ECLI:NL:RBOVE:2021:1144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
08.148882.20 (P) & 08.227394.19 (P) (TTZGEV)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 80-jarige man voor stalking, bedreiging en geweld tegen buren en ambtenaren

Op 18 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 80-jarige man uit Kampen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen voor het stalken van de wethouder van Kampen en het belagen en bedreigen van zijn buren. De man overtrad ook een eerder opgelegd huisverbod en beledigde, bedreigde en sloeg verbalisanten op het politiebureau. Tijdens de zittingen op 24 september 2020, 17 december 2020 en 4 maart 2021 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie mr. H.C.C. Berendsen en de raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker betrokken waren. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een contactverbod op voor de duur van twee jaar, dat niet alleen betrekking heeft op de wethouder, maar ook op zijn buren en echtgenote. De man mag zich niet binnen een straal van 1 kilometer van de woning van zijn echtgenote bevinden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder stalking, bedreiging, mishandeling en het overtreden van een huisverbod. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, maar hield rekening met zijn psychische toestand, wat leidde tot een vermindering van de toerekenbaarheid. De rechtbank besloot tot het opleggen van een gevangenisstraf en een contactverbod, om de samenleving te beschermen tegen zijn gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.148882.20 (P) & 08.227394.19 (P) (TTZGEV)
Datum vonnis: 18 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1940 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] ,
thans verblijvende: P.I. Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
24 september 2020, 17 december 2020 en 4 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.C.C. Berendsen en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw
mr. M. Mulderij-Anker, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De zaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De rechtbank zal de feiten in de zaak met parketnummer 08.148882.20 aanduiden als feiten 1 tot en met 10 en de feiten in de zaak met parketnummer 08.227394.19 als feiten 11 en 12.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:van 18 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 [aangever 1] heeft gestalkt;
feit 2:op 4 juni 2020 [aangever 1] heeft bedreigd;
feit 3:van 24 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 [aangever 2] heeft gestalkt;
feit 4 primair: op 4 juni 2020 heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [aangever 3] door tegen haar kin te schoppen of te slaan;
feit 4 subsidiair: op 4 juni 2020 [aangever 3] (arrestantenverzorgster) heeft mishandeld
feit 5: op 4 juni 2020 [aangever 4] (arrestantenverzorger) heeft bedreigd met zwaar lichamelijk letsel;
feit 6: op 5 juni 2020 [aangever 5] (inspecteur van politie) heeft bedreigd met de dood;
feit 7: op 4 juni 2020 [aangever 6] (forensisch arts) heeft mishandeld door hem tegen zijn gezicht te slaan;
feit 8: op 4 juni [aangever 6] (forensisch arts) heeft beledigd;
feit 9: op 5 juni 2020 [aangever 5] (inspecteur) heeft beledigd;
feit 10: in de periode van 8 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 het aan hem opgelegde huisverbod heeft overtreden:
feit 11: op 19 augustus 2019 zijn echtgenote heeft mishandeld;
feit 12: op 19 augustus 2019 [aangever 7] heeft bedreigd met een stoeprand en/of schep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 te Kampen, althans in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 1] , met het oogmerk die [aangever 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen immers heeft
hij, verdachte meermalen/veelvuldig brieven met (zeer) beledigende teksten gestuurd naar het gemeentehuis in Kampen gericht aan (Wethouder) [aangever 1] ;
feit 2
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Kampen [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met gijzeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, door die [aangever 1] dreigend (schriftelijk) de woorden toe te voegen “ [aangever 1] Het wijf moet stoppen! We gaan haar ontvoeren. De politie kan haar niet dag en nacht beschermen”
en/of “Ik ga je ontvoeren’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 te Kampen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 2] , met het oogmerk die [aangever 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen immers heeft hij, verdachte meermalen/veelvuldig/eenmaal:
- brieven met beledigende en/of vervelende en/of bedreigende teksten naar die [aangever 2] gestuurd of in de brievenbus gedaan en/of
- envelopes (met daarin A4-tjes) met onder andere de volgende tekst: “Vertrek, koop een ander huis” naar die [aangever 2] gestuurd en/of in de brievenbus gedaan en/of
- borden/pamfletten in de achtertuin van die [aangever 2] geplaats met daarop onder andere de volgende tekst: “Vertrek, koop een ander huis” en/of
- een bord/pamflet in de voortuin van die [aangever 2] geplaatst met daarop onder andere de volgende tekst: “Hier woont een crimineel: [aangever 2] ” en/of ‘Je zult de gevolgen merken”;
feit 4
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht) tegen/op de kin, althans het hoofd van die [aangever 3] heeft getrapt en/of geschopt en/of geduwd en/of geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Zwolle, een ambtenaar, [aangever 3] (medewerker arrestantenzorg), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door die [aangever 3] (krachtig) tegen/op de kin, althans het hoofd te trappen en/of te schoppen en/of te duwen en/of te stompen en/of te slaan;
feit 5
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Zwolle [aangever 4] (arrestantenverzorgster) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 4] (meermalen dreigend de woorden toe te voegen “Jij vieze nazi hoer ik ga een ijzeren priem in je kut douwen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
feit 6
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Zwolle [aangever 5] (inspecteur) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 5] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen “Eind van het jaar zal ik je laten huilen” en/of “Je hebt een herkenbaar gezicht dus ik ga je zeker herkennen en ik zal je laten janken” en/of “Als ik een pistool heb”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 7
