ECLI:NL:RBOVE:2020:725

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
08/952146-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op hoogbejaarde broers in Heeten met geweld en bedreiging

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die betrokken waren bij een gewapende overval op twee hoogbejaarde broers in Heeten op 12 januari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval plaatsvond rond 22:00 uur, waarbij de daders de woning binnendrongen door een raam in te slaan. De broers, die op dat moment in de woning aanwezig waren, werden onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachten bewezen geacht op basis van getuigenverklaringen, telefoongegevens en forensisch bewijs, waaronder schoensporen die overeenkwamen met de schoenen van de verdachte. De rechtbank heeft de 30-jarige verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, terwijl de 49-jarige mededader een gevangenisstraf van 5 jaar kreeg opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van het gepleegde feit, waarbij het gebruik van een vuurwapen als bijzonder ernstig werd aangemerkt. De rechtbank heeft ook de recidive van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952146-19 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 op [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 december 2019 en 6 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.W. Syrier, advocaat
in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een op 5 december 2019 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
12 januari 2019 met een ander of alleen heeft ingebroken in een woning en met (bedreiging met) geweld een horloge, geld, pakjes shag en een pepermuntblik met munten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2019 te Heeten, gemeente Raalte, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een horloge en/of
- 1200 euro (in/uit een envelop) en/of
- 200 euro (in/uit een portemonnee) en/of
- een of meer pakjes shag, althans rookwaar, en/of
- een pepermuntblik met een (grote) hoeveelheid centen (gulden),
in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres] te Heeten
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door:
- die [slachtoffer 2] al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te laten knielen, althans plaats te laten
nemen op de grond en/of
- een- of meermalen (dreigend) te roepen: "geld, geld" en/of
- die [slachtoffer 2] al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te begeleiden naar de eerste etage van de
woning en/of
- die [slachtoffer 2] te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (dreigend) een vuurwapen, althans

een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of

- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op te sluiten in een slaapkamer.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 12 januari 2019 vindt rond 22:00 uur een gewapende overval plaats in de woning van de hoogbejaarde broers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in Heeten. De twee daders, beiden man, van wie de één een blanke en de ander een donkere huidskleur heeft, betreden de woning door een raam in te slaan. [2] Op dat moment kijkt [slachtoffer 2] in de woonkamer televisie en is [slachtoffer 1] net naar bed gegaan. De blanke dader heeft een pistool in zijn hand en dwingt [slachtoffer 2] op de grond te gaan liggen. Er wordt meermalen ‘geld, geld’ geroepen. De blanke dader begeleidt dan wel duwt [slachtoffer 2] naar de eerste etage van de woning, naar de slaapkamer waar op dat moment [slachtoffer 1] aanwezig is. Ook [slachtoffer 1] spreekt over een vuurwapen en zegt dat hij en zijn broer daarmee door de blanke dader onder schot werden gehouden. [3] Ondertussen doorzoekt de donkere dader de woning. Hierbij zijn in elk geval een horloge, een geldbedrag van € 1.200,- in een envelop en € 200,- uit een portemonnee, pakjes shag en een pepermuntblik met guldens weggenomen. [4] Verder bevinden zich in het dossier aanwijzingen dat er, hoewel dat niet is ten laste gelegd, ook nog een geldbedrag van € 2.000,- en zakhorloges zijn weggenomen. Hierna worden de broers opgesloten in een slaapkamer. Zij worden pas de volgende ochtend door een familielid bevrijd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De betrokkenheid van verdachte leidt zij onder meer af uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en van getuige [getuige 1] , de telecom-gegevens, het schoenspoor vergelijkend onderzoek en het feit dat verdachte past in het door aangevers opgegeven signalement.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Hij stelt daartoe dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van zijn cliënt bij de overval. De belastende verklaringen die medeverdachte [medeverdachte] over zijn cliënt heeft afgelegd, zijn slechts bruikbaar voor zover deze worden bevestigd door de inhoud van andere bewijsmiddelen. Daar komt bij dat de verdediging geen effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht van medeverdachte [medeverdachte] te effectueren, zodat zijn verklaringen moeten worden uitgesloten van het bewijs. De resultaten van het schoenspoor vergelijkend onderzoek zijn geen belastend bewijs, omdat op basis daarvan niet kan worden vastgesteld dat de bij zijn cliënt inbeslaggenomen schoen het spoor heeft veroorzaakt. Aan de historische verkeersgegevens telefonie kan evenmin waarde worden gehecht, nu niet blijkt dat zijn cliënt de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna [telefoonnummer 1] ), die een mast heeft aangestraald in de buurt van de plaats delict.