ECLI:NL:RBOVE:2021:1626

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
8924284 \ EJ VERZ 20-436
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor ter voorbereiding van een procedure inzake onrechtmatige concurrentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 april 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekende partij, aangeduid als [verzoekster], is een besloten vennootschap die zich richt op het verkrijgen van bewijs in een mogelijke rechtszaak tegen de verwerende partijen, waaronder de besloten vennootschap United Installaties B.V. en enkele (ex-)werknemers. Het verzoek is ingediend om (ex-)werknemers te horen over hun activiteiten ten behoeve van de oprichting van een concurrerend bedrijf. De verwerende partijen hebben zich verzet tegen het verzoek en stellen dat [verzoekster] onvoldoende belang heeft en dat het verzoek misbruik van bevoegdheid inhoudt.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden toegewezen, mits aan de daartoe gestelde eisen is voldaan. De rechter heeft overwogen dat het niet noodzakelijk is dat de verzoekende partij in detail aangeeft welke feiten en stellingen zij aan haar vordering ten grondslag wil leggen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoekster] voldoende heeft aangetoond dat zij een gerechtelijke procedure overweegt en dat er voldoende belang is bij het horen van getuigen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om het verzoek toe te wijzen en heeft hij vijf getuigen benoemd die zullen worden gehoord. De rechter-commissaris, mr. M.A.M. Essed, is aangesteld om het getuigenverhoor te leiden. De beschikking bevat ook richtlijnen voor de oproeping van getuigen en de procedure die gevolgd moet worden voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer: 8924284 \ EJ VERZ 20-436
Beschikking van 16 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. A.J.D. Bekius te Zwolle,
tegen

1.de besloten vennootschap UNITED INSTALLATIES B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hasselt,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
6. de besloten vennootschap
[gedaagde 6],
gevestigd te Hasselt,
verwerende partijen, hierna te noemen United, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] ,
gemachtigde van United, [gedaagde 4] en [gedaagde 6] : mr. F.L. Cavalje-van der Ham te Apeldoorn,
gemachtigde van [gedaagde 2] : mr. H.W. Wiechers te Zwolle,
in persoon verschenen [gedaagde 3] en [gedaagde 5] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het e-mailbericht van [gedaagde 3] aan de griffier van 9 februari 2021
  • het verweerschrift van United, [gedaagde 4] en [gedaagde 6]
  • het verweerschrift van [gedaagde 2]
  • de online mondelinge behandeling op 17 februari 2021.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de kantonrechter een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
2.2.
Verweerders verzetten zich tegen inwilliging van het verzoek en verzoeken de rechtbank om het verzoek af te wijzen.
United, [gedaagde 4] en [gedaagde 6] voeren aan dat [verzoekster] onvoldoende belang heeft bij het verzoek en vinden dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Een verhoor zal een herhaling van zetten zijn en geen meerwaarde hebben in een eventuele gerechtelijke procedure, nu de verklaringen van gehoorde medewerkers van [verzoekster] reeds voorhanden zijn. Voorts heeft [verzoekster] volgens hen niet expliciet aangegeven op welke feiten het horen betrekking zal hebben naast hetgeen al bekend is, zodat het verhoor de aard van een fishing expedition zal hebben.
[gedaagde 2] heeft zijn verweer vooral gebaseerd op het standpunt dat [verzoekster] in het verzoek onvoldoende heeft aangedragen om de stellingen van onrechtmatige concurrentie te kunnen dragen. Die stellingen zijn reeds achterhaald door een beschikking van deze rechtbank van 2 februari 2021 tot vernietiging van het ontslagbesluit van [verzoekster] jegens [gedaagde 2] . In zoverre is [gedaagde 2] van mening dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat [verzoekster] onvoldoende belang heeft bij het getuigenverhoor.
[gedaagde 3] heeft benadrukt dat de verklaringen van medewerkers die voor [verzoekster] aanleiding zijn geweest voor zijn ontslag niet oprecht (want in afhankelijkheid) zijn gedaan en dat hij niet betrokken is geweest bij het ontmantelen van [verzoekster] . Hij beschouwt het verzoek als een klopjacht tegen een nieuw bedrijfje. [gedaagde 5] heeft zich aangesloten bij de verweren van de overige verweerders.
