ECLI:NL:RBOVE:2020:4832

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
C/08/248643 / HA ZA 20-211
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake dekking onder autoverzekering en frauderegistraties

In deze zaak vordert de verzekeringnemer, [eiser], dekking onder zijn autoverzekering na de diefstal van zijn Volkswagen Golf. De verzekeraar, ABN AMRO, heeft de dekking afgewezen en de diefstal geregistreerd in interne en externe frauderegisters. De rechtbank Overijssel heeft in een tussenvonnis van 28 oktober 2020 geoordeeld dat [eiser] bewijs moet leveren van de gestelde diefstal. De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] heeft de auto op 8 mei 2019 gekocht en een verzekering afgesloten bij ABN AMRO. Na de diefstal op 19 juli 2019 heeft hij aangifte gedaan en de diefstal gemeld bij de verzekeraar. ABN AMRO heeft echter twijfels geuit over de diefstal, onder andere door bevindingen van sleutelonderzoek en het feit dat de auto kort voor de ontdekking van de diefstal nog was gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiser] de stelplicht en bewijslast heeft om de diefstal aan te tonen, en dat de enkele aangifte niet voldoende is gezien de betwisting door ABN AMRO. [eiser] is toegelaten om bewijs te leveren, waaronder het horen van getuigen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/248643 / HA ZA 20-211
Vonnis van 28 oktober 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. Bathoorn te Noordwijkerhout,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. L. Schuurs te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 juli 2020
  • de bij brief van 2 september 2020 toegezonden nadere producties van [eiser]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 september 2020, met daar aan gehecht de brief van mr. Schuurs van 6 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

2.De feiten

2.1.
Op 8 mei 2019 heeft [eiser] voor € 29.700,00 een tweedehands Volkswagen Golf 2.0 uit 2018 gekocht met [kenteken] (hierna: de auto) bij Autohaus Neutraubling in Duitsland. [eiser] heeft € 15.000 geleend van zijn zwager voor de aankoop. Het resterende bedrag is betaald door de broer en ouders van [eiser] . [eiser] heeft zelf de BPM betaald en de vaste (maandelijkse) kosten.
2.2.
[eiser] heeft met ingang van 30 mei 2019 een autoverzekering afgesloten bij ABN AMRO ten behoeve van de auto. [eiser] heeft daarbij gekozen voor de meest uitgebreide dekking: wettelijke aansprakelijkheid + volledig casco. Op de verzekering zijn de Voorwaarden autoverzekering (versie 3 van 19 maart 2019) van ABN AMRO van toepassing. De Voorwaarden autoverzekering vermelden voor zover relevant:
Uw autoverzekering dekt:
(…)
schade aan uw auto door diefstal, poging tot diefstal, verduistering of oplichting [WA+Beperkt casco en WA+Volledig casco]
(…)
Wat dekt uw autoverzekering nooit?
Uw autoverzekering dekt NOOIT:
(…)
schade door opzet, ernstige nalatigheid of tijdens een illegale activiteit van u. Let op: Dit geldt niet als de verzekeringnemer aantoont dat hij hiervan niets wist of dit niet wilde.
(…)
Wij mogen uw verzekering ook beëindigen in de volgende situaties:
 binnen 30 dagen nadat een schade is gemeld, afgewezen of uitgekeerd;
 bij het verstrekken van onjuiste informatie, bedrog of misleiding door u;
(…)
Hoe beschermen wij u en onszelf tegen opzettelijk onjuiste informatie, bedrog of misleiding?
Wij gaan ervan uit dat wij juist en volledig worden geïnformeerd. Bij vermoeden van opzettelijk onjuiste informatie, bedrog of misleiding kunnen wij een onderzoek uitvoeren. Dat doen wij volgens richtlijnen van het Verbond van Verzekeraars. Omdat wij met Nationale Nederlanden samenwerken, volgen wij ook hun richtlijnen. Meer informatie daarover staat op abnamro.nl/kkv.
Na het uitvoeren van een onderzoek nemen wij een besluit. Bijvoorbeeld om de verzekering direct te beëindigen en/of niet uit te keren. Wij mogen ook andere verzekeringen beëindigen, die u bij ons heeft. Verder kunnen wij besluiten om uitkeringen terug te vorderen en onderzoekskosten te verhalen. Ook kunnen wij aangifte doen bij de politie. Al deze maatregelen zorgen ervoor dat u niet onnodig premie betaalt, omdat anderen verkeerd omgaan met hun verzekering.
2.3.
[eiser] heeft de auto op enig moment te koop aangeboden op Marktplaats en Autoscout voor een bedrag van € 40.000. Hij heeft de auto niet verkocht.
2.4.