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat op 12 januari 2019 een gewapende overval heeft plaatsgevonden bij de [broers slachtoffer 1 en 2] in Heeten. De vraag is of verdachte betrokken is geweest bij dit delict. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verklaring van medeverdachte [medeverdachte]
Volgens medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte samen met een jongen van het slaaphuis in Apeldoorn, waar verdachte op dat moment verbleef, de gewapende overval op de [broers slachtoffer 1 en 2] gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte] zegt dat hij van de betrokkenheid van verdachte afweet, omdat hij veel met verdachte optrekt en veel contact met hem heeft, zo ook op 13 januari 2019, en dat verdachte hem toen alles over deze zaak heeft verteld. [5]
De vraag is of de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bruikbaar is voor het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdediging op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) aanspraak heeft op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Volgens vaste en bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad staat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, er in beginsel niet aan in de weg dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd. De voorwaarde is dat er moet zijn voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd. Als de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd moet het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate worden gecompenseerd. [6]
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging heeft ontbroken en, zo ja, of daar een goede reden voor was. De rechtbank beantwoordt beide vragen bevestigend en overweegt daartoe dat de verdediging tweemaal, op 7 november 2019 bij de rechter-commissaris en op 6 februari 2020 ter terechtzitting, in de gelegenheid is gesteld om medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horen en dat laatstgenoemde telkens kenbaar heeft gemaakt zich op zijn verschoningsrecht te zullen beroepen. [7]
De volgende vraag is of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige. Daarbij is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel. [8]
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte niet in beslissende mate op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is gebaseerd, maar in voldoende mate steun vindt in andere (hierna te noemen) bewijsmiddelen, die betrekking hebben op die onderdelen die door verdachte zijn betwist. De rechtbank verwijst daartoe met name naar de telefoongegevens, die nagenoeg volledige steun bieden aan de ‘uncontested’ verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Ook bieden het signalement van de donkere dader, het vergelijkend schoenspooronderzoek en het OVC gesprek in de PI Grave steun aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bruikbaar is voor het bewijs.
Tot slot moet de rechtbank bezien of er voldoende maatregelen zijn genomen ter compensatie van het toelaten van de getuigenverklaring voor het bewijs, terwijl deze getuige niet door de verdediging is gehoord. De rechtbank overweegt dat zij, nu de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] weliswaar niet doorslaggevend is, maar daar wel gewicht aan toekomt, zijn verklaring met behoedzaamheid zal bezigen en uitvoerig zal toetsen aan het ondersteunende bewijs en één en ander ook zal motiveren.
Signalement van donkere dader
Op 13 januari 2019 omstreeks 10:55 uur worden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in verband met de gewapende overval naar de woning van de [broers slachtoffer 1 en 2] in Heeten gestuurd. Aan beide broers wordt het signalement van de daders gevraagd. Over de donkere dader verklaren zij onder meer dat de huidskleur van de man net zo donker als die van ‘Zwarte Piet’ was, dat hij geen snor of baardgroei had en donkere kleding droeg. [9]
De rechtbank heeft zowel op foto’s in het dossier als ter terechtzitting waargenomen dat verdachte in elk geval wat zijn huidskleur betreft in het signalement van de donkere dader zou kunnen passen. [10]
(Schoen)sporenonderzoek
Door forensische onderzoekers wordt een dag na de overval in de woning van de [broers slachtoffer 1 en 2] sporenonderzoek verricht. Er wordt een aantal schoensporen aangetroffen en vervolgens veiliggesteld. Eén schoenspoor bevindt zich op de vloer nabij de trap naar de eerste verdieping (SIN AADN1289NL) en twee schoensporen bevinden zich op de drempel van twee verschillende slaapkamers (SIN AADN1286NL en SIN AADN1287NL). [11] De schoenen die deze sporen hebben veroorzaakt zijn vermoedelijk van het merk Nike.
