ECLI:NL:RBOVE:2021:1984

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
9130477 \ CV EXPL 21-1597
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsconflict en loondoorbetaling in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een werknemer van gedaagde, een kort geding aangespannen om haar loon te vorderen na een loonstop door gedaagde. Eiseres had zich ziekgemeld vanwege een arbeidsconflict en gedaagde had het loon stopgezet omdat eiseres onvoldoende meewerkte aan een oplossing van het conflict. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard, maar heeft de processtukken 'hersteld' gelezen. De rechter oordeelde dat eiseres niet voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, omdat gedaagde goede redenen had om de loonbetalingsverplichting te staken. Eiseres had geweigerd om in gesprek te gaan met een derde partij, wat door gedaagde als een weigering om een redelijk voorschrift op te volgen werd gezien. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de loonstop terecht had toegepast en heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld, omdat gedaagde geen juridische bijstand had ingeschakeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9130477 \ CV EXPL 21-1597
Vonnis in kort geding van 12 mei 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats]
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. I.V.F. Diepenmaat,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L. Bakker.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] is dit kort geding gestart met haar dagvaarding van 16 april 2021 met 27 bijlagen (producties). [gedaagde] heeft op voorhand gereageerd op de dagvaarding met haar verweerschrift (conclusie van antwoord) met daarbij 41 producties. [eiseres] heeft aanvullend nog productie 28 opgestuurd.
1.2.
Het kort geding is mondeling behandeld via een Skype-vergadering. Partijen zijn daarin verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen
gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat zij voldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag – eerder dan vooraf is aangekondigd – meegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De beslissing samengevat

2.1.
[eiseres] heeft de verkeerde besloten vennootschap gedagvaard. Voor iedereen is echter duidelijk dat [eiseres] [gedaagde] en niet [X] Accountants & Belastingadviseurs B.V. heeft
bedoeld. De kantonrechter zal de processtukken daarom ‘hersteld’ lezen.
2.2.
De kantonrechter laat in het midden of [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat [gedaagde] goede grond had haar loonbetalingsverplichting te staken. [eiseres] mocht niet eisen dat [gedaagde] een andere, onafhankelijke derde zou inschakelen voor een gesprek over het arbeidsconflict en evenmin dat een mediator zou worden ingeschakeld.

3.De beoordeling

Waarover gaat deze zaak?
3.1.
[eiseres] is een werknemer van [gedaagde] . Zij heeft zich ziekgemeld, hoofdzakelijk omdat er sprake is van een arbeidsconflict. [gedaagde] heeft het loon stopgezet, omdat [eiseres] volgens haar onvoldoende meewerkt aan een oplossing van dit conflict. Deze zaak gaat over de vraag of [eiseres] recht heeft op haar loon.
Wat aan het geschil vooraf is gegaan.
3.2.
[eiseres] is op 1 december 2020 in dienst getreden van [gedaagde] als junior fiscalist. De
arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt op 31 juni 2021. Vanwege de coronamaatregelen werkte [eiseres] grotendeels vanuit huis.
3.3.
Aanvankelijk werd [eiseres] ingewerkt door [A] . Na diens vertrek werd [B] , een van Full Finance ingehuurde fiscalist, het aanspreekpunt voor [eiseres] . Op 3 februari 2021 heeft een Teams meeting plaatsgevonden om de inwerkperiode te bespreken. [gedaagde] heeft onder meer aan de orde gesteld dat inwerken op de kantoorlocatie wellicht beter uitpakt. Op dat voorstel wilde [eiseres] niet ingaan. Haar moeder, bij wie [eiseres] woont, zit in een risicogroep en op kantoor zijn volgens [eiseres] onvoldoende coronamaatregelen getroffen.
3.4.
Korte tijd na de Teams-meeting op 3 februari 2021 heeft [eiseres] zich ziekgemeld. [gedaagde] heeft per e-mail aan [eiseres] laten weten de ziekmelding ‘met grote teleurstelling’ te hebben ontvangen en stelt voor dat partijen de arbeidsrelatie beëindigen. [eiseres] is niet ingegaan op dat voorstel.
