld kan worden, kan het voorhanden hebben van deze voorwerpen niet bewezen worden.
Ten aanzien van het onder 1, 3, 6 en 8 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen [1]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] en [verbalisant] is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
… “Op 18 maart 2020, trad ik binnen in de woning [adres 2] , bewoond door [medeverdachte] .
… In de woning werd inbeslaggenomen:
- (…) wapens
- drugs
- geneesmiddelen. [2]
Op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen staan onder meer een taser met geel kopstuk, een uitschuifbare ploertendoder, een zakje met crèmekleurige substantie en een roze Ikea zakje met wit poeder. [3] Het witte poeder test positief als ketamine en de crèmekleurige substantie als amfetamine. [4]
Op 22 april 2020 verklaart verdachte, onder meer het navolgende:
…”(V): Hoe lang heb jij gewoond aan de [adres 2] ?
(A): Geen flauw idee maar best wel een tijdje een paar maand, misschien wel een klein
jaartje. Ik denk 6 a 7 maand. [5]
(V): Met wie woonde jij daar?
(A): Met [medeverdachte] . [6]
(A): Ik ben heel de maand maart niet meer geweest in de woning. Ik denk eind februari of begin maart dat ik daar weg ben gegaan. Ik denk dat ik twee weken voor de invaldaar weg was [7]
(
V): Hoe vaak gebruik jij drugs?
(A): Ik gebruik Ketamine, Keta. [8]
… ik heb twee kennissen met wie ik wel eens een grammetje omruil voor pep. Dit
waren [naam 1] en [naam 2] . [9]
(V): De woning aan de [adres 2] is door het onderzoeksteam doorzocht op
drugs en wapens. Naast de aangetroffen wapens treffen wij drugs aan welke door de
forensische opsporing zijn getest. Wat voor drugssoorten lagen er volgens jou in de
woning?
(A): Heb ik al genoemd. Pep Amfetamine, Ketamine... Dit is wat ik weet.
(V): Hoe kwamen deze drugs in de woning?
A: [medeverdachte] haalde dat op. [10]
…Ketamine van mij lag daar op een schaaltje in de woonkamer. [11]
V: Wat kun jij verklaren over wapens die jij en of [medeverdachte] in bezit hebben?
A: Ik heb geen andere wapens in bezit gehad dan een ploertendoder en tasers. [12]
Ploertendoder in de slaapkamer weet ik. De ploertendoder was van ons samen en
komt van Wish. U toont mij nu foto's van de wapens. Ik kan zeggen dat de taser met
gele kopstuk van ons samen was. Ik gebruikte deze taser ook wel voor mijn veiligheid
(…). Bolle had deze taser al voor dat ik kwam in huis liggen. [13]
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart op 19 maart 2020, onder meer het navolgende:
…” V: U verklaarde gisteren dat u woonachtig bent op de [adres 2] . Dat
klopt?
A: Ja.
V: U verklaarde ook dat [verdachte] op dat adres woont. Dat klopt?
A: Ja.
V: Dus [verdachte] woont op dit moment nog bij u?
A: Nou nee, sinds een week is ze er niet meer. Waar ze is weet ik niet. [14]
(V) in uw slaapkamer, onder een kussen op het bed, is een ploertendoder aangetroffen.
Wat kunt u hierop zeggen?
(A) Het is een uitschuifbare wapenstok. In een ploertendoder zie een stalen veer. Hij is van mij.
(V) Wij hebben drugs in uw woning gevonden. Wat kunt u hier zelf over verklaren?
(A) Ja dat kan.
(V) Wat kunnen wij gevonden hebben?
(A) U kunt amfetamine gevonden hebben. [15]
Uit het proces-verbaal bevindingen indicatie geneesmiddelen van 8 april 2020 komt naar voren dat ketamine een werkzame stof in geneesmiddelen is met een pijnstillende en/of verdovende werking. Ketamine voldoet daarmee aan de begripsbepaling genoemd in artikel 1, eerste lid, onder x.1 van de Geneesmiddelenwet. [16]
In afzonderlijke processen-verbaal onderzoek wapen, relateert verbalisant [verbalisant] dat de op 18 maart 2020 in beslag genomen taser met geel kopstuk een stroomstootwapen betreft. Dit stroomstootwapen is gecategoriseerd als een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie 2 sub 5 van de Wet Wapens en munitie. [17] Daarnaast relateert de verbalisant dat de op 18 maart 2020 in beslag genomen uitschuifbare wapenstok een ploertendoder betreft. Deze ploertendoder categoriseert hij als een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 Categorie 2 sub 3 van de Wet Wapens en Munitie. [18]
De mobiele telefoon van [naam 2] is door de politie uitgelezen. Hierin kwamen Whats Appgesprekken naar voren met telefoonnummers die aan verdachte gekoppeld zijn.
