ECLI:NL:RBOVE:2021:1105
Rechtbank Overijssel
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een detentietoezichthouder na vernietiging van ontslag door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), en de werknemer, hierna te noemen [verweerder]. De werknemer was sinds 1 augustus 2011 in dienst bij DJI als detentietoezichthouder, maar werd arbeidsongeschikt na een auto-ongeluk in 2012. Na een periode van re-integratie en een langdurige ziekte, werd de werknemer op 1 februari 2017 eervol ontslagen wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid. Dit ontslag werd echter door de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2019 vernietigd, waardoor het dienstverband met terugwerkende kracht werd hersteld.
DJI verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van de h-grond, omdat de werknemer had aangegeven zijn loopbaan bij de politie te willen voortzetten en geen invulling meer wilde geven aan zijn functie bij DJI. De werknemer voerde aan dat hij recht had op een transitievergoeding en een immateriële schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat beide partijen het erover eens waren dat de arbeidsovereenkomst ontbonden diende te worden, en dat de ontbinding per 1 april 2021 zou ingaan. De kantonrechter kende de werknemer een transitievergoeding toe van € 9.622,04 bruto, maar wees de verzoeken om immateriële schadevergoeding en andere nevenverzoeken af, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
De kantonrechter benadrukte dat de keuze van de werknemer om zijn loopbaan bij de politie voort te zetten, niet als ernstig verwijtbaar kon worden aangemerkt. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de verdere afwikkeling van de financiële gevolgen van de ontbinding en de verplichtingen van beide partijen met betrekking tot de betaling van achterstallige bezoldiging en fiscale schade. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden uitgenodigd om in overleg te treden over de uitvoering van de uitspraak.