Op vrijdag 19 juli 2019 heeft [eiser] de diefstal telefonisch gemeld bij Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (afgekort VbV) en aangifte gedaan van diefstal van de auto. In het proces-verbaal van de aangifte is vermeld dat [eiser] de auto op 18 juli 2019 omstreeks 18:00 uur heeft geparkeerd aan de [straat] in [plaats] , een straat in de buurt van zijn woonadres. De volgende dag, 19 juli 2019, ontdekte [eiser] om 12:40 uur dat de auto er niet meer stond.
2.5.
Op 20 juli 2019 heeft [eiser] de diefstal gemeld bij ABN AMRO en een vragenformulier over de diefstal ingevuld. Daarin heeft [eiser] vermeld dat er twee originele sleutels van de auto zijn die beide bij [eiser] in gebruik waren.
2.6.
ABN AMRO heeft [A] van NN SELM Mobility (hierna: [A] ) als expert ingeschakeld om de waarde van de auto vast te stellen. [A] heeft de dagwaarde vastgesteld op € 37.000,00 en de vervangingswaarde plus 10% vastgesteld op een bedrag van € 37.720,00.
2.7.
Bij het uitlezen van de sleutelgegevens door ABN AMRO gaf de uitleesapparatuur een foutmelding: “fout tijdens verwerken van sleutelgegevens” zoals blijkt uit het eindrapport van [A] . ABN AMRO heeft op 8 augustus 2019 aan [B] van IDTech opdracht gegeven tot het verrichten van sleutelonderzoek aan de twee voertuigsleutels. [B] heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport sleutelonderzoek van 10 september 2019. [B] heeft vastgesteld dat sleutel 1 laatstelijk is gebruikt op 18 juli 2019 om 18:32 uur met een geregistreerde kilometerstand van 13.259 km en dat sleutel 2 laatstelijk is gebruikt op 19 juli 2019 om 10:48 uur met een geregistreerde kilometerstand van 13.285 km. Volgens [B] hebben de sleutels op die tijdstippen een update ontvangen. Voor die update moeten de sleutels volgens [B] fysiek in het voertuig aanwezig zijn geweest.
2.8.
ABN AMRO heeft vervolgens een toedrachtsonderzoek laten uitvoeren door [C] van NN S&I/CRO/Anti-Fraud Unit. [C] heeft [eiser] op 18 september 2019 geïnterviewd. De bevindingen van [C] zijn neergelegd in diens rapport van 17 oktober 2019.
2.9.
ABN AMRO heeft [eiser] bij brief van 16 oktober 2019 laten weten dat zij niet tot uitkering zal overgaan. ABN AMRO heeft de verzekering per 20 juli 2019 beëindigd en zij heeft de persoonsgegevens van [eiser] opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (IVR) van de NN Group, en in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR). Tot slot heeft ABN AMRO het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) op de hoogte gebracht van het opnemen van de gegevens van [eiser] in het Incidentenregister.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft – na vermeerdering van eis – gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
ABN AMRO veroordeelt om de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in het Externe Verwijzingsregister (EVR) van stichting CIS binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht ongedaan te maken, althans binnen vijf dagen te (laten) verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ABN AMRO in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
ABN AMRO veroordeelt om de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in de gebeurtenissenadministratie (GA) en/of van de gebeurtenis in het Intern Verwijzingsregister (IVR) binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht ongedaan te maken, althans binnen vijf dagen te verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ABN AMRO in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
ABN AMRO veroordeelt om de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in het Incidentenregister (IR) van ABN AMRO binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht ongedaan te maken, althans binnen vijf dagen te verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ABN AMRO in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 15.000,00, dan wel een ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
voor recht verklaart dat ABN AMRO de onderzoekskosten van € 532,00 niet mag verhalen op [eiser] ;
ABN AMRO beveelt om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte te brengen van de verwijdering van de door de rechtbank toegewezen en daar ingeschreven registraties;
ABN AMRO veroordeelt om aan [eiser] te betalen waarop hij krachtens de polisvoorwaarden recht heeft, derhalve € 37.000,00 + 10%, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
ABN AMRO veroordeelt om de beëindiging van de tussen [eiser] en ABN AMRO afgesloten autoverzekering met polisnummer 553789902 binnen twee dagen na betekening van het vonnis ongedaan te maken, met de bepaling dat [eiser] geen premie is verschuldigd over de periode vanaf de aanvankelijke beëindiging van de verzekering tot aan de dag van de ongedaanmaking, en zulks schriftelijk aan [eiser] te bevestigen, zulks op straffe van een dwangsom;
subsidiair:
8. ABN AMRO verplicht om de duur van de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in zowel de gebeurtenissenadministratie, het Intern Verwijzingsregister, het Incidentenregister en – in het bijzonder – het Externe Verwijzingsregister binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis te verkorten tot één jaar, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen duur, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ABN AMRO in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 15.000,00, dan wel een ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
zowel primair als subsidiair:
9. ABN AMRO veroordeelt in de kosten van de procedure, waaronder het door [eiser] betaalde griffierecht en de nakosten.
3.2.