Het blijkt dat verdachte kort na de gewapende overval, op 16 en 18 januari 2019, is aangehouden voor verschillende feiten en dat hij toen in het bezit was van sportschoenen van het merk Nike. [12]
Deze bij verdachte inbeslaggenomen Nike, type Air Max, maat 42, in het onderzoek vermeld onder [B], zijn vervolgens vergeleken met de schoensporen die eerder in de woning van de [broers slachtoffer 1 en 2] zijn veiliggesteld. Uit dit vergelijkend schoensporenonderzoek volgt onder meer dat het schoenspoor [1], SIN AADN1286NL, mogelijk is veroorzaakt door de linkerschoen van verdachte. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het profiel overeenkomt, de afmetingen praktisch overeenkomen en één onregelmatigheid in het schoenspoor qua plaats en globaal in vorm overeenkomt met één beschadiging in de zool van de linkerschoen. Verder kan uit het schoensporenonderzoek worden afgeleid dat het schoenspoor [2], SIN AADN1289NL, en schoenspoor [3], SIN AADN1287NL, overeenkomt met het profiel van de rechterschoen van verdachte en dat de afmetingen praktisch overeenkomen. Er werden in alle gevallen geen onverklaarbare verschillen waargenomen door de onderzoekers. [13]
Overigens heeft het schoenspooronderzoek mede betrekking op de bij medeverdachte [medeverdachte] inbeslaggenomen Nike, type Air, maat 44, in het onderzoek vermeld onder [A], maar daar zijn (zo begrijpt de rechtbank) geen matches gevonden met de in de woning van de [broers slachtoffer 1 en 2] veiliggestelde schoensporen. Het scenario dat verdachte de Nike, type Air Max, maat 42 van medeverdachte [medeverdachte] heeft gekregen, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu laatstgenoemde schoenmaat 44 heeft.
OVC gesprek PI Grave
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte op 21 februari 2019, na afloop van de overval, bezocht in de PI Grave. Van dit laatste gesprek zijn opnames gemaakt, waarin het volgende wordt besproken. Verdachte vertelt medeverdachte [medeverdachte] dat zijn schoenen in Doetinchem zijn en dat ze in zijn cel zijn geweest. Medeverdachte [medeverdachte] zegt dat het beter kan, zeker nu hij dit hoort, en dat verdachte nooit had moeten zeggen waar die schoenen waren. Medeverdachte [medeverdachte] zegt dat verdachte zijn hoofd erbij moet houden, omdat er een verband is. Medeverdachte [medeverdachte] zegt dat ze al in een vergevorderd stadium zijn, als ze om zijn schoenen vragen. Op vragen van medeverdachte [medeverdachte] welke schoenen hij aan had, antwoordt verdachte ‘die Nikes’. Medeverdachte [medeverdachte] zegt dat verdachte dom is geweest en hem niet meer moet bellen. Ook oppert medeverdachte [medeverdachte] dat ze gaan doen alsof ze elkaar niet kennen. [14]
Telefoongegevens van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de gebruiker is (geweest) van het nummer [telefoonnummer 2] (hierna [telefoonnummer 2] ). [15] Het blijkt dat de simkaart met dit telefoonnummer in twee toestellen heeft gezeten, namelijk in de periode van 4 september 2018 om 18:29 uur tot en met 12 januari 2019 om 13:09 uur in een Binatone en in de periode van 12 januari 2019 om 15:36 uur tot en met 12 januari 2019 om 18:07 uur in een Nokia. Aan de hand van het IMEI-nummer van de Nokia is vastgesteld dat er op 12 januari 2019 tussen 21:05 uur en 22:22 uur een simkaart in het toestel heeft gezeten met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarvan vaststaat dat medeverdachte [medeverdachte] dat nummer tussen 20:03 uur en 22:22 uur, terwijl er een mast in Lettele werd aangestraald, 27 keer heeft gebeld. [16] Hoewel verdachte ontkent dat hij dit toestel op dat moment in gebruik had, omdat hij zijn telefoon in de auto van medeverdachte [medeverdachte] had laten liggen, verklaart medeverdachte [medeverdachte] dat hij 27 keer met verdachte heeft gebeld. De rechtbank zal deze verklaring van medeverdachte [medeverdachte] volgen, ook omdat het past bij de bevinding dat de simkaart met het nummer [telefoonnummer 2] , waarvan verdachte erkent de gebruiker te zijn geweest, eerder die dag in het toestel heeft gezeten. Op basis daarvan gaat de rechtbank ervanuit dat het toestel met het nummer [telefoonnummer 1] aan verdachte toebehoort. [17]
