Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,
[B],
1.[X] ,
[Y],
1.De procedure
- de dagvaarding met 19 producties
- de producties 20 tot en met 24 van [A] en [B]
- de producties 1 tot en met 12 van [X] en [Y]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [A] en [B]
- de pleitnota van [X] en [Y] en drie ter zitting in het geding gebrachte kopieën van foto’s
- de eis in reconventie.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
‘Omschrijving erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen’opgenomen:
‘Bij deze wordt gevestigd een erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van het verkochte en ten laste van het aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van het kadastrale nummer inhoudende het recht om via de bestaande weg te komen van en te gaan naar de [straat] ’.Daarnaast wijzen zij erop dat zij al sinds zij in 2002 aan de [straat] zijn komen wonen gebruik maken van het perceel van (nu) [X] en [Y] om naar het schuurtje te komen. Ook de rechtsvoorgangers van [A] en [B] hebben naar hun zeggen op dezelfde manier van dat perceel gebruik gemaakt.
voor wat betreft het verkochte onder 2. genoemd naar genoemde akte van levering de dato twee november negentienhonderdachtentachtig (…).Nu met het verkochte onder 2. wordt verwezen naar de schuren met ondergrond, erf (…), lijkt dit te duiden op het bestaan van een erfdienstbaarheid. Uit de gekozen bewoordingen, in het licht van de gehele inhoud van de akte, valt echter niet zonder meer af te leiden dat bedoeld is een erfdienstbaarheid te vestigen zoals door [A] en [B] is gesteld. Het bestaan van een dergelijke erfdienstbaarheid valt niet te rijmen met de door [A] en [B] niet betwiste verklaring van de heer [P] van 13 januari 2020, kort gezegd inhoudende dat na het opdelen van het perceel in twee afzonderlijke percelen in 1983 één deel door toenmalig eigenaar [W] is verkocht aan de vader van [P] , dat het de bedoeling was de scheiding tussen beide percelen zo in te richten dat beiden over eigen grond rondom hun schuren kunnen rijden met redelijk groot materieel (tractoren e.d.) en dat het schuurtje dat na het opdelen van het perceel op de erfgrens zou komen te staan, zou worden afgebroken. Dit afbreken is volgens [P] niet gebeurd omdat vlak na de overdracht van het deel van het perceel zijn vader met [W] is overeengekomen dat het schuurtje niet afgebroken hoefde te worden. De gestelde erfdienstbaarheid lijkt bovendien niet te stroken met de in de leveringsakte op pagina 7 opgenomen bijzondere bepaling, die luidt:
‘Koper verklaart ermee bekend te zijn dat een schuur, welke wordt gebruikt door de familie [P] (eigenaar van [adres 2] ) (gedeeltelijk) over de kadastrale grens is gebouwd en zich derhalve gedeeltelijk op het verkochte perceel bevindt. Verkoper verklaart dat de heer [P] bekend is met dit feit en dat de heer [P] aan deze situatie geen rechten kan/zal ontlenen.’