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Zwolle, een ambtenaar, [aangever 6] (forensisch arts),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [aangever 6] één of meermalen tegen/in het gezicht, althans tegen op het hoofd en/of op het lichaam te slaan en/of te stompen;
feit 8
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, te weten[aangever 6] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “SS-er” en/of “Een dokter van het systeem” en/of “Mengele”, althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
feit 9
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 5] (inspecteur), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Jullie zijn afstammelingen van Hitler, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
feit 10
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 te Kampen in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] , heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
feit 11
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Kampen zijn echtgenote, [aangever 8] ,
heeft mishandeld door te slaan en/of te duwen/trekken tegen/op/aan het lichaam van die [aangever 8] ;
feit 12
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Kampen [aangever 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een stoeprand en/of (vervolgens) met een schep in de richting van die 1. [aangever 7] te lopen en/of voornoemde stoeprand en/of schep omhoog te houden in de richting van die [aangever 7] en/of hierbij te schreeuwen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat bij feit 8 niet kan worden bewezen dat verdachte een ambtenaar in functie heeft beledigd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feiten 1 en 2, omdat geen sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, verdachte alleen brieven heeft gestuurd aan de wethouder over een inhoudelijk onderwerp en onvoldoende bewijs is dat verdachte degene is geweest die de bedreigende teksten op de brief heeft geschreven. De raadsvrouw is met de officier van justitie van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 4. De raadsvrouw heeft verder vrijspraak gevraagd van feit 6, omdat het dreigen met vuurwapens niet binnen de modus operandi van verdachte past. Wat betreft feit 10 is volgens de raadsvrouw de verkeerde periode tenlastegelegd. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, omdat verdachte ontkent deze teksten te hebben geschreven en geen (vergelijkend) handschriftonderzoek is verricht. De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de onder feit 2 genoemde teksten afkomstig zijn van verdachte. De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte primair onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan ook zal vrijspreken. Ten aanzien van de feiten 7 en 8 zal de rechtbank verdachte vrijspreken, voor zover daar is tenlastegelegd dat het gaat om belediging van een “ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”, omdat [aangever 6] geen ambtenaar is. Ook voor het tenlastegelegde dreigen met een stoeprand onder feit 12 is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, reden waarom de rechtbank verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreekt.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 3, 4 subsidiair, 5, 7, 8, 9, 11 en 12 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal ter terechtzitting van 4 maart 2021, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van 5 juni 2020, inhoudende de verklaring van
  • het proces verbaal van bevindingen van 9 juni 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 138-139
  • het proces-verbaal van aangifte van 5 juni 2020, inhoudende de verklaring van
  • het proces-verbaal van aangifte van 5 juni 2020, inhoudende de verklaring van
  • Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisant [aangever 5] , p. 153-154
  • proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2019, inhoudende de verklaring van
De rechtbank is verder van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 6 en 10 heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
feit 1
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd over de materiële gedragingen zoals die zijn tenlastegelegd [2] en wethouder [aangever 1] heeft aangifte gedaan. [3] De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze gedragingen een strafbaar feit opleveren als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het handelen van verdachte had een stelselmatig karakter, hetgeen niet wordt betwist. Verdachte heeft veelvuldig brieven verstuurd naar wethouder [aangever 1] om zijn ongenoegen over het door haar gevoerde klimaatbeleid te uiten. Dat zijn brieven over een inhoudelijk onderwerp gingen en dat het bij het sturen van brieven is gebleven, betekent niet dat van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer geen sprake kan zijn. Ook op de werkplek is immers sprake van een "persoonlijke levenssfeer" in de zin van artikel 285b Sr waarop inbreuk gemaakt kan worden. Burgers hebben tot op zekere hoogte het recht om overheidsfunctionarissen te benaderen met klachten. Door een mededeling van de overheid dat zij niet van klachten gediend is, hoeft de burger zich niet af te laten schrikken. Daarmee is echter niet gezegd dat overheidsfunctionarissen zich alles moeten laten welgevallen. In het bijzonder gelet op het feit dat de uitlatingen van de verdachte een uitgesproken beledigend karakter hadden, kreeg het lastigvallen van wethouder [aangever 1] een wederrechtelijk karakter en was daardoor tevens sprake van een inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 285b Sr. [4]
feit 6
Er is aangifte gedaan en proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [aangever 5] . [5] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verwezen heeft naar Hitler. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [aangever 5] , bovenal omdat verdachte ter terechtzitting heeft gezegd met een pistool alle agenten te zullen doodschieten. [6] De bedreigende teksten die verdachte richting [aangever 5] heeft geuit, passen naar het oordeel van de rechtbank bij de manier van uiten van verdachte en de bewoordingen die hij daarbij, ook (meermalen) op de zitting, tijdens woede-uitbarstingen gebruikt.
