ECLI:NL:RBOVE:2021:1439

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
8723028 \ CV EXPL 20-3530
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehandsauto met non-conformiteit en bewijsvermoeden

In deze zaak gaat het om een consumentenkoop van een tweedehands Volkswagen Golf 2.0 GTI, waarbij de koper, [eiser], stelt dat de auto non-conform is. De auto werd in mei 2019 door [gedaagde 1] te koop aangeboden, maar vertoonde na de aankoop verschillende gebreken, waaronder motorstoringen en het ontbreken van een navigatiesysteem. Ondanks meerdere reparatiepogingen door [gedaagde 1], bleven de problemen aanhouden. [eiser] heeft uiteindelijk de koopovereenkomst ontbonden en vordert terugbetaling van het aankoopbedrag en schadevergoeding. De kantonrechter moet beoordelen of de gebreken aan de auto non-conformiteit opleveren en of [eiser] recht had op ontbinding van de overeenkomst. De rechter oordeelt dat er sprake is van een consumentenkoop en dat het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW van toepassing is, omdat de gebreken zich binnen zes maanden na aflevering openbaarden. [gedaagde 1] krijgt de gelegenheid om bewijs te leveren dat de gebreken niet aanwezig waren ten tijde van de aflevering. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering en beoordeling van de financiële gevolgen van de ontbinding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8723028 \ CV EXPL 20-3530
Vonnis van 16 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.J.F. Dullemond,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen, hierna te noemen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
gemachtigde: mr. A.W. Tieman.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 november 2020;
- de mondelinge behandeling van 19 januari 2021, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In mei 2019 heeft [gedaagde 1] via een advertentie op Marktplaats.nl en een advertentie op haar eigen website een Volkswagen Golf 2.0 GTI (hierna: de auto) met als bouwjaar 2011 te koop aangeboden voor een prijs van € 14.950,00. Voor zover relevant had [gedaagde 1] daarbij de volgende advertentietekst op marktplaats gezet:
“Prachtige Volkswagen Golf 6 GTI welke zwart van kleur is. Deze Volkswagen Golf 6 GTI rijd en schakelt als nieuw (…). Auto rijd en schakelt zoals u van een Volkswagen verwachten mag. Beide sleutels zijn aanwezig en het onderhoudsboek is ter inzage. Vrijwel al onze occasions worden verkocht met 2 maand garantie en nieuwe APK”
2.2.
Naar aanleiding van deze advertentie heeft [eiser] op 18 mei 2019 via WhatsApp contact opgenomen met [gedaagde 1] . [gedaagde 1] heeft toen gemeld dat zij de auto had geïmporteerd uit Duitsland. [eiser] heeft een proefrit gemaakt. Tijdens de proefrit bleek de cruise-control niet goed te werken en bleek in tegenstelling tot de advertentietekst geen navigatiesysteem in de auto aanwezig te zijn. [gedaagde 1] heeft aangeboden de cruise-control te (laten) repareren en kosteloos een navigatiesysteem te (laten) monteren.
2.3.
Vervolgens heeft [eiser] op 23 mei 2019 aan [gedaagde 1] per WhatsApp bericht dat hij de auto wilde kopen. [eiser] heeft de auto gekocht voor de prijs van € 14.950,00. Hij heeft het aankoopbedrag voldaan door middel van het inruilen van een auto en betaling van een bedrag van € 10.450,-. Ten tijde van de koop bedroeg de kilometerstand 127.436 kilometer. [gedaagde 1] heeft bij de koop twee maanden garantie gegeven. [eiser] heeft de auto vervolgens op 25 mei 2019 opgehaald bij [gedaagde 1] .
2.4.