3.5.
[eiseres] is op 12 februari 2021 bij de bedrijfsarts geweest. Zij heeft het volgende werkhervattingsadvies gegeven, dat [gedaagde] op 15 februari 2021 heeft ontvangen:
De medewerker is momenteel volledig arbeidsongeschikt. Medewerker kan op medische grond haar eigen werk in volle omvang niet doen, mede door wat in haar privé leven niet naar wens is gelopen, wat extra emoties heeft geëist. (…)Advies: Ga met een derde om tafel om de ervaren werk gerelateerde situatie bespreekbaar te maken en te komen tot een oplossing.
3.6.
[gedaagde] heeft vervolgens op 15 februari 2021 [eiseres] uitgenodigd voor een gesprek
in aanwezigheid van een (onafhankelijk) derde, mevrouw [C] .Dat gesprek zou plaatsvinden op 16 februari 2021 om 14:30 uur op het kantoor van [gedaagde] . Namens [eiseres] reageert haar [moeder] per e-mailbericht op 15 februari 2021 met de mededeling dat [eiseres] eerst een kennismakingsgesprek met [C] wenst te voeren op neutraal terrein. Pas daarna wil [eiseres] in gesprek met de [gedaagde] , eveneens op neutraal terrein. [gedaagde] laat daarop weten dat zij aan deze wensen niet tegemoet zal komen (e-mail van 15 februari 2021 te 16:42 uur). Ook stelt [gedaagde] op het niet nakomen van deze afspraak een loonsanctie in het vooruitzicht. In een later
e-mailbericht diezelfde dag (19:24 uur) laat [gedaagde] echter weten dat een kennismakingsgesprek vooraf toch akkoord is, en dat de heer [gedaagde] later zal aansluiten. Dat bericht is – anders dan voorgaande berichten – naar het werkmailadres van [eiseres] verzonden dat [eiseres] niet bekeek
gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid.
3.7.
Op 16 februari 2021 stuurt moeder namens [eiseres] om 13:25 uur een herhaling van haar e-mail van de dag daarvoor. [gedaagde] heeft die e-mail opgevat als een afmelding voor de afspraak met [C] en stelt voor dat [eiseres] het gesprek met [C] voert op neutraal terrein (bij een aannemersbedrijf in Kampen). Daarna zal een vervolgafspraak gepland worden.
3.8.
[eiseres] laat om 14:15 uur per e-mail weten dat zij ‘op zo kort termijn’ niet zal verschijnen, zij geen auto rijdt en zich voldoende wil voorbereiden op het gesprek. [gedaagde] mailt om 14:37 uur dat een afmelding niet acceptabel is en stelt voor dat [C] naar het huisadres van [eiseres] komt of om 16:00 uur alsnog een gesprek voert maar dan online via bijvoorbeeld Teams. [eiseres] laat om 15:06 uur weten dat [C] niet acceptabel is, omdat zij niet onafhankelijk zou zijn nu zij werkzaam is bij Full Finance. Zij stelt daarom [D] voor als onafhankelijke derde.
3.9.
[gedaagde] heeft een loonsanctie toegepast in haar brief van 17 februari 2021. Daarin schrijft zij:
Nu jij gisteren zonder gegronde redenen meerdere keren hebt geweigerd om mee te werken aan een eerste gesprek tussen jou en mevrouw [C] , heb jij zonder gegronde redenen geweigerd om mee te werken aan door ons getroffen redelijke voorschriften en maatregelen. Ook de wijze waarop er de afgelopen dagen door jouw (ofwel jouw moeder) is gecommuniceerd, is voor ons onacceptabel. Daarom zijn wij, in navolging van de waarschuwing van maandagmiddag, genoodzaakt om daadwerkelijk een loonsanctie tegen jou te treffen, primair in de vorm van een loonstop, dan wel subsidiair in de vorm van loonopschorting, en wel met ingang van vandaag (17 februari 2021).