feit 10
Aan verdachte is tweemaal een huisverbod opgelegd op grond van de Wet tijdelijk huisverbod dat inhield dat verdachte niet in de woning aan [adres] in Kampen mocht komen en geen contact met zijn echtgenote [aangever 8] mocht opnemen. Het eerste huisverbod is opgelegd op 8 juni 2020 en liep tot en met 18 juni 2020 12:15 uur. [7] Het tweede huisverbod is, na een incident, op 18 juni 2020 opgelegd en duurde tot 28 juni 2020. [8] Op
18 juni 2020 is verdachte om 13:00 uur bij zijn woning gezien. Dat was niet in strijd met het huisverbod, omdat dat toen al was geëindigd. Vanwege het incident dat toen plaatsvond, is een nieuw huisverbod opgelegd, dat verdachte op 24 juni 2020 heeft overtreden. [9]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, en 12 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 18 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 te Kampen, wederrechtelijk, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 1] , met het oogmerk die [aangever 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen immers heeft
hij, verdachte meermalen/veelvuldig brieven met (zeer) beledigende teksten gestuurd naar het gemeentehuis in Kampen gericht aan (Wethouder) [aangever 1] ;
feit 3
hij in de periode van 24 juni 2019 tot en met 4 juni 2020 te Kampen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 2] , met het oogmerk die [aangever 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen immers heeft hij, verdachte meermalen:
- brieven met beledigende en vervelende en bedreigende teksten naar die [aangever 2] gestuurd of in de brievenbus gedaan en
- enveloppes (met daarin A4-tjes) met onder andere de volgende tekst: “Vertrek, koop een ander huis” naar die [aangever 2] gestuurd en in de brievenbus gedaan en
- borden/pamfletten in de achtertuin van die [aangever 2] geplaatst met daarop onder andere de volgende tekst: “Vertrek, koop een ander huis” en
- een bord/pamflet in de voortuin van die [aangever 2] geplaatst met daarop onder andere de volgende tekst: “Hier woont een crimineel: [aangever 2] ” en ‘Je zult de gevolgen merken”;
feit 4
hij op 4 juni 2020 te Zwolle, een ambtenaar, [aangever 3] (medewerker arrestantenzorg), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [aangever 3] (krachtig) tegen de kin te slaan;
feit 5
hij op 4 juni 2020 te Zwolle [aangever 4] (arrestantenverzorgster) heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [aangever 4] (meermalen dreigend de woorden toe te voegen “Jij vieze nazi hoer ik ga een ijzeren priem in je kut douwen”;
feit 6
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Zwolle [aangever 5] (inspecteur) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [aangever 5] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen “Eind van het jaar zal ik je laten huilen” en “Je hebt een herkenbaar gezicht dus ik ga je zeker herkennen en ik zal je laten janken” en “Als ik een pistool heb”;
feit 7
hij op 4 juni 2020 te Zwolle, [aangever 6] (forensisch arts), heeft mishandeld door die [aangever 6] tegen het lichaam te stompen;
feit 8
hij op of omstreeks 4 juni 2020 te Zwolle opzettelijk, [aangever 6] , mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “SS-er” en/of “Een dokter van het systeem” en “Mengele”;
feit 9
hij op 5 juni 2020 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 5] (inspecteur), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Jullie zijn afstammelingen van Hitler;
feit 10
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2020 tot en met 24 juni 2020 te Kampen in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres] , heeft betreden en zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
feit 11
hij op 19 augustus 2019 te Kampen zijn echtgenote, [aangever 8] , heeft mishandeld door te duwen tegen het lichaam van die [aangever 8] ;
feit 12
hij op 19 augustus 2019 te Kampen [aangever 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door met een schep in de richting van die [aangever 7] te lopen en voornoemde schep omhoog te houden in de richting van die [aangever 7] en hierbij te schreeuwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 266, eerste lid, 267 aanhef en sub 2, 285, 285b, 300 en 304 Sr en artikel 11, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 3