Diezelfde dag zijn in de auto twee storingslampjes gaan branden: het motorstoringslampje en het EPC-lampje. [eiser] heeft daarom de auto op 30 mei 2019 ter reparatie teruggebracht naar [gedaagde 1] . De onderliggende oorzaak van het motorstoringslampje kon niet meteen worden achterhaald. In verband met het motorstoringslampje heeft [gedaagde 1] de auto in de periode tot 2 september 2019 vijf keer onder zich gehad voor reparatiewerkzaamheden, waaronder ook een langere periode van 7 juni 2019 tot 25 juni 2019. Partijen hebben over de storingsmeldingen en de reparaties uitvoerig via WhatsApp gecorrespondeerd. Voor zover relevant als volgt:
5-6-19 [eiser] : ‘Zit de navi er ook al in of heb je die nog niet’
[gedaagde 1] : ‘Heb ik helaas nog niet. Zit levertijd op namelijk.’
[eiser] ; ‘Lampje brand weer van epc en geeft werkstart weer aan het geratel onder de motorkap lijkt erger te zijn geworden wil anders ook wel rondje mee rijden laat ik het horen me vrouw gaat binnenkort bevallen dus willen de boel voor elkaar hebben wil hem wel zelf laten uitlezen met een diagnose te laten op tellen bij de vw dealer’
[gedaagde 1] : ‘Pfff heel erg apart. Heb er werkelijk minimaal 50km mee gereden. Hij brand gelijk weer dus?’
[eiser] ‘Ja rij nog geen 10 km en begon te piepen en branden’
(…)
[gedaagde 1] : ‘Kan het nog 1 onderdeel zijn wat de storing geeft en als dat het niet is dan zou ik het ook niet meer weten’
14-6-19 [eiser] : ‘Goeiemorgen hoe staat het met de auto ervoor zit de ketting erin’
[gedaagde 1] : ‘heb net even gebeld inderdaad. Ze zijn er nog mee bezig, storing kwam na enkele kilometers weer terug’ (…) ‘Krukas zijn ze nu alleen nog mee bezig. Ketting zit er nieuw in.’
(…)
23-6-19 [eiser] ‘Oké wat hebben ze allemaal vervangen dan want duurt aardig lang voor een ketting en krukassen ben hem inmiddels 3 weken kwijt als het niet langer is.
[gedaagde 1] : ‘Blok is 3 keer uit elkaar geweest’ (…) helemaal uit elkaar gehaald en alles vervangen.’
(…)
24-6-2019 [gedaagde 1] : ‘We hebben het blok 3 a 4x uit elkaar laten halen. Wanneer de oorzaak niet
gevonden word moet die weer uit elkaar aangezien we hem netjes willen afleveren en daarom niets overhaast doen.’.
(…)
[eiser] : ‘Zit navigatie er al in?
[gedaagde 1] : ‘nee hebben constant met de motor bezig geweest..’
6-7-2019 [eiser] : ‘he ben nog niet echt veel weg geweest met de auto maar het geratel wordt steeds erger maar de melding nog niet terug (…)’
8-7-2019 [gedaagde 1] : ‘Nu is het wel duidelijk te horen inderdaad (…)’
(…)
26-7-19 [eiser] : ‘Hij [ [gedaagde 3] ] zei dat ik zaterdag moest komen voor dat ding te vernieuwen wat er elke keer uit komt’
[gedaagde 1] ; ‘onderdeel heb ik nog niet binnen, maar kan een leenauto meegeven eerst als dat goed is’
2.5.
Op 2 september 2019 bracht [eiser] de auto weer naar [gedaagde 1] voor een reparatie in verband met de motorstoring. [gedaagde 1] heeft toen geconstateerd dat een slang was afgebroken, waardoor de motor geen tegendruk kreeg van de turbo. [gedaagde 1] en [eiser] hebben op 2 en 3 september 2019 de volgende berichten aan elkaar gestuurd:
2-9-19 [eiser] : ‘Hey [gedaagde 2] was nog vergeten te zeggen dat de navi niet werkt je kan ook geen straatnaam in vullen zou jij er nog even na willen kijken’
(…)
3-9-2019 [gedaagde 1] : ‘Goedenavond, de auto is weer klaar en loopt goed’
(…)
[eiser] : ‘Wat was er mis dan is het motor lampje nu ook uit dan?’
(…)
[gedaagde 1] : ‘Ja is ook uit. Was een slang afgebroken daardoor had die geen tegendruk van de turbo’
[eiser] : ‘O oké dus nu is het echt helemaal goed?’
