ECLI:NL:RBOVE:2021:153

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
AK_20_946
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan mesttransportbedrijf wegens overtreding van de Meststoffenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over een beroep van [bedrijf] BV tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 24 januari 2020 aan eiseres negen boetes van € 200,- opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet. Deze boetes waren opgelegd voor het onvolledig elektronisch indienen van gegevens van vervoersbewijzen voor dierlijke meststoffen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 8 april 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 9 december 2020 heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat de boetes zijn opgelegd op basis van feitcode M302, die betrekking heeft op het niet volledig indienen van de op een vervoersbewijs ingevulde gegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, als intermediair en transportbedrijf, verantwoordelijk was voor het correct invullen van de vervoersbewijzen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boetes in overeenstemming waren met het beleid van de minister en dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom geen boeterapport was opgemaakt.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de minister op goede gronden heeft gehandeld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de minister niet verplicht was om eiseres de gelegenheid te bieden een zienswijze in te dienen, aangezien de opgelegde boete onder de drempel van € 340,- bleef. De rechtbank concludeert dat eiseres in strijd heeft gehandeld met de relevante artikelen van de Meststoffenwet en dat de opgelegde boetes terecht zijn opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/946

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[bedrijf] BV, gevestigd te Fleringen, eiseres,

gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. H.J. Kram.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres
9 boetes van € 200,- opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet (Msw)
en daarop gebaseerde regelgeving en deze vervolgens gematigd tot een bedrag van € 200,-.
Bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakt bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is een erkend intermediair en transportbedrijf dat onder andere dierlijke meststoffen exporteert.
2. Bij het besluit van 24 januari 2020 heeft verweerder eiseres 9 afzonderlijke boetes opgelegd van € 200,-- per overtreding die tezamen leidden tot het boetebedrag van in totaal € 1.800,- voor het onvolledig elektronisch indienen van de gegevens van vervoersbewijzen dierlijke meststoffen (hierna: VDM’s). Verweerder past een matigingsbeleid toe voor overtredingen die bij een administratief onderzoek voor de eerste keer worden geconstateerd. Als bij een administratief onderzoek meerdere malen wordt geconstateerd dat het opslagregistratienummer ontbreekt wordt de totale boete met 90% gematigd. De minimale boete bedraagt € 200,-.
Als gevolg van het door verweerder gehanteerde matigingsbesluit heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 200,- (9 x € 200,- x 0,10).
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de namens eiseres tegen dit besluit gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
3. Namens eiseres is, kort samengevat, in beroep aangevoerd dat:
a het boetebedrag in strijd is met het eigen beleid van verweerder; uit haar beleid volgt niet dat de minimaal op te leggen boete € 200,- bedraagt;
b verweerder een boeterapport had dienen op te stellen;
c verweerder de mogelijkheid had moeten geven om een zienswijze in te dienen;
d zowel het primaire als het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is;
e de feitcode ontbreekt.
4. Verweerder meent dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat de boete is opgelegd wegens feitcode M302, zoals omschreven in bijlage M van de Uitvoeringsregeling Msw (hierna: de Regeling). Deze feitcode betreft overtreding van artikel 64, tweede lid, en artikel 124, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling : het niet volledig indienen van de op een vervoersbewijs dierlijke meststoffen ingevulde gegevens door de vervoerder.
Het juridisch kader
6. Artikel 53, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Msw (hierna: het Uitvoerings-besluit) bepaalt dat ter zake van het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen door de leverancier, de vervoerder en de afnemer gezamenlijk een vervoersbewijs wordt opgemaakt.
Artikel 53, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit bepaalt dat de vervoerder er zorg voor draagt dat het vervoersbewijs overeenkomstig de krachtens artikel 54 gestelde regels volledig en naar waarheid wordt ingevuld en door de leverancier, de vervoerder en de afnemer wordt ondertekend.
Artikel 53, zesde lid van het Uitvoeringsbesluit bepaalt dat de op het vervoersbewijs ingevulde gegevens op elektronische wijze bij Onze Minister worden ingediend.
Ingevolge artikel 61, eerste lid en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling (verder:
de Regeling) wordt uiterlijk bij het laden en lossen van de dierlijke meststoffen het registratienummer van de opslag ingevuld.
De op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen ingevulde gegevens worden door de vervoerder uiterlijk 30 werkdagen na het vervoer van de vracht dierlijke meststoffen op elektronische wijze bij de minister ingediend (artikel 64, eerste lid, van de Regeling).