het misdrijf: belaging
feiten 4 (subsidiair) en 7
het misdrijf: mishandeling
feit 5
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling
feit 8
het misdrijf: eenvoudige belediging
feit 9
het misdrijf: eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 10
het misdrijf: handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod;
feit 11:
het misdrijf: mishandeling begaan tegen zijn echtgenote
feiten 6 en 12
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is op bevel van de rechter-commissaris in deze rechtbank opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum (PBC). De over verdachte opgemaakte gedragskundige rapportage houdt kort samengevat in dat bij verdachte sprake is van een maniform toestandsbeeld en dat verdachte bekend is met een conflictueus en rigide gedragspatroon. Gedachte wordt aan een stoornis in het autismespectrum dan wel aan een persoonlijkheidsstoornis. Dit toestandsbeeld speelde, aldus de gedragsdeskundigen van het PBC, in sterke mate door in de tenlastegelegde feiten. Geadviseerd wordt om de feiten, indien bewezen, in sterk verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank zal het rapport verder bespreken onder punt 7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank en anders dan hetgeen door de raadsvrouw betoogd, is er geen aanleiding verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren, De rechtbank ziet daar, gelet op voormelde rapportage van het PBC geen aanleiding toe. Daarbij slaat de rechtbank ook acht op de presentatie van verdachte ter zitting. Van zijn gedrag ter zitting, hoe grenzeloos ook op bepaalde momenten, kan niet worden gezegd dat het blijk geeft van het ontbreken van elk inzicht bij verdachte in de reikwijdte van zijn gedragingen.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (geheel) uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het PBC heeft geadviseerd de feiten in sterk verminderde mate toe te rekenen en verdachte te plaatsen op een ouderenafdeling van een psychiatrische afdeling. De GGZ-instelling Dimence heeft geconcludeerd dat verdachte aan een autistische stoornis lijdt en hierdoor onbehandelbaar is. Om die reden ziet de GGZ geen aanknopingspunten voor een opname van verdachte in een instelling op grond van de WvGGZ. Dimence verwacht dat verdachte juist weerstand zal bieden als hij in een gedwongen kader wordt geplaatst. De officier van justitie ziet ter beperking van het recidivegevaar daarom geen andere optie dan terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te eisen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De maatregel van terbeschikkingstelling is volgens de raadsvrouw niet in verhouding met de aan verdachte verweten feiten. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en alsnog ambtshalve een zorgmachtiging te verlenen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft een hele reeks zeer vervelende feiten gepleegd. Hij heeft wethouder [aangever 1] maandenlang brieven gestuurd met zeer beledigende teksten en ook zijn buurman belaagd, die net naast verdachte was komen wonen. Daarnaast heeft verdachte andere buren bedreigd met een schep, en na dat incident zijn echtgenote een flinke duw gegeven om haar het huis in te werken en hij heeft het aan hem opgelegde huisverbod overtreden. Tijdens zijn verblijf op het politiebureau heeft verdachte verbalisanten beledigd, geslagen en bedreigd. Ook de forensisch arts, die was ingeschakeld om zijn medische situatie te beoordelen moest het ontgelden, hij kreeg een klap en werd beledigd.
Dit soort feiten zorgt voor gevoelens van onveiligheid en onbehagen in de samenleving. Een wethouder moet zijn of haar werk kunnen doen. Van een publiek figuur, zoals een wethouder, mag worden verwacht om te kunnen gaan met kritiek op gevoerd beleid, maar verdachte heeft met zijn handelen een grens overschreden. Buurtgenoten moeten elkaar kunnen aanspreken op (storend) gedrag, maar ook hier geldt dat verdachte met zijn handelen een grens heeft overschreden. Dat verbalisanten en artsen in de uitoefening van hun functie worden geslagen, beledigd en bedreigd is voorts onacceptabel.