Uit onderzoek naar de historische printgegevens van de Nokia met het nummer [telefoonnummer 1] blijkt dat de telefoon op 12 januari 2019 om 19:12 uur in Wilp, om 19:13 uur, 19:14 uur en 19:18 uur in Klarenbeek en tussen 19:51 en 22:22 uur in Lettele een mast heeft aangestraald. Uit het dossier blijkt dat de afstand tussen de in Lettele aangestraalde mast en de plaats delict hemelsbreed circa 1.300 meter is. [18] Verdachte was dus op het moment dat de overval plaatsvond in de buurt van de plaats delict.
Link met buit van gewapende overval
Op 12 februari 2019 vindt een doorzoeking plaats in de woning van medeverdachte [medeverdachte] . [19] Een verbalisant treft in de meterkast een plastic tas aan en ziet dat er veel muntjes uit de guldentijd en vier horloges in zitten. Daarnaast vindt de verbalisant een [supermarkt] tas, met daarin allerlei zakhorloges.
Omdat bij de overval op de [broers slachtoffer 1 en 2] ook munten uit de guldentijd en een horloge zijn weggenomen, worden de bij verdachte inbeslaggenomen goederen aan hen getoond. Eén van de horloges wordt herkend door [slachtoffer 1] . Ook herkent hij de munten uit de guldentijd. Op de vraag van de verbalisant of de broers ook zakhorloges bezitten, antwoordt [slachtoffer 1] dat dit het geval is en dat hij er een stuk of tien heeft. [slachtoffer 1] komt dan pas tot de ontdekking dat de plank waarop de zakhorloges stonden ook weg is genomen. [20] Hoewel hij de getoonde zakhorloges niet meteen herkent, bevestigt de zwager van de [broers slachtoffer 1 en 2] dat zij zulke zakhorloges spaarden. Ook herkent hij één specifiek zakhorloge. [21]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft over deze van de gewapende overval afkomstige goederen en andere in zijn woning aangetroffen goederen, waaronder een MacBook, verklaard dat hij deze spullen in bewaring had genomen voor verdachte. [22] Verdachte heeft gezegd dat het best zou kunnen dat hij spullen in de auto van medeverdachte [medeverdachte] heeft laten liggen en dat hij deze heeft bewaard. [23] In dat licht is het opvallend dat er in de woning van medeverdachte [medeverdachte] een Macbook Pro werd aangetroffen, die na onderzoek afkomstig bleek te zijn van een woninginbraak in Apeldoorn, die een dag voor de gewapende overval, op 11 januari 2019, was gepleegd. In deze woninginbraakzaak werd DNA veiliggesteld, dat overeenkwam met het DNA profiel van verdachte. [24] De rechtbank overweegt dat zij in het kader van de ‘compensatie’ dit gegeven aanmerkt als sterk ‘supporting corroborative evidence’ voor de ‘uncontested’ verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Hoewel de NFI rapportages uit die zaak geen onderdeel uitmaken van dit dossier, gaat de rechtbank ervanuit dat de inhoud van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van relaas onderzoek op de waarheid berust, ook omdat verdachte in een verhoor is geconfronteerd met deze DNA-match en de juistheid daarvan op dat moment niet heeft betwist. [25]
Verklaring van verdachte
Verdachte is vanaf 18 maart 2019 een aantal keer door de politie gehoord. In zijn vierde verhoor, op 4 april 2019, verklaart verdachte dat hij ten tijde van de overval, rond 22:00 uur, met ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’, die hij kent van het slaaphuis in Apeldoorn, in Enschede was en dat hij vervolgens door ‘ [naam 2] ’ is afgezet bij een meisje in Zutphen, van wie hij de naam niet weet.