Verder stelt [gedaagde] voor om op 24 februari 2021 opnieuw een gesprek te organiseren tussen [C] en [eiseres] op de locatie van TAK Ontzorgdesk. Als [eiseres] verschijnt, zal de loonsanctie per 24 februari 2021 worden opgeheven, zo schrijft [gedaagde] . Maar [gedaagde] waarschuwt ook:
Deze brief geldt tevens als officiële waarschuwing indien jij volgende week, om wat voor reden dan ook, opnieuw niet verschijnt bij het gesprek of anderszins niet voldoende meewerkt. In dat geval zullen wij opnieuw genoodzaakt zijn om een loonsanctie jegens jou te treffen. Graag willen wij jou daar vast uitdrukkelijk op wijzen en voor waarschuwen.
3.10.
De gemachtigde van [eiseres] laat op 23 februari 2021 weten dat het gesprek bij TAK niet door zal gaan. Zij verzoekt [gedaagde] de loonstop op te heffen.
Wat [eiseres] wil.
3.11.
[eiseres] wil dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt de loonstop op te heffen en het achterstallige salaris vanaf februari 2021 te voldoen aan [eiseres] . Ook wil zij dat [gedaagde] de ingehouden lunchvergoeding en bijdrage personeelsvereniging over de maanden februari en maart 2021, een nettobedrag van € 26,00, betaalt. Het loon is niet op tijd betaald. Daarom wil [eiseres] dat [gedaagde] de wettelijke rente en wettelijke verhoging, voor zover opeisbaar, vergoedt, net als de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.12.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de loonsanctie niet terecht is. Zij heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen en zij heeft gehandeld conform het advies van de bedrijfsarts.
Het verweer daartegen.
3.13.
[gedaagde] heeft twee formele verweren.
3.13.1.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] de verkeerde rechtspersoon gedagvaard. De arbeidsovereenkomst is gesloten met de besloten vennootschap ‘ [gedaagde] ’ en niet met [X] Accountants & Belastingadviseurs B.V. zoals de dagvaarding vermeldt. Laatstgenoemde vennootschap heeft geen enkel personeelslid meer en betreft niets anders dan een ‘lege’ B.V. [gedaagde] verklaart zich wel bereid om zich te conformeren aan een inhoudelijk oordeel van de kantonrechter.
3.13.2.
Het tweede formele verweer is volgens [gedaagde] dat een spoedeisend belang bij de vordering van [eiseres] ontbreekt. Dat belang wordt door [eiseres] niet onderbouwd. Een loonvordering is doorgaans spoedeisend, zo wordt in de jurisprudentie aangenomen. Volgens [gedaagde] moet daarop in dit geval een uitzondering worden gemaakt, omdat [eiseres] nog maar net een ‘eerste echte baan’ heeft en nog altijd thuis woont. Zij heeft haar gebruikelijke kosten voor levensonderhoud voordien ook zonder echte baan met bijbehorend salaris kunnen voldoen, en heeft geen aantoonbare kosten voor de huur van een woning of daarmee vergelijkbare hypothecaire lasten.
3.14.
Inhoudelijk stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de loonsanctie terecht is opgelegd. [eiseres] heeft op onterechte gronden geweigerd om een gesprek met [C] aan te gaan. Daarna heeft [eiseres] de loonstop in stand gehouden door niet in te gaan op de uitnodiging voor een gesprek op 24 februari 2021.
De overwegingen van de kantonrechter.
3.15.