Verdachte is geobserveerd in het PBC. Psycholoog R.J. van Helvoirt en psychiater M.M.C. van der Hoorn hebben op 11 februari 2021 over hem gerapporteerd.
Verdachte werkte aanvankelijk moeizaam mee aan het gedragskundig onderzoek. Dit leek grotendeels voort te komen uit pathologische gronden. Zo weigerde hij eerst het onderzoek door de psychiater i.o. en de psycholoog door ongepaste en niet te plaatsen woede-uitbarstingen richting hen. De gespreksinformatie, gedragsobservaties, het aanvullend onderzoek (MRI van de hersenen, neurologisch en neuropsychologisch onderzoek en bloedonderzoek) en de beschikbare collaterale informatie hebben echter voldoende informatie opgeleverd om tot beantwoording van de vraagstelling te komen.
Het PBC is tot de conclusie gekomen dat de rode draad in zijn leven een conflictueus en rigide gedragspatroon is, wat sterk doet denken aan een stoornis in het autismespectrum dan wel een persoonlijkheidsstoornis, maar wat momenteel niet gekaderd kan worden in een DSM-5-classificatie gezien het vooropstaande maniforme toestandsbeeld.
Op basis van het huidige onderzoek is het maniforme toestandsbeeld zeer waarschijnlijk als primair psychiatrisch te duiden. Het toestandsbeeld kan passen bij een onderliggende bipolaire stemmingsstoornis, een autismespectrumstoornis, een waanstoornis, persoonlijkheidsproblematiek, dan wel gecombineerde psychopathologie. Tevens speelt zijn hoge leeftijd waardoor zijn mogelijkheden om tot meer adequate coping strategieën te komen mogelijk een rol.
Alles tezamen genomen wordt geadviseerd verdachte alle ten laste gelegde feiten in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Omdat sprake is van gebrek aan zelfinzicht, grillige impulsbeheersing, fysiek dreigend gedrag en een tekort schieten van sociale vaardigheden, geen beschermende factoren en een beperkte behandelmotivatie, schat het PBC het risico op recidive in als hoog.
Het PBC adviseert medicatie, verdere diagnostiek en opname in een psychiatrische ouderenafdeling. De inschatting is dat behandeling van verdachtes problematiek via het schakelartikel uit de wet Forensische Zorg (artikel 2.3) binnen het kader van een zorgmachtiging (Wet verplichte ggz) gerealiseerd kan worden. Een behandeling met
een zorgmachtiging wordt als afdoende ingeschat om verdachte binnen een termijn van enkele maanden te stabiliseren.
De rechtbank neemt de conclusies van het PBC over en is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in sterk verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De geneesheer-directeur van Dimence heeft op 3 maart 2021 zijn bevindingen geuit. Het zorgplan voldoet niet aan de uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz, omdat de stoornis van verdachte (autisme) niet behandelbaar is. Hierdoor wordt niet voldaan aan de criteria van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid en adviseert Dimence negatief over een zorgmachtiging. Uit de medische verklaring blijkt verder dat gebruik van macht de strijd zal versterken en daarmee het ernstig nadeel induceren. Verdachte heeft een rustige voorspelbare en vertrouwde omgeving nodig waarbinnen een duidelijke structuur is en hij zijn eigen gang kan gaan. Het risico op letsel van verdachte of anderen kan niet zonder verlening van verplichte zorg worden afgewend, aldus Dimence.
Met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling overweegt de rechtbank dat een aantal van de bewezenverklaarde feiten, misdrijven betreffen waar een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Het risico op ernstig nadeel van fysiek letsel wordt door het PBC en Dimence ingeschat als hoog, waarmee gesteld zou kunnen worden dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 26 januari 2021 blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dit betreft oude feiten.
De rechtbank deelt de zorg die uit de gedragsdeskundige rapportages spreekt en onderkent het belang en de noodzaak van behandeling van de bij verdachte vastgestelde problematiek. De rechtbank stelt echter wel voorop dat de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden beschouwd als een ultimum remedium. Het betreft een zeer ingrijpende en niet zelden een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, die dan ook niet lichtvaardig dient te worden opgelegd. Bij de beoordeling hiervan dienen mede de aard en de ernst van de indexdelicten en de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij te worden betrokken.