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat op grond van artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om een voorlopig getuigenverhoor kan worden verzocht ter voorbereiding van een procedure, in het bijzonder om te kunnen beoordelen of het zinvol is een procedure aanhangig te maken. Niet vereist is dat de verzoekende partij reeds in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen zij aan haar voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten zij getuigen wil doen horen (vgl. onder meer HR 19 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0878). Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor (vgl. onder meer HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8146). Ingevolge vaste jurisprudentie heeft als uitgangspunt te gelden dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor -indien aan de daartoe gestelde eisen is voldaan- dient te worden toegewezen, behoudens indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid, strijd met goede procesorde dan wel een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar of indien er met het verzoek geen rechtens te respecteren belang is gediend (vgl. onder meer HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250). De rechter komt in de beoordeling van het verzoek aldus geen discretionaire bevoegdheid toe.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de bezwaren van verweerders tegen het verzoek van [verzoekster] , beoordeeld in het licht van het hiervoor aangegeven beoordelingskader, onvoldoende grond inhouden om het verzoek af te wijzen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.5.
[verzoekster] heeft aangevoerd jegens verweerders, althans één of meerdere van hen, een gerechtelijke procedure te overwegen ter vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden of te zullen leiden als gevolg van onrechtmatig concurrerend handelen door United. Voor de vorderingen in een procedure heeft [verzoekster] verschillende grondslagen genoemd; onrechtmatige daad (artikel 6:162 en/of artikel 6:166 BW) of strijd met goed werknemerschap althans onzorgvuldig handelen (artikel 7:611 BW). In dit verband heeft zij aangevoerd dat verweerders, althans één of meerdere van hen, in dienst van [verzoekster] (voorbereidende) werkzaamheden hebben verricht voor of ten behoeve van United als directe concurrent met mede als doel om klanten van haar mee te nemen en dat zij, althans één of meerdere van hen onrechtmatig gebruik maken van het bedrijfsdebiet van [verzoekster] .
In het licht van het “gebod” dat de toewijsbaarheid van de in het verzoek aangeduide vorderingen bij de beoordeling van het verzoek niet ter beoordeling kan staan, oordeelt de kantonrechter het verweer van [gedaagde 2] , dat juist inhoudelijk daarop ingaat, niet steekhoudend. Dat geldt ook voor het verweer van [gedaagde 3] .
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] voldoende heeft toegelicht op welke stellingen en feiten haar voorgenomen vorderingen betrekking zullen hebben en op welke feiten het verhoor betrekking zal hebben.
2.6.
Hetgeen door verweerders is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Verweerders hebben met betrekking tot de feiten enerzijds aangevoerd dat deze uit de door [verzoekster] overgelegde verklaringen reeds voldoende bekend zijn en een getuigenverhoor niet ter zake dienende is omdat dat al bekende feiten aan het licht zal brengen, maar anderzijds betwisten zij alle juist de inhoud van die verklaringen als niet oprecht en/of juist omdat die als werknemer van [verzoekster] zijn gedaan. Daarbij is voorts gebleken dat [gedaagde 5] een andere beleving van het door hem verklaarde heeft dan blijkt uit de weergave van zijn verklaring. Juist met het oog op de bewijsverkrijging c.q. waarheidsvinding omtrent de feiten, moet aan het belang van [verzoekster] bij het (onder ede) horen van getuigen, waaronder ook verweerders die de feiten volgens de verklaringen weerspreken, gewicht worden toegekend en kan het niet als een herhaling van zetten worden gezien dan wel als misbruik van bevoegdheid worden geoordeeld. Gelet op hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd inzake de feiten, acht de kantonrechter geen sprake van een fishing expedition. Al met al heeft [verzoekster] ter wille van het vaststellen van haar bewijspositie met het oog op (een) vervolgprocedure(s) voldoende belang bij inwilliging van het verzoek. Voor misbruik van bevoegdheid acht de kantonrechter onvoldoende gesteld.
2.7.
De kantonrechter komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, tot de slotsom dat het verzoek op de wet is gegrond en zal worden toegewezen. In eerste instantie zullen vijf getuigen worden gehoord. Vervolgens kan tussen [verzoekster] en de rechter-commissaris worden besproken of daarmee kan worden volstaan of dat er nog meer getuigen zullen worden opgeroepen.
2.8.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. Per dag kunnen vijf getuigen worden gehoord. De verzoekende partij zal zo nodig voor gespreide oproeping zorg moeten dragen. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de kantonrechter te worden opgegeven.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
3.2.
benoemt mr. M.A.M. Essed tot rechter-commissaris, voor wie het getuigenverhoor zal worden gehouden,
3.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2,
3.4.
bepaalt dat [verzoekster]
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de kantonrechter - ter attentie van de griffie van het team kanton en handelsrecht - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met augustus 2021 moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5.
bepaalt dat [verzoekster] uiterlijk veertien dagen vóór de datum van het getuigenverhoor een afschrift van het verzoekschrift en deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan verweerders moet doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.N. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021.
(AR)