ECLI:NL:RBOVE:2021:1381

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
08.000620.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld tegen politieagenten op oudejaarsdag 2020 in Almelo

Op 1 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die samen met twee vrienden op oudejaarsdag 2020 geweld heeft gepleegd tegen politieagenten in Almelo. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 108 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De man werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder mishandeling van een politieagent en openlijk geweld in vereniging. Tijdens de zitting op 18 maart 2021 heeft de officier van justitie de bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging om vrijspraak vroeg voor een van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen de politie, maar sprak hem vrij van het feit dat hij een nitraat naar een agent zou hebben gegooid, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten en legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.000620.21 (P)
Datum vonnis: 1 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.S. Flokstra, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 31 december 2020 samen met anderen een politieagent heeft mishandeld, door hem te slaan;
feit 2:op 31 december 2020 een politieagent zwaar heeft mishandeld, door een nitraat naar hem te gooien, subsidiair dat hij dit heeft geprobeerd;
feit 3:op 31 december 2020 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een aantal politieagenten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Almelo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ambtenaar, [aangever 1] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland),
gedurende en/of terzake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door die [aangever 1] een of meerdere malen in/tegen het gezicht
en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Almelo
aan [aangever 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvend) oorletsel, heeft toegebracht door een
nitraat, althans (illegaal) vuurwerk naar, althans in de richting van, die [aangever 2] te
gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een nitraat, althans (illegaal) vuurwerk naar, althans in de richting van, die [aangever 2]
te gooien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Almelo
openlijk, te weten, op/aan de Karel Doormanstraat, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [aangever 2]
(brigadier van politie eenheid Oost-Nederland) en/of [aangever 3] (BOA domein
generieke opsporing politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [aangever 4] (brigadier
van politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [aangever 1] (brigadier van politie
Eenheid Oost-Nederland) en/of [aangever 5] (Brigadier van politie Eenheid Oost-
Nederland) en/of (andere) politieambtenaren en/of hulpverleners
door
- een of meerdere malen naar, althans in de richting van, voornoemde
(politie)ambtenaren af te rennen en/of lopen en/of
- een of meerdere malen te slaan en/of te stompen op/tegen, in elk geval naar, de
licha(a)m(en) van die [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of [aangever 4] en/of [aangever 3] en/of
[aangever 5] en/of (andere) politieambtenaren en/of hulpverleners en/of
- een of meerdere malen (met kracht) te duwen op/tegen de licha(a)m(en) van
voornoemde personen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 31 december 2020 kwamen een aantal politieagenten en BOA’s bij de Karel Doormanstraat in Almelo. Daar waren te veel buurtbewoners op straat aanwezig. Er werd met carbid geschoten en er brandde een vreugdevuur. Op enig moment ontstond er een handgemeen tussen een aantal mensen en vervolgens werd de politie aangevallen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 2 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat verbalisant [aangever 2] geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, maar dat er wel een aanmerkelijke kans bestaat dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat wanneer iemand zwaar vuurwerk gooit in de nabijheid van een persoon.
Ten aanzien van feit 3 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het geweld in elk geval is gepleegd tegen de verbalisanten [aangever 2] , [aangever 4] en [aangever 1] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en opgemerkt dat bij deze feiten sprake is van eendaadse samenloop.
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft bekend dat hij een nitraat heeft gegooid, maar ontkent dat dit de nitraat was die te zien is op de camerabeelden. Verder blijkt uit het dossier niet dat verdachte deze nitraat zou hebben gegooid.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 december 2020 bevond verdachte zich samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op straat aan de Karel Doormanstraat in Almelo. Medeverdachte [medeverdachte 1] kreeg ruzie met [naam] , een journalist die daar ook aanwezig was. Verbalisant [aangever 1] is tussen de verdachten en de journalist gesprongen om de mannen uit elkaar te houden. Verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens naar [aangever 1] gelopen en hebben slaande bewegingen in zijn richting gemaakt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft [aangever 1] daarbij in zijn gezicht geraakt. Verbalisant heeft [medeverdachte 1] naar de grond gewerkt om hem aan te houden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bleven geweld gebruiken tegen [aangever 1] . Daarop hebben de verbalisanten [aangever 2] , [aangever 5] en [aangever 4] [aangever 1] afgeschermd, zodat hij [medeverdachte 1] kon aanhouden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn op de verbalisanten [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 4] afgerend en hebben hen geslagen. Ook zijn [aangever 1] en [aangever 4] geduwd.