Onderzoek naar alternatief scenario
De politie weet te achterhalen dat met ‘ [naam 2] ’ vermoedelijk [naam 3] wordt bedoeld. Uit de historische printgegevens van zijn telefoon blijkt dat zijn telefoon op 12 januari 2019 tussen 22:09 en later een mast heeft aangestraald in Apeldoorn. Er is niet komen vast te staan dat zijn telefoon ten tijde van de overval in Enschede was. Evenmin is gebleken dat er die dag telefonisch contact is geweest tussen verdachte en [naam 3] . Verder heeft [naam 3] verklaard dat hij verdachte inderdaad een keer heeft afgezet bij een ‘junky vrouw’ in Zutphen. [naam 3] was toen in zijn eentje naar Enschede gegaan en zou verdachte later weer hebben opgehaald. De datum dat dit gebeurde, kon [naam 3] zich niet meer herinneren.
Conclusies en overwegingen
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [medeverdachte] verdachte aanwijst als één van de feitelijke uitvoerders van de gewapende overval. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet alleen steun vindt in het feit dat verdachte past in het signalement van één van de daders, maar in ook in ander objectief bewijsmateriaal.
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte concludeert de rechtbank dat verdachte ten tijde van de overval in de buurt van de plaats delict was. Daar komt bij dat verdachte op het moment dat de overval plaatsvond 27 keer heeft gebeld met medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank heeft in de zaak van laatstgenoemde overwogen dat zij ervanuit gaat dat medeverdachte [medeverdachte] telefonisch instructies heeft doorgegeven aan verdachte. [26]
Daarnaast blijkt uit het vergelijkend schoensporenonderzoek dat het in de woning van de [broers slachtoffer 1 en 2] op de drempel van de slaapkamer aangetroffen schoenspoor mogelijk is veroorzaakt door de bij [verdachte] inbeslaggenomen linkerschoen. Daarbij hecht de rechtbank met name waarde aan het feit dat er een onregelmatigheid in het schoenspoor is aangetroffen dat qua plaats en globaal in vorm overeenkomt met een beschadiging in de zool van de linkerschoen van verdachte. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank namelijk dat het schoenspoor zich onderscheidt van andere Nike, type Air Max, maat 42, en dus specifiek te herleiden is naar de schoen van verdachte. Verder is ten aanzien van de andere onderzochte schoensporen, te weten die op de drempel van een andere slaapkamer en die op de vloer nabij de trap naar de eerste verdieping, vastgesteld dat zij overeenkomen met het profiel van de rechterschoen van verdachte en dat de afmetingen praktisch overeenkomen. Hoewel de bewijswaarde daarvan, bij gebrek aan karakteristieke eigenschappen, lager is dan bij het andere schoenspoor het geval is, kan tegelijkertijd ook niet worden uitgesloten dat het schoenspoor wél van de schoen verdachte afkomstig is (terwijl dit bij de schoen van medeverdachte [medeverdachte] wel aan de orde is).
De rechtbank voelt zich gesterkt in haar oordeel dat in elk geval één van de schoensporen afkomstig is van de schoen van verdachte, omdat medeverdachte [medeverdachte] zich in het OVC gesprek zorgen lijkt te maken over de schoenen die bij verdachte in beslag waren genomen en hij benadrukte dat er een verband was en dat ‘ze’ al in een vergevorderd stadium zouden zijn. Verdachte heeft bovendien tijdens dit gesprek verklaard dat hij Nikes droeg. De rechtbank stelt op basis van voorgaande dan ook vast dat verdachte op het moment van de overval de Nike schoenen droeg, die naderhand zijn inbeslaggenomen en onderzocht.