De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat [eiseres] klaarblijkelijk de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard. [eiseres] heeft geen arbeidsovereenkomst met [X] Accountants & Adviseurs B.V. maar met [gedaagde] Dat was voor [gedaagde] overduidelijk. De arbeidsovereenkomst vermeldt [gedaagde] als werkgever. En [X] Accountants & Adviseurs B.V. heeft geen enkel personeelslid meer in dienst, dat betreft een ‘lege’ besloten vennootschap. Bovendien hecht [gedaagde] aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Volgens de formele benadering is [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering. Maar er is ook een al jaren voortgaande ‘deformaliseringstendens’ (zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Hoge Raad van 4 december 1998, te vinden op rechtspraak.nl met kenmerk ECLI:NL:HR:1998:ZC2798 en een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9531). De strekking van die tendens is dat fouten en vergissingen – terwijl overduidelijk is dat de wederpartij begrijpt welke naam bedoeld werd – geen fatale gevolgen behoren te hebben. De rechter wordt gevraagd de gedingstukken ‘verbeterd’ te lezen. Dat zal de kantonrechter doen. Daarom wijst de kantonrechter vandaag vonnis tussen [eiseres] en [gedaagde] zoals is vermeld bovenaan dit vonnis.
Mocht [gedaagde] de loonbetaling stopzetten?
3.16.
De wet verplicht werkgevers om een deel van het loon van de werknemer door te betalen als hij niet kan werken vanwege ziekte. Die loondoorbetalingsverplichting bestaat
gedurende een aaneengesloten periode van 104 weken. De verdere regels over en uitzonderingen van de loondoorbetalingsverplichting staan in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek. Die regels nemen tot uitgangspunt dat de contacten tussen werkgever en werknemer erop gericht moeten zijn de werknemer te laten hervatten in zijn (al dan niet aangepaste) werk en behoud van zijn inkomen. Daarom is de sanctie op het niet voldoen aan ‘redelijke voorschriften’ die de werkgever geeft en die zijn gericht op werkhervatting, het verlies van dat recht op loondoorbetaling. Dat mag de werkgever niet lichtvaardig doen. Hij zal eerst de werknemer in ieder geval eerst moeten waarschuwen welk gedrag de eventuele maatregel van een loonstop zal opleveren (lid 7).
3.17.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] de weigering van [eiseres] om in gesprek te gaan met [C] op 16 februari 2021 terecht heeft aangemerkt als de weigering om een redelijk voorschrift op te volgen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
3.18.
[gedaagde] is voortvarend te werk gegaan. Na de ontvangst van het werkhervattingsadvies op 15 februari 2021 heeft zij [eiseres] diezelfde dag nog opgeroepen voor een gesprek de volgende tussen [gedaagde] in aanwezigheid van [C] . Met die voortvarende handelswijze heeft [gedaagde] [eiseres] wellicht overrompeld, maar omdat uit het advies van de bedrijfsarts niet volgt dat [gedaagde] rekening dient te houden met medische beletselen stond het haar vrij zo op te treden. Uit de uitgewisselde e-mailberichten over en weer blijkt dat [eiseres] een aantal bezwaren tegen de afspraak heeft opgeworpen, waaronder die van de onmogelijkheid te autorijden en de wens eerst vooraf kennis te maken met [C] op neutraal terrein. [gedaagde] is daaraan steeds tegemoet gekomen. Uiteindelijk heeft [eiseres] geen kennisgemaakt met [C] op 16 februari 2021, omdat zij het arbeidsgeschil wil oplossen in een gesprek onder leiding van een onafhankelijke derde.
Deze zaak spitst zich daarom toe op de vraag of [eiseres] aan haar weigering om in gesprek te gaan met [C] ten grondslag mocht leggen dat zij geen onafhankelijke derde is.
3.19.
Het arbeidsconflict is ontstaan in de relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] . In het eerste advies van de bedrijfsarts (15 februari 2021) staat nog dat partijen het arbeidsconflict met elkaar moeten oplossen in bijzijn van een derde (‘ga met een derde om tafel’). De bedrijfsarts benoemt niet welke hoedanigheid of relatie die derde moet hebben tot partijen. Omdat het gaat om een conflict tussen twee werknemers van [gedaagde] , waarbij [eiseres] in een gezagsverhouding tot [gedaagde] staat, is verdedigbaar dat de bedrijfsarts slechts een willekeurige andere persoon heeft bedoeld. De kantonrechter ziet daarom niet in dat [eiseres] op 16 februari 2021 goede reden had om aan te dringen op een onafhankelijke derde.