[gedaagde 1] : ‘Ja heb er een stuk mee gereden en rijd perfect’.
2.6.
Op 12 november 2019 stuurt [eiser] het volgende bericht aan [gedaagde 1] :
“Goeiemorgen [gedaagde 2] het motorstoring lampje brand weer en als ik stil sta knipperd die hij loopt ook weer zo raar als je stil staat.”
Daarna ontstaat de volgende berichtenwisseling tussen partijen:
12-11-2019 [gedaagde 1] ‘Goedemorgen, Dat is vervelend. Wou u dat wij hier naar gingen kijken bij ons in de garage? De Golf is namelijk uit de garantie.’
13-11-2019 [eiser] : ‘Hallo ik heb een afspraak staan bij de vw dealer ik heb me verzekering adviseur het door gegeven en die gaf als tip aan om het aan te melden bij das rechtsbijstand aangezien ik de auto een tijd niet heb gehad na de aankoop omdat die zo vaak gemaakt en gebracht moest worden en hetzelfde probleem weer voor doet als toen jullie hem hebben gemaakt.’
2.7.
[eiser] heeft de auto op 19 november 2019 laten onderzoeken door [X] , een Volkswagen dealer in Zwolle. [X] heeft een kleine onderhoudsbeurt uitgevoerd aan de auto.
2.8.
Bij brief van 8 april 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde 1] geschreven dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en [gedaagde 1] gesommeerd om binnen één week schriftelijk mede te delen dat zij binnen een maand voor volledig herstel van de auto zal zorgdragen. Vervolgens heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de gemachtigde van [eiser] en [gedaagde 2] , waarbij [gedaagde 2] heeft gezegd dat [gedaagde 1] nogmaals wilde proberen de auto te herstellen. Vervolgens heeft de gemachtigde van [eiser] bij brief van 23 april 2020 aan [gedaagde 1] geschreven dat [eiser] geen vertrouwen meer heeft in [gedaagde 1] en dat hij namens [eiser] de koopovereenkomst ontbindt.
2.9.
Op 7 juli 2020 heeft [eiser] de auto nogmaals naar [X] gebracht om een technische diagnose te laten stellen. De factuur van het onderzoek vermeldt:
“Klacht: Motorstoringslampje brandt
Diagnose: Uitlezen, beoordelen, inlaatspruitstuk defect
Oplossing: Vervangen inlaatspruitstuk
(…)
Klacht: ketting test uitvoeren
Diagnose: test niet mogelijk, wel olie lekkage bij distributiedeksel, vermoedelijk al eerder los geweest gezien sporen bij deksel,
Oplossing: Deksel vervangen en ketting spanner controleren.”
2.10.
[X] heeft vervolgens een offerte opgesteld voor reparatiewerkzaamheden met een totaalbedrag van € 5.067,79 (inclusief btw).
2.11.
[eiser] heeft het kenteken van de auto in augustus 2020 bij de RDW laten schorsen. Het kenteken van de auto is momenteel nog steeds geschorst.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort samengevat – een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst rechtsgeldig door hem is ontbonden, hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot het terugbetalen aan hem van het aankoopbedrag van € 14.940,00, dan wel tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 5.067,79. Daarnaast vordert [eiser] hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van een bedrag van € 442,84 in verband met buitengerechtelijke (onderzoeks)kosten en een bedrag van € 284,30 aan schade in verband met benzinekosten en kosten van de schorsing van het kenteken van de auto. Ten slotte vordert [eiser] een bedrag van € 924,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van gedaagde partijen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Direct na aflevering van de auto bleek de auto gebreken te bezitten die tot op heden, ondanks meerdere pogingen daartoe, niet door [gedaagde 1] zijn hersteld. Omdat [eiser] deze gebreken op basis van de overeenkomst en de uitlatingen van [gedaagde 1] niet hoefde te verwachten, is de auto non conform. Door de houding van [gedaagde 1] ten opzichte van de gebreken is zij in verzuim geraakt. Desondanks heeft [eiser] in april 2020 [gedaagde 1] de kans geboden om tot herstel over te gaan. Door de reactie van [gedaagde 1] hierop is [eiser] het vertrouwen in [gedaagde 1] kwijtgeraakt en heeft hij de koopovereenkomst buitengerechtelijke ontbonden.
