Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
17 juni 2020, in onderlinge samenhang bekeken en met name beoordeeld of er sprake is van overlast. Eiser heeft wel gesteld dat sprake is van overlast, maar heeft deze stelling niet onderbouwd. Eiser heeft alleen een algemeen document overgelegd waaruit blijkt dat in Enschede als geheel bewoners hebben geklaagd over (onder andere) overlast, maar dit document zegt niets over de concrete overlast in de Resedastraat. Het ligt wel op de weg van eiser om aan te tonen dat sprake is van overlast. Dit geldt zowel voor geluidsoverlast, als de overlast door geparkeerde fietsen en de toename van auto’s in de straat. Dat eiser in eerste instantie heeft geprobeerd de overlastklachten te bespreken met de bewoners is prijzenswaardig. Dat neemt alleen niet weg dat in een procedure de gestelde overlast moet worden aangetoond. De verklaring van eiser is daarvoor onvoldoende. Daarom is niet gebleken dat eiser zodanige overlast ondervindt dat zijn belangen door de verleende vergunning voor de [adres 1] onevenredig worden aangetast.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 2;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit 2 in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 84,34.