Verder is er met vuurwerk gegooid. Vlakbij [aangever 2] is een nitraat ontploft, waardoor er een pieptoon in zijn oren ontstond. Verdachte heeft bekend een nitraat te hebben gegooid.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat verbalisant [aangever 2] niet heeft gezien wie de nitraat heeft gegooid die in zijn nabijheid is ontploft. Verdachte heeft verklaard dat hij wel een nitraat heeft gegooid, maar dat dit niet de nitraat kan zijn geweest die naar [aangever 2] is gegooid, omdat hij nooit vuurwerk in de richting van medeverdachte [medeverdachte 1] zou gooien. De rechtbank heeft op grond van deze omstandigheden niet de overtuiging dat het verdachte is geweest die de bewuste nitraat naar verbalisant [aangever 2] heeft gegooid.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 31 december 2020 (pagina 7-9).
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 31 december 2020 (pagina 13-15).
4. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 31 december 2020 (pagina 16-17).
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [aangever 5] (pagina 36-38).
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [aangever 2] en [aangever 3] (pagina 39-40).
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pagina 47-50).
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pagina 51-53).
9. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 31 december 2020 (pagina 19-20).
10. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 2 januari 2021 (pagina 183-185).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks31 december 2020 te Almelo,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een ambtenaar, [aangever 1] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland),
gedurende en
/ofterzake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door die [aangever 1] een
maalof meerdere malenin
/tegenhet gezicht
en/of het lichaamte slaan
en/of te stompen;
3.
hij op
of omstreeks31 december 2020 te Almelo
openlijk, te weten, op
/aande Karel Doormanstraat,
in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon
en/of een goedte weten [aangever 2]
(brigadier van politie eenheid Oost-Nederland) en
/of [aangever 3] (BOA domein
generieke opsporing politie Eenheid Oost-Nederland) en/of[aangever 4] (brigadier
van politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[aangever 1] (brigadier van politie
Eenheid Oost-Nederland)
en/of [aangever 5] (Brigadier van politie Eenheid Oost-
Nederland) en/of (andere) politieambtenaren en/of hulpverleners
door
-
een of meerdere malen naar, althansin de richting van, voornoemde
(politie
)ambtenaren te rennen en/of lopen en
/of
-
een ofmeerdere malen te slaan
en/of te stompen op/tegen, in elk geval naar, de
licha
(a)m
(en
)van die [aangever 2] en
/of[aangever 1] en
/of[aangever 4]
en/of [aangever 3] en/of
[aangever 5] en/of (andere) politieambtenaren en/of hulpverlenersen
/of
- een
maalof meerdere malen (met kracht
)te duwen
op/tegen de licha
(a)m
(en
)van voornoemde personen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
1.
het misdrijf: medeplegen van mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
en
3.
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 107 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, een proeftijd van drie jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname;
  • meewerken aan middelencontrole.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met vrienden geweld gepleegd tegen de politie. Ze zijn meermaals op de politieagenten afgegaan om hen te slaan of te duwen. De politieagenten waren op dat moment bezig met de uitoefening van hun publieke taak en werden daarin door verdachte en zijn medeverdachten belemmerd.
De rechtbank constateert dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 februari 2021 eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het door mevrouw A.M. van Egmond op 15 februari 2021 opgemaakte reclasseringsadvies betreffende verdachte.
Ten tijde van de ten laste gelegde feiten speelden alcoholgebruik en het sociale netwerk van verdachte een rol.
Door de huidige detentie is de uitkering van verdachte stopgezet en verliest hij mogelijk zijn huurwoning door oplopende betaalachterstanden. Hij heeft schulden en staat onder bewind. Ondersteuning op het gebied van middelengebruik en cognitieve vaardigheden is wenselijk. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname;
  • meewerken aan middelencontrole.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft al enige tijd in voorlopige hechtenis gezeten voor deze zaak. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat een langer onvoorwaardelijk strafdeel dan de duur van de voorlopige hechtenis niet geboden is. Wel is van belang dat verdachte begeleiding krijgt om zijn leven weer op de rails te krijgen. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Hoewel de rechtbank voor 1 van de 3 feiten tot een vrijspraak komt zal ziet de rechtbank geen reden af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. Enkel en alleen het door de verdachte gepleegde openlijke geweld tegen politiemensen maakt dat de op te leggen straf passen en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1
het misdrijf: medeplegen van mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
en
feit 3
het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
108 (honderdacht) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere door de reclassering te bepalen gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich ambulant laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Wanneer daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld in geval van terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld en er een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, kan de Reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol, cocaïne en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) of een alcoholmeter gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.
Buiten staat
Mr. V. Wolting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020619317. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.