3.3.
[gedaagde 1] heeft zich tegen de vordering verweerd en voert – samengevat – het volgende aan. [gedaagde 1] erkent dat de auto op het moment van aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. De gebreken aan de auto die er op dat moment waren, zijn door [gedaagde 1] echter op 3 september 2019 hersteld. Op dat moment beantwoordde de auto dan ook volledig aan de overeenkomst. Vervolgens is het een tijd stil geweest aan de kant van [eiser] . In november 2019 zijn er opnieuw gebreken ontstaan aan de auto. Omdat dit andere gebreken zijn dan de eerdere door [gedaagde 1] herstelde gebreken, kunnen deze gebreken niet al ten tijde van de koop aanwezig zijn geweest. Deze gebreken komen, mede gelet op het bouwjaar en het feit dat [eiser] er in minder dan een jaar tijd 15.000 kilometer mee heeft gereden, voor rekening en risico van [eiser] . Mochten ze al voor rekening van [gedaagde 1] komen, dan had [gedaagde 1] in de gelegenheid gesteld moeten worden om tot herstel over te gaan. Die gelegenheid heeft [eiser] echter niet geboden. Daarnaast is er geen sprake van verzuim aan de kant van [gedaagde 1] . Er bestond daarom geen grond voor ontbinding van de koopovereenkomst, de buitengerechtelijke ontbinding door [eiser] is dan ook niet rechtsgeldig. [gedaagde 1] concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure moet de vraag worden beantwoord of de gebreken aan de auto non-conformiteit opleveren en of [eiser] in zijn recht stond toen hij de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbond.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat sprake is van een consumentenkoop zoals bedoeld in artikel 7:5 BW.
Non-conformiteit
4.3.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak (de auto) aan de overeenkomst beantwoorden. Lid 2 bepaalt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die
de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Als een (tweedehands) auto wordt gekocht, waarvan de verkoper weet dat deze door de koper wordt gekocht om daarmee aan het verkeer deel te nemen, moet als regel worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst indien als gevolg van een daaraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren (HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1338). Dit kan anders zijn wanneer de koper bijvoorbeeld het risico van zo’n gebrek heeft aanvaard. De regel mag echter niet worden omgekeerd, in die zin dat andere gebreken geen non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW zouden kunnen opleveren (HR 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3097).
4.4.
[eiser] moet feiten stellen en eventueel bewijzen waaruit volgt dat de auto ten tijde van de aflevering de eigenschappen miste die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Bij een consumentenkoop wordt echter op grond van artikel 7:18 lid 2 BW vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Voordat wordt toegekomen aan het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW, moet eerst worden beoordeeld of de door [eiser] gestelde gebreken tot non-conformiteit leiden. Daarvan rusten de stelplicht en bewijslast op [eiser] .
4.5.
[eiser] heeft een tweedehands auto uit bouwjaar 2011 gekocht. [eiser] wist bij de koop dat [gedaagde 1] de auto had geïmporteerd uit Duitsland. Hoewel [gedaagde 1] de auto in de advertentietekst op Marktplaats heeft aangeprezen ‘als nieuw’, kon [eiser] bij de koop van een geïmporteerde auto met bouwjaar 2011 verwachten dat de auto op enig moment onderhouds- en reparatiekosten zou meebrengen. De vraag is of [eiser] rekening moest houden met de gebreken zoals in deze procedure door hem zijn gesteld. Daarbij weegt ook mee dat [gedaagde 1] bij de verkoop een garantie van twee maanden heeft verstrekt. [eiser] heeft mede daarom mogen verwachten dat [gedaagde 1] de voor het einde van de garantietermijn aanwezige gebreken kosteloos op deugdelijke wijze zou herstellen, alsmede dat [gedaagde 1] na afloop van de garantieperiode geconstateerde gebreken die een gevolg zijn van een onvoldoende herstel van eerdere gebreken, eveneens kosteloos zou herstellen.
