6.1.Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 2 maart 2005, ECLI:NL:RVS:AS8397) kan het belang bij een oordeel omtrent de rechtmatigheid van een besluit zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel van de bestuursrechter kan worden betrokken bij eventuele toekomstige besluiten. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van een dergelijk belang, nu verweerder ter zitting heeft bevestigd dat er al een nieuwe aanvraag is ingediend voor de afschot van de onderhavige ganzensoorten in de komende (winter)periode.
7. De agrarische ondernemers Wanneperveen hebben verzocht om als derde-partij
aan het geding deel te mogen nemen na intrekking van het door hen ingestelde beroep.
De rechtbank stelt vast dat ter zitting is erkend door de gemachtigde dat de “Agrarische ondernemers Wanneperveen” als zodanig geen rechtspersoon betreft. De volgende agrarische ondernemers/maatschappen willen als derde-partij deelnemen aan de procedure:
Maatschap [naam 1] , gevestigd aan de [adres 1] ;
Maatschap [naam 2] , gevestigd aan de [adres 2]
Maatschap [naam 3] , gevestigd aan de [adres 3] ;
Maatschap [naam 4] , gevestigd aan de [adres 4] ;
Maatschap [naam 5] gevestigd aan de [adres 5]
Maatschap [naam 6] , gevestigd aan de [adres 6] ; te Wanneperveen.
Namens bovengenoemde ondernemers/maatschappen is aangevoerd dat zij allemaal belanghebbende zijn, omdat zij eigenaar en/of grondgebruiker zijn van landbouwgronden
in en nabij het Natura 2000-gebied De Wieden. Zij ondervinden overlast en schade van de beschermde ganzensoorten en hebben dan ook belang bij de bestrijding door middel van afschot door inzet van jagers. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang in de zin van artikel 1:2 van de Awb en zijn zij allemaal belanghebbende in deze procedure.
LTO Noord Vereniging heeft eveneens verzocht om aan het geding te mogen deelnemen als derde-belanghebbende na intrekking van haar beroep. Voor LTO Noord Vereniging geldt dat zij de belangen behartigt van de agrarische sector in onder andere de provincie Overijssel, zodat naar het oordeel van de rechtbank ook zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
De Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging heeft ook verzocht om aan het geding deel te mogen nemen. Omdat zij zich bezig houdt met de ganzenbejaging, kan zij naar het oordeel van de rechtbank ook aangemerkt worden als belanghebbende in de zin van de Awb.
8. Vanaf 1 januari 2017 is de Natuurbeschermingswet 1998 overgegaan in de Wet natuurbescherming (Wnb). Ingevolge artikel 9.10 van de Wnb geldt dat wanneer er nog
geen beslissing is genomen op een vergunningaanvraag die is ingediend voor 1 juli 2017
de vergunningaanvraag overeenkomstig de Wnb wordt behandeld.
Artikel 2.7 van de Wnb luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
Lid 2: Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Lid 3: Gedeputeerde staten verlenen een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend indien is voldaan aan:
a. artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid, wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, of
b. artikel 2.8, negende lid, wanneer zij betrekking heeft op andere handelingen dan projecten als bedoeld in onderdeel a.
Artikel 2.8, van de Wnb luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Lid 1: Voor een (…) project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
(…)
Lid 3 (…) gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
(…)
Lid 9: Voor een andere handeling als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, houden gedeputeerde staten bij het verlenen van de vergunning rekening met de gevolgen die de handeling kan hebben voor een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.”
9. Eisers betogen in de eerste plaats dat in dit geval sprake is van een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onder a, van de Wnb, zodat een passende beoordeling had moeten worden gemaakt als bedoeld in artikel 2.8 van de Wnb. Nu deze passende beoordeling niet is gemaakt, dient het besluit reeds om die reden te worden vernietigd, aldus eisers.