3.20.
Daar komt bij dat [gedaagde] met kracht heeft verdedigd dat [C] daadwerkelijk een onafhankelijke derde is. Weliswaar is [C] verbonden aan de dienstverlener (Full Finance) waarvan [gedaagde] meer diensten afneemt, maar met [C] had [gedaagde] nog niet eerder kennisgemaakt. [eiseres] heeft niets naar voren gebracht wat doet twijfelen aan de onafhankelijkheid of de kunde en kwaliteiten van [C] .
3.21.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] heeft geweigerd aan een redelijk voorschrift van [gedaagde] te voldoen. Het was haar wens om vooraf kennis te maken met de derde die het gesprek met [gedaagde] zou begeleiden en door die kennismaking uit de weg te gaan, konden partijen geen stap verder zetten op weg naar een oplossing van het arbeidsconflict. Dat betekent dat [gedaagde] , die tevoren had gewaarschuwd, het loon mocht stop zetten vanaf 17 februari 2021.
Het vervolg na 17 februari 2021.
3.22.
[gedaagde] heeft in haar brief van 17 februari 2021 aan [eiseres] opnieuw voorgesteld om een kennismakingsgesprek te voeren met [C] op 24 februari 2021, waarna een vervolggesprek met [C] en [gedaagde] zou kunnen plaatsvinden op 3 maart 2021. Vanaf dat moment is [eiseres] zich op het standpunt gaan stellen dat het arbeidsconflict alleen opgelost kan worden onder leiding van een onafhankelijke en onpartijdige mediator, in bijzijn van de advocaat van [eiseres] . [eiseres] leunt daarvoor op een bericht dat de bedrijfsarts op verzoek van [eiseres] heeft opgesteld (e-mail van 5 maart 2021), waarin zij schrijft:
Mijn advies is om (cf. STECR werkwijze) en gezien de ervaren werk gerelateerde spanningen nu met een 3e onafhankelijke erbij, om tafel te gaan om de ervaren werk gerelateerde situatie bespreekbaar te maken en te komen tot een oplossing. Mocht dit niet lukken dan overstappen naar een bemiddelaar of een mediator’.Anders dan [eiseres] meent, leest de kantonrechter hierin niet dat volgens de bedrijfsarts de inzet van een mediator de enige weg uit het arbeidsconflict is. Dat is pas aan de orde als de situatie niet bespreekbaar wordt onder leiding van een onafhankelijke derde. [eiseres] heeft die poging met [C] niet ondernomen, zodat de eis van een mediator nog een brug te ver was.
Het deskundigenoordeel van het UWV.
3.23.
[gedaagde] heeft mogen besluiten om de loondoorbetaling te staken. De kantonrechter komt daarmee tot een andere afweging dan het UWV in zijn deskundigenoordeel van 8 april 2021. Het UWV vindt met name dat [gedaagde] zodanig voortvarend te werk is gegaan, dat zij [eiseres] ten onrechte niet heeft betrokken bij het opstellen van het plan van aanpak. Ook meent het UWV dat [eiseres] de onafhankelijkheid van [C] onderbouwd in twijfel heeft getrokken. Dat laatste argument laat [eiseres] niet terugkomen in haar dagvaarding of tijdens de mondelinge behandeling, zoals de kantonrechter hiervoor heeft overwogen (zie 3.20). En wat de snelheid van handelen betreft overweegt de kantonrechter dat niet gezegd kan worden dat [gedaagde] [eiseres] daarmee heeft overvraagd.
Tot slot.
3.24.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af. [eiseres] is de verliezende partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van dit geding. Die kosten worden aan de kant van [gedaagde] vastgesteld op nihil, omdat [gedaagde] geen juridische bijstand heeft ingehuurd maar zich heeft laten vertegenwoordigen door haar bedrijfsjurist.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021. (CT)