4.6.
Vaststaat dat de auto binnen de garantietermijn gebreken vertoonde vanwege het ontbreken van het navigatiesysteem en de initiële motorstoringen. Tussen partijen staat vast dat de auto daarom aanvankelijk niet aan de overeenkomst beantwoordde. [gedaagde 1] heeft in deze procedure namelijk erkend dat het ontbreken van het navigatiesysteem ten tijde van de koop en de initiële motorstoringen non-conformiteit van de auto meebrachten. [gedaagde 1] betoogt echter dat het door haar geplaatste navigatiesysteem inmiddels goed werkt en dat de initiële motorstoringen zijn verholpen op 3 september 2019 door het herstel van de afgebroken slang. De vraag die partijen verdeeld houdt, is dus of de auto ondanks de reparatie(poging) op 3 september 2019 nog steeds niet aan de overeenkomst beantwoordt.
4.7.
De kantonrechter kan op basis van de stellingen van partijen niet vaststellen of het navigatiesysteem inmiddels goed werkt. De kantonrechter is wel van oordeel dat als enerzijds voldoende gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist, is komen vast te staan dat de auto vanwege de motorstoring sinds november 2019 nog steeds niet aan de overeenkomst beantwoordt. De kantonrechter motiveert dit oordeel als volgt.
4.8.
De auto is in de periode van 23 mei 2019 tot 3 september 2019 vijf keer bij [gedaagde 1] geweest voor onderzoek naar de oorzaak van steeds terugkerende motorstoringen, die zich uitten in een brandend motorstoringslampje. In juni 2019 is de auto zelfs drie weken voor reparatie bij [gedaagde 1] geweest. Op 3 september 2019 heeft [gedaagde 1] een afgebroken slang gerepareerd. Daarna heeft de auto enige tijd geen motorstoring gehad tot 12 november 2019. Die storingsvrije periode is gelet op de stellingen van partijen echter onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde 1] de problemen met de auto op 3 september 2019 helemaal heeft verholpen. [eiser] heeft namelijk onweersproken gesteld dat hij de auto in de periode van september 2019 tot 12 november 2019 minder heeft gebruikt vanwege privéomstandigheden. Voorts heeft [eiser] gemotiveerd gesteld dat het onaannemelijk is dat de oorzaak van de initiële motorstoringen in de periode van mei tot september 2019 alleen was gelegen in de losgelaten slang die op 3 september 2019 is gerepareerd. Dit is volgens [eiser] onaannemelijk, omdat [gedaagde 1] in de periode daarvoor de oorzaak bij veelvuldige reparatiepogingen niet kon achterhalen ondanks dat de reparateur het motorblok meermaals (in ieder geval 3 à 4 keer) uit elkaar heeft gehaald en verschillende onderdelen zijn vervangen. Dit volgt ook uit de WhatsApp berichten. Het had op de weg van [gedaagde 1] gelegen om dit gemotiveerd te betwisten. Dit had [gedaagde 1] kunnen doen door inzicht te geven in de onderzoeks- en reparatiewerkzaamheden die zijn verricht in de periode tussen mei 2019 en september 2019 door het overleggen van reparatieoverzichten en/of facturen. Te meer, omdat [eiser] in de uitgebreide WhatsApp-correspondentie meermaals heeft gevraagd om inzage in de reparatiewerkzaamheden door facturen en foto’s (bijvoorbeeld: 18-06-2019:
‘zou je mij de kopieën erbij willen doen wat er vervangen is?’en 23-06-2019:
‘had je al wel gevraagd van de papieren. Dat ze die erbij doen’). Ondanks toezeggingen via WhatsApp (bijvoorbeeld: 18-6-19: ‘