Op 20 oktober 2019 vindt tussen verdachte en [naam 2] onderstaand gesprek plaats:
[verdachte] : Ben je nodig
[naam 2] : Hoezo
[verdachte] : Want dan komen bolle en ik ook ff langs jou dat opgloei
[naam 2] : Dat heeft nu geen zin
[verdachte] : Mocht je nog wat nodig zijn moet je het niu zeggen want vertrekken moment richting
Zwolle
[naam 2] : Ja, maar moet buiten afspreken
[naam 2] : [naam 3] heeft nu geen zin in
[naam 2] : We hebben wat woorden gehad
[verdachte] : Das goed
[verdachte] : Hoeveel dan?
[naam 2] : Ik kan er maar 2 betalen nu. [19]
Op 13 december 2019 vindt tussen verdachte en [naam 2] onderstaan gesprek plaats:
[naam 2] : Hey pinda hier
[naam 2] : Heb je wat te doen?
[naam 2] : [verdachte] heb jij ketjap bij je
[verdachte] : (audiofragment) Ja, zekers! Wat denk jij dan? Maare ik moet nog heel even wachten
op [naam 4] , want ja die moest ook nog uhh... ja dat zelfde. En dan uh vertrek ik uh die
kant op.
[naam 2] : (audiofragment) Oke dan
[verdachte] : (audiofragment) Uh hoeveel moesten jullie hebben dan, zeg maar samen, ongeveer?
Want dan weet ik dat weet je. Ik ben nou even aan het wegen.
[naam 2] : (audiofragment) : Twee (2). [20]
Ter terechtzitting op 19 juli 2021 heeft verdachte verklaard dat deze WhatsApp gesprekken gaan over 2 ketamine tabletten en dat ketjap, ketamine is. Ook heeft zij aangegeven zich de gesprekken gedeeltelijk te herinneren, dat [naam 2] altijd veel pep had en dat [naam 4] graag ketamine wilde. [21]
Kennelijke verschrijving met betrekking tot het onder 8 ten laste gelegde
In het hiervoor genoemde proces-verbaal onderzoek wapen van 2 april 2020 is de ploertendoder beschreven als een wapen in de zin van de Wet Wapens en munitie (WWM) onder artikel 2, lid 1,
categorie 2sub 3. De rechtbank zal dat zien als een categorie 1 wapen, nu uit de fotobijlage duidelijk blijkt dat er geen sprake is van een vuurwapen in de zin van categorie 2. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke verschrijving in het proces-verbaal. De tenlastelegging ziet op een wapen als bedoeld in categorie 1, sub 3 WWM, zodat verdachte in haar belangen niet is geschaad.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte geruime tijd in de woning aan de [adres 2] heeft verbleven. Door verdachte wordt dit ook niet ontkend. Het verblijf van verdachte in deze woning wordt bevestigd door medeverdachte [medeverdachte] . Over het moment van het verlaten van de woning bestaat onduidelijkheid, maar vastgesteld kan worden dat het verblijf van verdachte in de woning valt binnen de ten laste gelegde periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 en dat zij de woning relatief kort, hooguit enkele weken, voor de inval op 18 maart 2020 heeft verlaten.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er in deze woning ‘pep’ lag en ook heeft zij aangegeven dat zij haar eigen ketamine ruilde voor ‘pep’ en dit ook wel gebruikte. ‘Pep’ is een andere benaming voor speed en betreft de harddrug amfetamine. Het gebruik van amfetamine door verdachte maakt dat zij bekend was met de werking van deze drugs en dat het dus daadwerkelijk amfetamine betrof. Van opzet is sprake omdat verdachte amfetamine (voor eigen gebruik) in de woning aanwezig had. De aanwezigheid van amfetamine in de woning wordt tevens bevestigd door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
Omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat de op 18 maart 2020 aangetroffen hoeveelheden drugs al in de woning lagen op het moment dat verdachte daar verbleef, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat zij in de tenlastegelegde periode in Wijhe tezamen met een ander opzettelijk
een hoeveelheid amfetamineaanwezig heeft gehad. Van de specifiek tenlastegelegde hoeveelheid zal verdachte dus partieel worden vrijgesproken.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte gehandeld heeft in amfetamine, MDMA en/of cocaïne. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken, alsmede van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en/of cocaïne.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 in Wijhe, zonder registratie een hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad, verkocht en heeft afgeleverd bij derden. Verdachte heeft immers verklaard zelf ketamine te gebruiken, dat dit in de woning aan de [adres 2] lag en dat zij geleverd heeft aan zowel [naam 2] als [naam 4] . Weliswaar heeft verdachte verklaard ketamine voor amfetamine te ruilen, maar uit het WhatsAppgesprek met [naam 2] komt naar voren dat hij op dat moment maar 2 ketamine kon betalen. Gelet daarop acht de rechtbank het ten laste gelegde verkopen eveneens bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die duiden op een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 6 en 8 ten laste gelegde
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat in de woning aan de [adres 2] twee stroomstootwapens en een ploertendoder zijn aangetroffen. Voor een veroordeling het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen is vereist dat verdachte het wapen bewust aanwezig had. Recente jurisprudentie [22] van de Hoge Raad heeft uitgewezen dat deze bewustheid zich niet hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. De rechtbank overweegt hierbij dat een gebruiker van een woning over het algemeen toegang heeft tot alle ruimten in deze woning, als ook dat hij wetenschap heeft van de daar aanwezige goederen. Gelet op de verklaring van verdachte dat de ploertendoder en het stroomstootwapen met het gele kopstuk van haar en medeverdachte [medeverdachte] samen was, acht de rechtbank het onder 6 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3, 6 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij op tijdstip(pen) in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
zij op tijdstip(pen) in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, een hoeveelheid (van een stof bevattende) ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en heeft verkocht en heeft afgeleverd;
6
zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
8
zij in de periode van 1 maart tot en met 18 maart 2020 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 6 en 8 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet, gegeven verbod.