Het opleggen van de Tbs-maatregel acht de rechtbank, in het licht van de gegeven onderbouwing, te verstrekkend. Geen van de deskundigen heeft geadviseerd over oplegging van de tbs-maatregel. Zij achten behandelinhoudelijk een tbs-kader niet aangewezen, omdat dit kader actief verzet zal oproepen bij betrokkene en de behandeling daardoor zal stagneren.
Dat de stoornis van verdachte volgens de psychiater van Dimence onbehandelbaar is en daarom niet aan het doelmatigheidsvereiste voor een zorgmachtiging wordt voldaan, leidt niet zonder meer tot het oordeel dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging passend is voor verdachte en dus proportioneel is. Bovendien strookt dit niet met het advies van het PBC dat een Tbs-kader niet is aangewezen.
Het is nodig om de maatschappij tegen het gedrag van verdachte te beveiligen en te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. Uit het vorenstaande volgt dat de mogelijkheden om het recidivegevaar in te perken, niet kunnen worden gevonden in een behandelsetting. De rechtbank zal daarom een contact- en een gebiedsverbod opleggen.
De rechtbank ziet, gelet op de bewezenverklaarde feiten 1, 3, 10, 11 en 12 en de houding van verdachte ter terechtzitting (ten aanzien van deze feiten), aanleiding om op grond van artikel 38v Sr de maatregel op te leggen dat verdachte zich onthoudt van contact met:
- [aangever 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1965, wonende in Kampen ;
- [aangever 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1961, wonende in Kampen ;
- [aangever 7] , geboren op [geboortedatum 4] 1995, wonende in Kampen
- [aangever 8] , geboren op [geboortedatum 5] 1947, wonende in Kampen .
Verder beveelt de rechtbank dat verdachte zich niet zal ophouden:
- binnen een straal van 1 kilometer van de woning van [aangever 8] aan [adres] in Kampen.
Dit is mede ingegeven omdat de echtgenote van verdachte bij monde van [naam] , medewerker van het Veiligheidshuis heeft verzocht om een contact- en locatieverbod voor verdachte.
Voor het geval dat de verdachte zich niet houdt aan deze maatregel, bepaalt de rechtbank dat bij iedere overtreding twee weken vervangende hechtenis wordt toegepast met een maximum van zes maanden vervangende hechtenis.
Omdat er, gelet op het feit dat hij het opgelegde huisverbod van 18 juni 2020 heeft overtreden en zijn houding ter terechtzitting, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 7] of [aangever 8] , wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is op grond van het vierde lid van artikel 38v Sr.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 271 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 330 [driehonderddertig euro], immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 4 subsidiair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 330,- (driehonderddertig euro) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit 4 subsidiair is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 38w Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3
het misdrijf: belaging
feiten 4 subsidiair en 7
het misdrijf: mishandeling
feit 5
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling
feit 8
het misdrijf: eenvoudige belediging
feit 9
het misdrijf: eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 10
het misdrijf: handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod;
feit 11:
het misdrijf: mishandeling begaan tegen zijn echtgenote
feiten 6 en 12:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4.5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
271 (tweehonderdeenenzeventig) dagen
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel krachtens artikel 38v Wetboek van Strafrecht
- legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren:
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [aangever 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1965, wonende in Kampen;
  • [aangever 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1961, wonende in Kampen;
  • [aangever 7] , geboren op [geboortedatum 4] 1995, wonende in Kampen
  • [aangever 8] , geboren op [geboortedatum 5] 1947, wonende in Kampen;
  • zich niet ophoudt in en om een straal van 1 kilometer van [adres] in Kampen.
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
  • beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] (feit 4 subsidiair) van een bedrag van € 330,- (driehonderddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 4 subsidiair tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 330,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
6 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en
mr. R.P. Adema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2021.
mr. R.P. Adema is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020255303. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 4 maart 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Proces-verbaal van aangifte van 27 mei 2020, inhoudende de verklaring van [aangever 1] , inclusief bijlagen, p. 31-114.
4.Hoge Raad, 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8642 en de conclusie van AG mr. Knigge van 16 maart 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BL8642.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisant [aangever 5] , p. 153-154.
6.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 4 maart 2021, inhoudende de verklaring van verdachte.
7.Beschikking van de burgemeester houdende het OPLEGGEN van een huisverbod (artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod), p. 227-229.
8.Beschikking van de burgemeester houdende het OPLEGGEN van een huisverbod (artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod), procesdossier PL0600-2020279645, p. 20-22.
9.Proces-verbaal aanhouding verdachte van 24 juni 2020, inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , procesdossier PL0600-2020291387, p. 5-6.