Ja ga ik proberen te regelen’ en 23-6-19 ‘Ja factuur zal ik door sturen als ik die binnen heb’), heeft [gedaagde 1] die informatie niet verstrekt. Tijdens de mondelinge behandeling kon [gedaagde 1] ook geen nadere toelichting geven op de vraag welke werkzaamheden zij precies heeft verricht, omdat zij die werkzaamheden (grotendeels) door een derde partij heeft laten uitvoeren. [gedaagde 1] kon tijdens de mondelinge behandeling niet met zekerheid zeggen of de facturen en reparatieoverzichten van die derde partij nog beschikbaar zijn. De kantonrechter begrijpt de stelling van [gedaagde 1] dat het mogelijk is dat de motorstoring in november 2019 een andere oorzaak heeft dan de eerdere motorstoringen, maar nu onduidelijk blijft welke werkzaamheden [gedaagde 1] precies heeft verricht, is die enkele mogelijkheid onvoldoende om de stellingen van [eiser] te weerleggen. Dat garagebedrijf [X] nu het probleem met het inlaatspruitstuk aanwijst voor het signaal van het motorstoringslampje doet daar niet aan af. [eiser] heeft namelijk gemotiveerd gesteld dat hij het probleem van de kapotte klep van het inlaatspruitstuk ook al eerder heeft gemeld aan [gedaagde 1] , als een ‘naar buiten komend schuifje’. Volgens [eiser] is het daarom aannemelijk dat ook het inlaatspruitstuk al eerder een motorstoring heeft veroorzaakt. [gedaagde 1] heeft vervolgens niet weersproken dat [eiser] daarvan melding heeft gemaakt, maar heeft zonder nadere toelichting alleen betwist dat die melding verband hield met de kapotte klep van het inlaatspruitstuk. Daarmee heeft zij de stelling van [eiser] dat ook het inlaatspruitstuk al eerder een motorstoring kan hebben veroorzaakt, onvoldoende gemotiveerd weerlegd.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de auto vanwege de vele motorstoringen en het onvoldoende herstel daarvan niet beantwoordt aan de overeenkomst. Het feit dat [eiser] 15.000 kilometer met de auto heeft gereden, doet daar niet aan af.
4.10.
Nu zich binnen zes maanden na aankoop (op 12 november 2019) weer een motorstoring voordeed, geldt in beginsel het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW. Gelet op het voorgaande wordt vermoed dat de motorstoring zoals die zich op 12 november 2019 heeft geopenbaard, bij aflevering al aanwezig was.
Bewijs van het tegendeel
4.11.
[gedaagde 1] zal worden toegelaten tot het leveren van het bewijs van het tegendeel van dit bewijsvermoeden. Hierbij merkt de kantonrechter op dat het gaat om tegendeelbewijs en niet (slechts) om tegenbewijs. Het enkel ontzenuwen van het vermoeden dat de oorzaak voor de motorstoring van 12 november 2019 ten tijde van aflevering niet aanwezig was, zal dus onvoldoende zijn om de bewijsopdracht te doen slagen. [gedaagde 1] moet bewijs leveren van het tegendeel.
Vervolg indien [gedaagde 1]nietslaagt in haar bewijsopdracht
4.12.
In de situatie dat [gedaagde 1] niet in haar bewijsopdracht slaagt, moet worden beoordeeld of [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden op 23 april 2020.
4.13.
Op grond van artikel 7:22 lid 1 sub a BW is bij een consumentenkoop de koper bevoegd om de overeenkomst, ingeval de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, te ontbinden zodra herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, dan wel indien de verkoper daartoe niet binnen redelijke termijn of zonder ernstige overlast is overgegaan (in samenhang met artikel 7:21 lid 3 BW).
4.14.
[eiser] stelt dat hij de koopovereenkomst mocht ontbinden, omdat niet van hem kon worden verwacht dat hij [gedaagde 1] na de eerdere herstelpogingen weer een gelegenheid tot herstel zou geven. Volgens [gedaagde 1] had [eiser] voorafgaand aan de ontbinding nog een keer een mogelijkheid tot herstel moeten geven.
