ECLI:NL:RBOVE:2021:2717

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
AWB_20 _ 754
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verkeersbesluit wegens parkeeroverlast door vrachtwagens

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Wierden. Eiser had verzocht om een verkeersbesluit te nemen om parkeeroverlast te bestrijden op de Oude Schoolweg in Hoge Hexel, veroorzaakt door vrachtwagens van een nabijgelegen bouwbedrijf. Het primaire besluit van 3 september 2018 om dit verzoek af te wijzen, werd door verweerder gehandhaafd, ondanks dat het bezwaar van eiser gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 23 november 2020 en 17 juni 2021, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een derde belanghebbende.

De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon besluiten om het verzoek van eiser af te wijzen. De rechtbank erkende dat er problemen waren met de doorgang op de Oude Schoolweg door geparkeerde vrachtwagens, maar concludeerde dat het gedrag van de chauffeurs de belangrijkste oorzaak was van de overlast. De rechtbank stelde vast dat de breedte van de weg voldoende was om een geparkeerde vrachtauto te passeren en dat er zonder het verkeersbesluit al maatregelen konden worden genomen tegen het ongewenste gedrag van de chauffeurs. De rechtbank oordeelde dat het gevraagde verkeersbesluit geen toegevoegde waarde had en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/754

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. W. Visser,
en

het college van burgemeester en wethouders van Wierden, verweerder,

gemachtigde: J. Pasman.

Derde belanghebbende: [naam] BV, te Hoge Hexel.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verkeersbesluit te nemen op de Oude Schoolweg in Hoge Hexel in verband met parkeeroverlast, afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder met overname van het door de Commissie Bezwaarschriften gegeven advies, het bezwaar van eiser gegrond verklaard, maar het besluit van 3 september 2018 in stand gelaten met aanpassing van de motivering.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en B. ter Avest.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een onderzoek te doen naar alternatieve oplossingen (waaronder ook een oplossing in samenwerking met de provincie Overijssel) voor de parkeeroverlast die eiser ervaart aan de Oude Schoolweg te Hoge Hexel.
Bij brief van 9 december 2020, met als bijlage een e-mailbericht van 8 december 2020, heeft verweerder aan de rechtbank medegedeeld dat het onderzoek dat heeft plaatsgevonden geen nieuwe oplossingen heeft opgeleverd.
Bij brief van 28 december 2020 heeft de gemachtigde van eiser hierop commentaar geleverd. Bij brief van 13 januari 2021 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld dat dit commentaar de conclusie van de brief van 9 december 2020 niet anders maakt.
Bij brieven van 16 februari 2021 en 23 maart 2021 hebben partijen nog een reactie gegeven.
De behandeling van het beroep is ter zitting hervat op 17 juni 2021, waar partijen in dezelfde samenstelling zijn verschenen.

