Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
woonplaats kiezende te [woonplaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2021 met 18 producties,
- de brief van de zijde van [eiseres] van 29 maart 2021 met één productie;
- de brief van de zijde van [gedaagde] met 14 producties,
- de mondelinge behandeling gehouden op 30 maart 2021,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota, tevens houdende akte eis in reconventie, van [gedaagde] , ter griffie ingekomen op 29 maart 2021.
2.De feiten
indien één van de vennoten zijn recht op onmiddellijke ontbinding van de vennootschap inroept vanwege het feit dat de andere vennoot één of meer van de bepalingen van deze overeenkomst niet nakomt of niet behoorlijk nakomt’(artikel 14, 5e aandachtspunt
VOF-akte).
3.Het geschil in conventie
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 2 dagen na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom, [eiseres] met ingang van 1 april 2021, althans een in goede justitie te bepalen datum, in staat te stellen en te laten om vanuit de VOF de onderneming te exploiteren totdat zal zijn bevestigd dat de vennootschapsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd of zal zijn beëindigd, hetzij door onherroepelijk vonnis van de rechtbank, hetzij met wederzijds goedvinden door partijen zelf;
II. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van het in de VOF-akte onder artikel 17 overeengekomen concurrentiebeding door zich te onthouden van het aanbieden van met de activiteiten van de VOF overeenstemmende of soortgelijke/concurrerende activiteiten al dan niet via een andere (rechts)persoon, zulks onder verbeurte van de in artikel 17 genoemde boete, subsidiair onder oplegging van een dwangsom;
III. te bepalen dat [eiseres] met uitsluiting van [gedaagde] wordt belast met het dagelijks bestuur c.q. de dagelijkse leiding van de VOF tot het moment dat de vennootschapsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, hetzij door onherroepelijk vonnis van de rechtbank, hetzij met wederzijds goedvinden door partijen zelf;
IV. aan [eiseres] een arbeidsbeloning toe te kennen met ingang van 1 juli 2020 althans met ingang van 1 oktober 2020, dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, welke arbeidsbeloning in mindering strekt op de winst van de VOF in enig boekjaar, waarna hetgeen resteert als winst gelijkelijk op basis van 50/50 zal worden verdeeld;
V. subsidiair, te weten indien één of meer van de onder I, II, en III gevraagde voorzieningen niet toegewezen worden, [eiseres] uit het non-concurrentiebeding van artikel 17 van de VOF-akte te ontheffen, dan wel dit beding jegens haar te schorsen tot het moment dat de VOF rechtsgeldig is beëindigd, hetzij door onherroepelijk vonnis van de rechtbank, hetzij met wederzijds goedvinden door partijen zelf en aan [eiseres] toe te staan binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis, vanuit een nieuwe eigen eenmanszaak met gebruikmaking van de naam [naam vof] , de bijbehorende website en andere social media accounts en al hetgeen daartoe nog meer behoort zoals klanten, administratie, software en alle activa en passiva, de bedrijfsactiviteiten van de VOF voor eigen rekening en risico voort te zetten, zonder dat [eiseres] daartoe enige vergoeding is verschuldigd behoudens hetgeen zij aan [gedaagde] is verschuldigd op grond van de vereffening van de VOF;
VI. meer subsidiair en voor alle ingestelde vorderingen (een) door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorziening(en) te treffen;
VII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
Nu [gedaagde] heeft verzuimd zijn werkzaamheden uit te voeren waartoe hij op grond van de VOF-akte was gehouden, veelvuldig niet bereikbaar was zonder opgaaf van redenen en [eiseres] niet heeft waargenomen tijdens ziekte, heeft [eiseres] op 22 februari 2021 met een beroep op artikel 14, 5e aandachtspunt juncto artikel 7 van de VOF-akte de ‘onmiddellijke ontbinding van de VOF’ per 28 februari 2021 ingeroepen. Dat betekent dat [eiseres] op grond van artikel 16 van de VOF-akte gerechtigd is de onderneming voort te zetten per 1 maart 2021, dat de onderneming en het vermogen van de vennootschap aan haar zullen moeten worden toebedeeld tegen in een bodemprocedure te bepalen prijs. [gedaagde] weigert evenwel te vertrekken, terwijl hij geen belang heeft bij voortzetting van de VOF. De door [gedaagde] geuite wens om de VOF over te nemen is tardief.
4.Het geschil in reconventie
[eiseres] te veroordelen om binnen 2 dagen na het in deze te wijzen vonnis alle medewerking aan [gedaagde] te verlenen die benodigd is om hem in staat te stellen vanuit de VOF, althans op andere wijze, de onderneming verder te exploiteren, in afwachting van de uitkomst van een door [eiseres] te starten bodemprocedure ter volledige beëindiging en vereffening van de VOF, met veroordeling van [eiseres] om zich te onthouden van:
- elke ongevraagde bemoeienis met de bedrijfsvoering van [gedaagde] ;
- het op enigerlei wijze actief (doen) benaderen van (in het actuele klantenbestand van de VOF voorkomende) klanten van de VOF;
- het overtreden van het bepaalde in artikel 17 van de VOF-akte, althans van het (doen) verrichten van elke (mogelijk) concurrerende bedrijfsactiviteit binnen het grondgebied van de gemeente [woonplaats] ;
- enige andere handeling -zoals het doen van negatieve uitlatingen jegens derden- die ten nadele van [gedaagde] en/of de VOF zou kunnen strekken,
op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans enige andere door de voorzieningenrechter te bepalen ordemaatregel, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.