Artikel 124, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat degene die ingevolge deze regeling gegevens in de administratie moet opnemen of uit de administratie moet verstrekken, dit volledig en naar waarheid doet.
Het oordeel van de rechtbank.
Ad a: Hoogte boete
7. Verweerder past een matigingsbeleid toe voor overtredingen die bij een administratief onderzoek voor de eerste keer worden geconstateerd. Als bij een administratief onderzoek meerdere malen wordt geconstateerd dat het opslagregistratie-nummer ontbreekt wordt de totale boete met 90% gematigd. In dat beleid is mede bepaald dat de minimale boete het bedrag betreft dat wordt opgelegd voor 1 overtreding van de desbetreffende feitcode € 200,-. Aldus heeft verweerder op juiste wijze toepassing gegeven aan zijn beleid door aan eiser geen boete op te leggen van € 180,- maar van € 200,--. De rechtbank is voorts van oordeel dat dit boetebeleid in redelijke verhouding staat tot de ernst en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding.
Ad b: ontbreken van een boeterapport
8. Verweerder heeft in voldoende mate in het verweerschrift onderbouwd waarom hij niet gehouden is om een boeterapport op te maken.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verweerder er in dit geval voor heeft gekozen geen boeterapport op te maken geen aanleiding om te oordelen dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.
Ad c: verweerder heeft eiseres ten onrechte niet de gelegenheid gegeven een zienswijze in te dienen.
9.1.
Ingevolge artikel 5:53 van de Awb wordt, in afwijking van afdeling 4.1.2, de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen indien voor de overtreding een bestuurlijke boete van meer dan € 340,- kan worden opgelegd.
9.2.
Zoals ook volgt uit de uitspraak van deze rechtbank van 29 maart 2018, op het beroep van eiseres met zaaknummer AWB 17/2740 (ECLI:NL:RBOVE:2018:992), is het bieden van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen niet vereist, indien het gaat om boetes voor overtredingen waarvoor, afzonderlijk en op zich bezien, een bestuurlijke boete van maximaal € 340,- kan worden opgelegd. In de uitspraak van 30 april 2019, ECLI:NL: CBB:2019:181, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de uitspraak van
29 maart 2018 bevestigd. Op grond hiervan heeft verweerder terecht eiseres niet de gelegenheid geboden een zienwijze in te dienen.
In het onderhavige geval is de opgelegde boete, te weten het bedrag van € 200,--, onder het bedrag van € 340,-- gebleven. Verweerder heeft eiseres daarom niet de gelegenheid hoeven bieden om een zienswijze in te dienen.
Ad d: zowel het primaire als het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd
10. Vast staat dat eiseres in het overzicht dat is meegezonden met het primaire besluit – naast de gegevens van de afnemer, de losplaats en de lostijd – de kolommen “Silonummer leverancier” en “Silonummer afnemer” niet heeft ingevuld.
Eiseres is de vervoerder/intermediair van de betreffende vrachten en had in die hoedanigheid ervoor moeten zorgen dat de VDM’s volledig werden ingevuld. Vast staat dat de silo-nummers van de aan- en afgevoerde vrachten uit de silo van “Stichting Mestverwerking Gelderland” ontbraken. Zij is net als eiseres een intermediair en staat sinds 1 januari 2006 als intermediair bij verweerder geregistreerd. In het verweerschrift heeft verweerder uitvoerig aangegeven waarom het voor haar maar ook voor eiseres van belang is om over de gevraagde gegevens te beschikken. Samenvattend is dit het toezicht op de naleving van de verplich-tingen inzake een verantwoorde afzet van de op de intermediaire onderneming aangevoerde dierlijke meststoffen, met andere woorden de verantwoordingsplicht met betrekking tot de mestsilo’s/opslagen. In dit kader is het dus van belang dat steeds verantwoord kan worden welke vracht in welke opslag is gekomen. Een intermediair kan namelijk de beschikking hebben over meerdere mestsilo’s. De rechtbank kan zich vinden in de door verweerder gegeven toelichting. Dit betekent dat de rechtbank eiseres dan ook niet volgt in haar stelling dat er geen sprake zou zijn van overtredingen in deze zaak.
Vast staat dat eiseres is strijd met artikel 53, zesde lid, van het Uitvoeringsbesluit en de artikelen 61, 64, tweede lid en 124, eerste lid, van de Regeling heeft gehandeld. Daarmee staat ook vast dat eiseres een in beginsel beboetbare overtreding heeft begaan, die haar kan worden toegerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in voldoende mate gemotiveerd en onderbouwd waarom eiseres beboet is.
Ad e: Ontbreken feitcode
11. Verder is in zowel het boetebesluit als het bestreden besluit duidelijk vermeld dat eiseres is beboet voor het niet volledig elektronisch doorgeven van de vervoersgegevens (siloregistratienummer van de leverancier en afnemer, laad en lostijd en de gegevens van de afnemer) voor de negen vrachten vermeld in bijlage 1 inventarislijst verreden in augustus 2019. Verweerder heeft hiermee voldoende geconcretiseerd waarvoor aan eiseres een boete is opgelegd. De rechtbank is dan ook niet gebleken dat door het ontbreken van de feitcode eiseres in haar belangen is geschaad.
12 Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslist dient te worden als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
C. Kuiper, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.