Overwegingen

1. In een brief van 3 augustus 2018 heeft eiser aan verweerder verzocht een verkeers- besluit te nemen om de door hem ervaren parkeeroverlast vanwege het parkeren en de laad- en losactiviteiten ten behoeve van bouwbedrijf [naam] (hierna te noemen: [naam] ) op de Oude Schoolweg in Hoge Hexel te voorkomen.
2. Bij besluit van 3 september 2018 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het op basis van de huidige regelgeving (artikel 5 van de Wegenverkeerswet) nu al niet is toegestaan zich zodanig te gedragen/voertuigen zo-danig te parkeren dat de doorgang voor het overige verkeer wordt belemmerd. Wanneer dit voor komt kan de politie hier nu al strafrechtelijk tegen optreden. Het nemen van een ver-keersbesluit en het plaatsen van borden c.q. aanbrengen van markeringen vindt verweerder daarom niet noodzakelijk.
3. In bezwaar is namens eiser aangevoerd dat het primaire besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en/of gemotiveerd.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard maar het besluit van 3 september 2018 in stand gelaten met aanpassing van de motivering. Verweerder heeft gesteld dat uit controlebezoeken in de afgelopen jaren is gebleken dat de bereikbaarheid van de Oude Schoolweg niet in het geding is geweest.
5. Eiser voert aan dat de weg meerdere keren per week gedurende langere tijd gestremd is door geparkeerde en ladende en lossende vrachtwagens. Eiser heeft dat ook met meerdere middelen, met name foto’s, aangetoond. Het bestaan van het structurele probleem en de overlast is op bestuurlijk niveau nimmer in twijfel getrokken, zo stelt eiser.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:506, komt een bestuursorgaan bij het nemen (en weigeren) van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleids-ruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het (weigeren een) verkeersbesluit (te nemen) niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
7. De rechtbank stelt voorop dat, zoals ook ter zitting is besproken, in dit geding alleen de beoordeling van het besluit van verweerder op het verzoek van eiser om een parkeerverbod in te stellen aan de orde is.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen weigeren het door eiser gevraagde verkeersbesluit te nemen. Zij overweegt daartoe als volgt.
9. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting van 23 november 2020 en 17 juni 2021 twijfelt de rechtbank niet aan de juistheid van de stelling van eiser dat de Oude Schoolweg meerdere malen per week gedurende langere tijd gestremd is door geparkeerde en ladende en lossende vrachtwagens ter hoogte van het bouwbedrijf van [naam] en hij hiervan overlast ervaart. De rechtbank deelt derhalve niet de opvatting van verweerder dat het slechts een incidenteel probleem zou betreffen.
10. In het e-mailbericht van 8 december 2020 heeft verweerder toegelicht dat de berm langs de Oude Schoolweg ter hoogte van het bouwbedrijf van [naam] al van een 1.00 meter brede rabatstrook is voorzien. De totale wegbreedte is hierdoor 1.00 meter rabatstrook + 3.40 meter + 2.20 meter rabatstrook = 6.60 meter.
De gemachtigde van eiser heeft aan de hand van een door hem overgelegde overzichtsfoto gesteld dat deze berekening een vertekend beeld van de werkelijkheid geeft.
11. De rechtbank is op grond van de beschikbare gegevens van oordeel dat de breedte van de weg voldoende is om een geparkeerde vrachtauto te kunnen passeren. Het probleem dat eiser ervaart is een gevolg van onjuist gedrag van de betrokken chauffeurs. Daartegen kan ook zonder het door eiser gevraagde verkeersbesluit worden opgetreden. Het gevraagde verkeersbesluit heeft daarom geen toegevoegde waarde.
12. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerder, gelet op de hem toekomende beleidsruimte, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om eisers verzoek om een verkeersbesluit te nemen af te wijzen. Het beroep is ongegrond.
13. Gelet op het verhandelde op de zittingen van 23 november 2020 en 17 juni 2021 merkt de rechtbank ten overvloede nog het volgende op.
De rechtbank betreurt het dat [naam] zich als derde partij niet op deze zittingen heeft laten vertegenwoordigen omdat er voldoende ruimte op het bedrijfsterrein van [naam] lijkt te zijn om aan- en afvoerbewegingen (en dus laad- en losactiviteiten) op het eigen terrein af te kunnen wikkelen. De rechtbank wijst er daarbij op dat de openbare weg in beginsel niet is bedoeld om laad- en losactiviteiten te verrichten en zeker niet als daardoor de normale doorstroming van het verkeer onnodig wordt belemmerd. Dat is het geval als er genoeg ruimte op het eigen terrein aanwezig lijkt te zijn dan wel daarvoor gemaakt zou kunnen en wellicht zou moeten worden. De rechtbank deelt het standpunt van de gemachtigden van verweerder ter zitting dat, in het onderhavige geval, het gedrag van vrachtwagenchauffeurs bij het geconstateerde probleem als ook bij het oplossen van dat probleem, naar het lijkt, een grote rol speelt. De rechtbank is van oordeel dat bij het tegengaan van het probleem [naam] ook een grote verantwoordelijkheid heeft. Daarnaast zou, als het probleem aanhoudt, verweerder wellicht een infrastructurele maatregel aan de weg kunnen overwegen om het gedrag van de chauffeurs op die wijze bij te sturen.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.