4.15.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagde 1] heeft de auto zes keer onder zich gehad voor reparatiepogingen. Dit waren vaak korte periodes, maar in de periode van 7 juni t/m 25 2019 heeft [eiser] een langere periode niet over de auto kunnen beschikken vanwege reparatiepogingen. Het was voor [eiser] in die periode niet duidelijk welke reparatiewerkzaamheden [gedaagde 1] heeft verricht en wie [gedaagde 1] daarvoor inschakelde. [eiser] heeft in die periode gevraagd om nadere informatie van de reparaties in de vorm van foto’s, reparatieoverzichten of facturen. [gedaagde 1] heeft die informatie niet verstrekt. Als gevolg van de vele reparatiepogingen is [eiser] zodanige overlast bezorgd dat van hem niet behoefde te worden verwacht dat hij wederom een reparatiepoging zou afwachten (artikel 7:21 lid 3 BW). Dat [eiser] na zijn brief van 8 april 2020 (toch) niet de door [gedaagde 1] aangeboden herstelpoging heeft afgewacht, maakt dit gelet op het voortraject niet anders. Dat [eiser] [gedaagde 1] niet rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld waardoor geen verzuim is ontstaan, zoals door [gedaagde 1] is aangevoerd, speelt ook geen rol, omdat artikel 7:22 BW geen verzuimvereiste kent.
4.16.
Als [gedaagde 1] niet in haar bewijsopdracht slaagt, is de kantonrechter op grond van het voorgaande vooralsnog van oordeel dat [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Dit betekent dat bij de huidige stand van zaken de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is. Ontbinding van een overeenkomst doet verbintenissen tot ongedaanmaking van reeds geleverde prestaties ontstaan. Partijen verschillen van mening over de financiële gevolgen van de ontbinding, zoals over de vraag hoe de waarde van de auto daarin moet worden verdisconteerd, die [eiser] bij de aankoop heeft ingeruild. Partijen krijgen de gelegenheid zich bij akte uit te laten over de gevolgen van de eventuele ontbinding en de omvang van de ongedaanmakingsverplichtingen die daardoor over en weer zullen ontstaan.
Vervolg indien [gedaagde 1] slaagt in haar bewijsopdracht
4.17.
Indien [gedaagde 1] aannemelijk weet te maken dat de gebreken van november 2019 ten tijde van aflevering van de auto nog niet aanwezig waren, is geen sprake van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW. Dan moet alleen nog het beroep op dwaling van [eiser] worden beoordeeld. Het beroep op dwaling is gebaseerd op dezelfde feiten als het beroep op non-conformiteit, zodat de kantonrechter vooralsnog van oordeel is dat het beroep op dwaling dan niet kan worden gehonoreerd.
Tot slot
4.18.
Iedere verdere beslissing wordt intussen aangehouden.
4.19.
De kantonrechter merkt op dat partijen ter verdere besparing van kosten desgewenst ook minnelijk overleg kunnen voeren op basis van de uitgangspunten in dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt [gedaagde 1] in de gelegenheid te bewijzen dat de auto Volkswagen Golf 2.0 GTI met [kenteken] op 25 mei 2019 geen gebreken had, anders dan die van een auto van die leeftijd en dat type konden worden verwacht;
5.2.
bepaalt dat
[gedaagde 1]ter rolzitting van
dinsdag 30 maart 2021bij akte dient mee te delen of, en zo ja, hoe hij dit bewijs wenst te leveren;
5.3.
bepaalt dat indien [gedaagde 1] dit bewijs schriftelijk wenst te leveren hij bij dat bewijs bij de in 5.2. genoemde akte in het geding dient te brengen;
5.4.
bepaalt dat indien [gedaagde 1] dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen hij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen, alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden
april, mei en juni 2021, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
5.5.
wijst [gedaagde 1] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
5.6.
bepaalt dat [gedaagde 1] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.7.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan Schuurmanstraat 2 te Zwolle, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.8.
bepaalt dat
[eiser]zich op de rol van
dinsdag 30 maart 2021mag uitlaten over hetgeen in r.o. 4.17 is overwogen. Vervolgens mag [gedaagde 1] daar twee weken daarna bij antwoordakte op reageren.
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek op 16 maart 2021.