Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘zou je mij de kopieën erbij willen doen wat er vervangen is?’en 23-06-2019:
‘had je al wel gevraagd van de papieren. Dat ze die erbij doen’). Ondanks toezeggingen via WhatsApp (bijvoorbeeld: 18-6-19: ‘
Ja ga ik proberen te regelen’ en 23-6-19 ‘Ja factuur zal ik door sturen als ik die binnen heb’), heeft [gedaagde 1] die informatie niet verstrekt. Tijdens de mondelinge behandeling kon [gedaagde 1] ook geen nadere toelichting geven op de vraag welke werkzaamheden zij precies heeft verricht, omdat zij die werkzaamheden (grotendeels) door een derde partij heeft laten uitvoeren. [gedaagde 1] kon tijdens de mondelinge behandeling niet met zekerheid zeggen of de facturen en reparatieoverzichten van die derde partij nog beschikbaar zijn. De kantonrechter begrijpt de stelling van [gedaagde 1] dat het mogelijk is dat de motorstoring in november 2019 een andere oorzaak heeft dan de eerdere motorstoringen, maar nu onduidelijk blijft welke werkzaamheden [gedaagde 1] precies heeft verricht, is die enkele mogelijkheid onvoldoende om de stellingen van [eiser] te weerleggen. Dat garagebedrijf [X] nu het probleem met het inlaatspruitstuk aanwijst voor het signaal van het motorstoringslampje doet daar niet aan af. [eiser] heeft namelijk gemotiveerd gesteld dat hij het probleem van de kapotte klep van het inlaatspruitstuk ook al eerder heeft gemeld aan [gedaagde 1] , als een ‘naar buiten komend schuifje’. Volgens [eiser] is het daarom aannemelijk dat ook het inlaatspruitstuk al eerder een motorstoring heeft veroorzaakt. [gedaagde 1] heeft vervolgens niet weersproken dat [eiser] daarvan melding heeft gemaakt, maar heeft zonder nadere toelichting alleen betwist dat die melding verband hield met de kapotte klep van het inlaatspruitstuk. Daarmee heeft zij de stelling van [eiser] dat ook het inlaatspruitstuk al eerder een motorstoring kan hebben veroorzaakt, onvoldoende gemotiveerd weerlegd.
5.De beslissing
[gedaagde 1]ter rolzitting van
dinsdag 30 maart 2021bij akte dient mee te delen of, en zo ja, hoe hij dit bewijs wenst te leveren;
april, mei en juni 2021, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
[eiser]zich op de rol van
dinsdag 30 maart 2021mag uitlaten over hetgeen in r.o. 4.17 is overwogen. Vervolgens mag [gedaagde 1] daar twee weken daarna bij antwoordakte op reageren.