8.6De rechtbank ziet in de toepasselijke wettelijke bepalingen evenmin aanleiding om aan te nemen dat de naleving van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ geen rechtsplicht meer zou zijn als degene ten aanzien van wie een beschikking is genomen vertegenwoordigd wordt door een gemachtigde, ongeacht of deze zijn bijstand beroepsmatig verleent of niet. Blijkens artikel 6:17 van de Awb, opgenomen in de algemene bepalingen over bezwaar, administratief beroep en beroep op de rechter, staat het een bestuursorgaan of een rechter immers vrij om met de indiener én diens gemachtigde te communiceren, maar worden de op de zaak betrekking hebbende stukken “in ieder geval” aan de gemachtigde ter beschikking gesteld. Evenmin kan de naleving van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ door een bestuursorgaan ervan afhankelijk worden gemaakt of een gemachtigde daadwerkelijk het recht op inzage ingevolge artikel 7:4 van de Awb heeft uitgeoefend.
9. In deze zaak is in het bezwaarschrift van 7 maart 2020 verzocht om toezending van het taxatieverslag. Verweerder heeft dit verslag op 15 april 2020 aan de gemachtigde van eiser verzonden. Eerst in het aanvullende bezwaarschrift van 2 juli 2020, door verweerder ontvangen op 6 juli 2020, is verzocht om de grondstaffel en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van de onroerende zaak en de opgevoerde vergelijkingsobjecten tijdig voor de hoorzitting te verstrekken. Deze hoorzitting was gepland op 10 juli 2020. De door de gemachtigde gevraagde gegevens zijn op 24 augustus 2020 alsnog aan eiser toegezonden.
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de door eiser gevraagde gegevens actief heeft verstrekt. Eiser heeft verweerder daarbij ook nog gevraagd inzicht te geven in de wijze waarop rekening is gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaak en de referentieobjecten, maar dit betreft geen gegeven als bedoeld in artikel 40 van de WOZ. Verder was verweerder, gelet op de korte termijn tussen de ontvangst van het - aanvullende - verzoek en de datum van de hoorzitting, redelijkerwijs niet gehouden om de gegevens nog vóór de hoorzitting te verstrekken. De plicht tot (actieve) verstrekking is immers, anders dan de plicht tot terinzagelegging ingevolge de Awb, afhankelijk van het gedane verzoek en niet aan een wettelijke termijn gebonden. Van schending van het bepaalde in artikel 40, tweede lid van de Wet WOZ is geen sprake.
11. Deze beroepsgrond kan niet slagen.
12. Uit voorgaande volgt dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.