Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
- (…) mr. Heutink namens [naam 1] en [verzoeker] heeft verklaard de vordering van mr.Koerselman in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf] B.V. te betwisten (…)
- de curator[mr. De Vries, toevoeging van de wrakingskamer]
heeft verklaard dat hij naar aanleiding van de door [verzoeker] opgeworpen betwisting terug is gekomen op de voorlopige erkenning van zijn onder nummer 5 op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen omschreven vordering ad € 1.120,00 omdat de curator twijfels heeft gekregen omtrent de juistheid van de ter verificatie ingediende vordering. De vordering wordt door de curator alsnog betwist en de curator heeft voorgesteld dat de rechtercommissaris [verzoeker] onder ede gaat horen zodat hij zijn vordering en de opgeworpen betwisting nader kan onderbouwen.
3.Het wrakingsverzoek
4.Het standpunt van de rechter-commissaris
Subsidiair meent de rechter-commissaris dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Daartoe heeft hij - samengevat - het volgende naar voren gebracht. De positie van een rechter-commissaris is een wezenlijk andere dan die van een rechter. De rechter-commissaris is ook zelf op zoek naar wat er aan de hand is en moet betrokkenen kritisch kunnen bevragen. De rechter-commissaris stelt dat het juist is dat hij verzoeker heeft voorgehouden dat hij de gang van zaken nogal vreemd vond en dat hij verzoeker heeft gevraagd of hij boefjesmaat was. Dat is iets anders dan zeggen dat iemand een boef(jesmaat) is. Reeds gelet op de gebruikte term mag duidelijk zijn dat dat figuurlijk werd bedoeld. De rechter-commissaris stelt dat hij ook heeft uitgelegd waarom hij dat vroeg. Er is sprake van een zeer gering financieel belang van verzoeker tegenover hoge kosten van een renvooiprocedure aan zijn kant en een misvatting over de consequenties van hoofdelijke aansprakelijkheid. De gemachtigde van verzoeker koos ervoor om de opmerking letterlijk te nemen en stelde dat deze over de grens was. Daarop heeft de rechter-commissaris hem voorgehouden dat verzoeker al had laten weten dat [naam 1] en hij bevriend waren en dat door strafkamers is vastgesteld dat [naam 1] een boef is. In dat licht bezien acht(te) de rechter-commissaris het niet onmogelijk dat sprake is/was van een constructie: een bedachte vordering die met geen ander doel wordt ingediend dan om een renvooiprocedure uit te lokken, waartoe [naam 1] zelf niet in staat was. De rechter-commissaris heeft verzoeker dat op deze wijze voorgehouden. Dit was prikkelend, maar gelet op de gehele (geschetste) context zeker niet over welke grens dan ook, aldus de rechter-commissaris. Tijdens de verificatievergadering meende de rechter-commissaris ten onrechte dat de lijsten met schuldvorderingen moesten worden aangepast, omdat de curator tijdens de eerste verificatievergadering had verklaard terug te komen op zijn erkenning, maar niet over te gaan tot betwisting. Daarop zei de curator dat dat niet meer aan de orde was omdat de vordering aanvankelijk op de lijst der voorlopig erkende crediteuren stond en hij haar, nu verzoeker zijn eed had afgelegd, niet meer kon betwisten. Daar waren alle aanwezigen het mee eens, waarop de rechter-commissaris inderdaad heeft gezegd dat hij weer wat had geleerd, dat hij het nog zou nakijken en dat de vordering dus op de lijst bleef staan. De rechter-commissaris ziet niet in hoe uit deze gang van zaken partijdigheid of de schijn daarvan kan worden geconstrueerd.
5.De beoordeling
de gefailleerde neemt op een door de rechter-commissaris te bepalen wijze aan de verificatievergadering deel, ten einde aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement en de staat van de boedel te geven, die hem door de rechter-commissaris gevraagd worden. De schuldeisers kunnen de rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten inlichtingen aan de gefailleerde te vragen.(…).”
6.De beslissing
28 juni 2021.