feit 3
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
feit 6
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
feit 8
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft rekening houdend met:
- het reclasseringsrapport;
- de richtlijnen voor het bezit van harddrugs en wapens;
- de gevangenisstraf van 30 maanden die aan medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd;
- artikel 63 Sr en
- de recidive, die blijkt uit het strafblad van verdachte,
gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met artikel 63 Sr en een voorwaardelijke straf gecombineerd met een taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van amfetamine, ketamine, een ploertendoder en een taser. Daarnaast heeft zij ketamine – zonder registratie – verkocht en afgeleverd. Over de schaal waarop deze handel heeft plaatsgevonden biedt het dossier overigens weinig informatie, zodat de rechtbank in het voordeel van de verdachte uit zal gaan van enkele malen. Het gebruik van (hard)drugs – en tevens ook het gebruik van ketamine – werkt over het algemeen zeer verslavend. Het is algemeen bekend dat amfetamine, zijnde harddrugs, een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid. De ongereguleerde verkoop van geneesmiddelen draagt hier ook aan bij.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 30 juni 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het overtreden van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Ook komt naar voren dat verdachte op 6 november 2020 en 11 juni 2021 door de politierechter is veroordeeld. Op 8 december 2020 heeft zij nog een strafbeschikking ontvangen.
De reclassering heeft op 1 juli 2020 over verdachte gerapporteerd. Uit deze rapportage komt naar voren dat verdachte een kwetsbaar persoon is met een beneden gemiddelde intelligentie. Zij is opgegroeid in een zeer onveilige opvoedsituatie en is op jonge leeftijd al uit huis geplaatst en heeft later in justitiële instellingen verbleven. Verdachte rookt regelmatig cannabis en gebruikt (wekelijks) ketamine. Zij lijkt haar verslavingsproblematiek echter te bagatelliseren. Op dit moment is verdachte gedetineerd wegens het niet uitvoeren van taakstraffen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr, het feit dat er sprake is van recidive en het advies van de reclassering. De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog. Zij heeft geadviseerd om aan verdachte een straf zonder voorwaarden op te leggen, nu zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht het risico op recidive te beperken of het gedrag te veranderen. Om verdachte te beletten opnieuw strafbare feiten te plegen is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke straf passend en geboden is.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor 1 maand opleggen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2, 4, 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 6 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 6 en 8 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet, gegeven verbod.
feit 3
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
feit 6
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
feit 8
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3, 6 en 8 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. V.P.K van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 02 augustus 2021.
Buiten staat
Mr. De Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met onderzoek nummer PL0600-2020122474. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 20, alinea 2 en 8.
3.Pagina 25, voorwerp 1, 7 en 8 en pagina 26, voorwerp 10.
4.Pagina 166, alinea 5, pagina 167, alinea 4.
5.Pagina 262, laatste alinea.
6.Pagina 263, alinea 1.
7.Pagina 266, alinea 9.
8.Pagina 261, alinea 3 en 4.
9.Pagina 269, alinea 1 en 10.
10.Pagina 270, alinea 1 en 3.
11.Pagina 265, alinea 12.
12.Pagina 266, alinea 4.
13.Pagina 269, alinea 1.
14.Pagina 222, alinea 4, 6 en 7.
15.Pagina 225, alinea 10 tot en met 12.
16.Pagina 181.
17.Pagina 66 en 67.
18.Pagina 74 en 75.
19.Pagina 192.
20.Pagina 193, alinea 2.
21.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 19 juli 2021.
22.HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504.