Verder is in de woning van medeverdachte [medeverdachte] een deel van de buit van de gewapende overval aangetroffen. Volgens medeverdachte [medeverdachte] nam hij deze goederen in bewaring voor verdachte, net als een aantal andere goederen, waaronder een MacBook. In de woning van medeverdachte [medeverdachte] is inderdaad een MacBook aangetroffen, die weggenomen bleek te zijn bij een woninginbraak in Apeldoorn, die een dag voor deze gewapende overval was gepleegd. Bij deze woninginbraak werd DNA veiliggesteld dat overeenkwam met het DNA profiel van verdachte.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte “de donkere dader” is, waarover de [broers slachtoffer 1 en 2] spreken. De rechtbank acht bewezen dat het verdachte en een onbekend gebleven persoon zijn geweest die in de betreffende woning zijn geweest en als zodanig zijn belast geweest met de feitelijke uitvoering van de overval. Ook is de rechtbank van oordeel dat tussen verdachte, de onbekend gebleven persoon en medeverdachte [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is gezien het voorgaande dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 12 januari 2019 te Heeten, gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met anderen,
- een horloge en
- 1200 euro in een envelop en
- 200 euro uit een portemonnee en
- pakjes shag en
- een pepermuntblik met guldens,
die/dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres] te Heeten
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen plaats te laten
nemen op de grond en
- meermalen (dreigend) te roepen: "geld, geld" en
- die [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen, te begeleiden naar de eerste etage van de woning en
- die [slachtoffer 2] te duwen en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (dreigend) een vuurwapen, te tonen en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op te sluiten in een slaapkamer.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest. Zij merkt daarbij de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de proceshouding van verdachte als strafverzwarende omstandigheden aan. Daarnaast vordert de officier van justitie teruggave aan verdachte van de trainingsbroek en verbeurdverklaring van de bivakmuts en Nokia.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman laat zich niet uit over te op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Welk feit heeft verdachte gepleegd?
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Hierbij is op een volstrekt laffe manier te werk gegaan. Verdachte en zijn mededaders hebben hun oog laten vallen op een kennelijk ‘gemakkelijke prooi’, namelijk twee hoogbejaarde broers, die op een afgelegen plek in een vrijstaande woning wonen. Verdachte en zijn mededader hebben een raam ingeslagen en stonden, zo beschrijft één van de aangevers, opeens in de woning. Terwijl beide broers in de slaapkamer door de mededader onder schot werden gehouden, werd de hele woning en de schuur door verdachte doorzocht. Toen de buit binnen was, hebben verdachte en zijn mededader de broers aan hun lot overgelaten. De broers werden opgesloten in hun slaapkamer en verdachte en zijn mededader zijn ervandoor gegaan. Het is een gelukkige, niet aan verdachte en mededader te danken, omstandigheid dat de broers de volgende ochtend werden bezocht door hun zus, die hen heeft bevrijd. Het is goed denkbaar dat het op een andere manier was afgelopen, al is het maar omdat de broers niet hun voorgeschreven medicatie konden innemen en geen beschikking hadden over eten en drinken.
De rechtbank overweegt dat het voor de broers een traumatische ervaring moet zijn geweest dat er vanuit het niets twee (voor hen onbekende) mannen in hun woning stonden, die op
onmiskenbare wijze lieten blijken dat zij uit waren op hun geld. Het is in de ogen van de rechtbank extra kwalijk dat bij de overval gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De verbalisant die na de overval naar de woning is gegaan schrijft dat beide broers behoorlijk aangeslagen waren, dat de tranen in hun ogen stonden en dat de oudste broer zichtbaar trilde met zijn handen. De rechtbank vindt het verwerpelijk dat verdachte geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van de broers, maar alleen heeft gehandeld uit eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan, vooral omdat het er alle schijn van heeft dat verdachte zijn levensstijl maakt van het plegen van vermogensfeiten.
Wat zijn de oriëntatiepunten?
Bij de strafoplegging zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Voor een woningoverval geldt, wanneer er licht geweld en/of bedreiging wordt toegepast, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
In de toelichting wordt een aantal factoren genoemd waardoor de in het oriëntatiepunt genoemde straf hoger dan wel lager kan uitvallen. Als strafverzwarende omstandigheden merkt de rechtbank aan dat het kwetsbare slachtoffers betroffen, die opgesloten in hun eigen woning zijn achtergelaten, dat er een vuurwapen is gebruikt en dat (zoals hierna wordt besproken) sprake is van recidive.
Heeft verdachte (relevante) justitiële documentatie?
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in strafverzwarende zin gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 14 januari 2020. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat aan hem in 2007 en 2010 de maatregel van inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd.
Wat is er bekend over de persoon van verdachte?
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 6 augustus 2019. Hieruit volgt dat verdachte in het verleden meermalen reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen, die allemaal vroegtijdig negatief zijn beëindigd in verband met het overtreden van de voorwaarden. De reclassering schrijft dat verdachte is aangemerkt als zeer actieve veelpleger en bewust kiest voor een crimineel bestaan. Het criminele leven vervult de behoefte aan spanning en vormt bovendien een snelle en eenvoudige wijze om aan (veel) geld te komen. Verdachte neemt de gevolgen daarvan op de koop toe, aldus de reclassering. Daarnaast is verdachte verslaafd aan cocaïne. Volgens de reclassering stond verdachte in het verleden niet open voor verandering, wat tot op heden onveranderd is. Gelet daarop ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of tot gedragsverandering te komen. Bovendien zijn er geen beschermende factoren aanwezig. Dit alles maakt dat de risico’s op recidive, letselschade en onttrekking aan de voorwaarden als hoog worden ingeschat.
Welke straf en/of maatregel legt de rechtbank op?
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan tilt de rechtbank met name zwaar aan de aard en ernst van het delict, de hierboven vermelde strafverzwarende omstandigheden en de proceshouding van verdachte. Op grond daarvan acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden, die inhoudt een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen onder 2 (bivakmuts) en 3 (Nokia RM-518) moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot het feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde goed onder 1 (Adidas trainingspak), aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de bivakmuts en de Nokia RM-518, op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemd onder de nummers 2 en 3;
- gelast de teruggave van het Adidas trainingspak, op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemd onder nummer 1, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. R. Ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2020.
Buiten staat
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met onderzoeksnummer ON1R019008 (Ankara). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 13 januari 2019, pagina’s 76-78.
3.het proces-verbaal van [slachtoffer 1] van 13 januari 2019, pagina’s 74-75.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, pagina’s 83-86.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 28 maart 2019, pagina 590.
6.HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016,
7.EHRM 23 oktober 2012, no. 38623/03
8.HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:123,
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2019, pagina 70.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten het persoonsdossier [verdachte] en een ID Staat, pagina’s 794-795.
11.Het proces-verbaal van sporenonderzoek van 15 januari 2019, pagina 90.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2019, pagina’s 796-797.
13.Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek van 14 januari 2019, pagina’s 799-805.
14.Het proces-verbaal uitwerken OVC PI Grave van 21 februari 2019, pagina’s 283-290.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 18 maart 2019, pagina 881.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 26 februari 2019, pagina 568.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 11 april 2019, pagina 606.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2019, pagina 867.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, pagina 362.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2019, pagina’s 364-366.
21.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] van 27 maart 2019, pagina’s 372-373.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 25 februari 2019, pagina 578.
23.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 18 maart 2019, pagina 880.
24.Het proces-verbaal van relaas onderzoek van 19 juli 2019, pagina 29.
25.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 19 maart 2019, pagina 891.
26.Het vonnis van de Rechtbank Overijssel van 20 februari 2020, parketnummer 08/952079-19.