ABN AMRO heeft de afwijzing van de vordering bepleit, onder veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proces- en nakosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat tussen partijen ter discussie of [eiser] recht heeft op dekking onder de polis en of de door ABN AMRO verrichtte registraties in het Externe Verwijzingsregister (EVR), de gebeurtenissenadministratie (GA) en het Intern Verwijzings-register (IVR) en de mededeling van die registraties aan het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) terecht zijn.
4.2.
[eiser] heeft aangevoerd dat ABN AMRO zich onterecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van fraude. Nadat [eiser] op 19 juli 2019 ontdekte dat zijn auto was gestolen, heeft hij direct aangifte gedaan van diefstal. Toen uit het sleutelonderzoek van [B] bleek dat de reservesleutel (sleutel 2) nog gebruikt zou zijn op 19 juli 2019, heeft [eiser] zijn volledige medewerking verleend aan het onderzoek door ABN AMRO. Het onderzoek door ABN AMRO is echter niet objectief geweest, aldus [eiser] . De onderzoeker [C] heeft enerzijds uitlatingen van [eiser] verdraaid en heeft anderzijds opmerkingen van [eiser] niet in het verslag opgenomen. Zo heeft [eiser] bij [C] al aangegeven dat mogelijk de Signal Amplification Relay Attack-methode (SARA, hierna: relay attack-methode) is gebruikt, waarbij het sleutelsignaal op afstand wordt versterkt en de auto zonder braak kan worden meegenomen. Deze mogelijke wijze van diefstal is door [C] niet opgenomen in het gespreksverslag. Evenmin blijkt uit het onderzoek van [B] of hij heeft onderzocht of de relay attack-methode kan zijn gebruikt. Daar komt bij dat bij het uitlezen van de sleutels een foutmelding naar voren kwam (zie vaststaande feiten 2.7) ten aanzien van de sleutels. Dat ABN AMRO betwijfelt of sprake is van diefstal brengt nog niet mee dat zij mag concluderen dat de diefstal in scene is gezet, aldus [eiser] . ABN AMRO zal dan ook tot uitkering dienen over te gaan. Eveneens dient zij de registraties te verwijderen. Die registraties zijn erg belastend en belemmerend voor [eiser] .
4.3.
ABN AMRO heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiser] de diefstal onvoldoende heeft bewezen. Een proces-verbaal van aangifte is niet voldoende als de verzekeraar wijst op omstandigheden die een andere toedracht doen vermoeden. In dit geval is uit sleutelonderzoek gebleken dat sleutel 2 nog is gebruikt tussen het moment waarop [eiser] de auto voor het laatst stelt te hebben gebruikt en het moment waarop hij de diefstal heeft ontdekt. De auto heeft immers op 19 juli 2019 nog 26 kilometer gereden door middel van gebruik van sleutel 2. Uit het onderzoek van [B] blijkt dat sleutel 2 op 19 juli 2019 om 10:48 uur fysiek in de auto aanwezig moet zijn geweest. Dat maakt dat de relay attack-methode niet kan zijn toegepast bij de diefstal. Omdat sleutel 2 is gebruikt en daarna weer in het bezit was van [eiser] , vermoedt ABN AMRO dat [eiser] de sleutel zelf heeft gebruikt of dat hij die sleutel aan een derde heeft verstrekt die de sleutel later weer heeft teruggebracht. In beide gevallen is [eiser] zelf betrokken geweest bij het wegnemen van de auto. Daar komt nog bij dat [eiser] wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn aanwezigheid op de ochtend van de diefstal (wel of niet naar de sportschool) en over zijn bedoeling met de auto (gebruik voor alleen de zomer of langer) en dat [eiser] de auto kort na de aankoop alweer te koop had gezet. Verder geldt dat [eiser] een motief voor de diefstal had. Hij heeft de auto betaald met geleend geld van zijn familie en de auto werd kennelijk niet verkocht. De foutmelding die bij het uitlezen van de sleutels is gebleken (vaststaande feiten 2.7), heeft ermee te maken dat alleen de sleutelgegevens konden worden afgelezen en niet de gegevens van de auto. Voor het uitlezen van beide gegevens (sleutel en auto) dient de auto ook aanwezig te zijn. Ten aanzien van de registraties heeft ABN AMRO aangevoerd dat zij de interne registraties hoe dan ook niet zal verwijderen, omdat zij in de toekomst geen zaken meer wil doen met [eiser] . De externe registraties behoeft zij alleen te verwijderen, indien de fraude niet komt vast te staan.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat diefstal van de auto een gedekt evenement is onder de autoverzekering. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of de auto al dan niet is gestolen. De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Bij de beoordeling van de stellingen van partijen is het uitgangspunt dat op [eiser] de stelplicht en de bewijslast rusten van de gestelde diefstal. Hij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten uitkering onder de verzekering. Bij dit uitgangspunt geldt als kanttekening dat aan dat bewijs in een geval als hier aan de orde – de diefstal van een geparkeerde auto – geen al te zware eisen mogen worden gesteld. Een verzekerde kan volstaan met het aanvoeren van feiten die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden (zie onder meer HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7070). Het bewijs kan in beginsel worden geleverd door de enkele aangifte van de diefstal bij de politie. Of een aangifte in een concreet geval voldoende is om die gestelde diefstal aannemelijk te maken, is afhankelijk van het verweer dat een verzekeraar voert. Als een verzekeraar omstandigheden aanvoert die gerede twijfel over de toedracht oproepen, dan ligt het op de weg van een verzekerde daarop met voldoende samenhangende en eenduidige stellingen te reageren (zie hof Arnhem 8 november 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU4513). Het gaat er dus niet om dat ABN AMRO bewijst dat de diefstal
nietheeft plaatsgevonden, maar dat zij haar betwisting zodanig inhoud geeft dat er reden bestaat om aan de mededelingen van [eiser] te twijfelen, zodanig dat niet kan worden volstaan met de enkele aangifte als bewijs van de diefstal.
4.5.
Vaststaat dat [eiser] aangifte van de diefstal heeft gedaan. In beginsel kan daarmee een diefstal als verzekerd evenement worden bewezen. De vraag is echter of de aangifte in dit geval voldoende is om de diefstal aannemelijk te maken. Bij de beoordeling daarvan is relevant wat ABN AMRO als onderbouwing voor de betwisting heeft aangevoerd. Het debat tussen partijen spitst zich in dit verband toe op de vraag welke conclusies er kunnen worden verbonden aan de gegevens die in de sleutels (en dan met name sleutel 2) zijn opgeslagen.
4.6.
Ter onderbouwing van de betwisting verwijst ABN AMRO allereerst naar het rapport van [B]. Uit het onderzoek van [B] vloeit voort dat de auto kort voor de ontdekking van de diefstal op 19 juli 2019 om 10:48 uur nog 26 kilometer heeft gereden door middel van gebruik van sleutel 2. [B] heeft in zijn onderzoek toegelicht dat sleutel 2 toen een update heeft ontvangen en [B] heeft in stellige bewoordingen verklaard dat de autosleutel alleen voorzien wordt van een update indien die sleutel
fysiekin de auto aanwezig is. Volgens ABN AMRO volgt uit deze bevindingen van [B] al voldoende dat de door [eiser] gestelde diefstal niet aannemelijk is, omdat [eiser] heeft verklaard dat hij de auto voor het laatst heeft gebruikt in de avond van 18 juli 2019. Daarnaast verwijst ABN AMRO ter onderbouwing van de betwisting naar het onderzoeksrapport van [C]. Het onderzoeksrapport van [B] is voor ABN AMRO aanleiding geweest om [C] in te schakelen. De bevindingen van [C] geven ABN AMRO nog meer reden te twijfelen aan de gestelde diefstal. ABN AMRO heeft bijvoorbeeld gewezen op de omstandigheid dat [eiser] als student een dure auto heeft gekocht met geleend geld, dat [eiser] heeft gezegd dat hij de auto alleen voor de zomer wilde gebruiken, dat [eiser] de auto kort na de aankoop alweer te koop heeft gezet en dat [eiser] niet meer weet of hij in ochtend van 19 juli 2019 nog van huis is geweest. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat ABN AMRO op zichzelf voldoende omstandigheden heeft aangevoerd ter betwisting van de gestelde diefstal.
4.7.
De vraag rijst of [eiser] in reactie op die betwisting voldoende heeft aangevoerd om die betwisting teniet te doen. Dat is nog niet het geval. [eiser] heeft de deskundigheid van [B] op zich namelijk niet in twijfel getrokken. Ook heeft [eiser] de sleutelgegevens die afkomstig zijn uit sleutel 1 niet ter discussie gesteld. Uit die gegevens blijkt dat sleutel 1 laatstelijk is gebruikt op 18 juli 2019 om 18:32 uur en dat komt, aldus [eiser] , overeen met zijn stelling dat hij ‘rond zessen’ thuis was die dag. [eiser] betwist alleen de bevindingen van [B] met betrekking tot sleutel 2. [eiser] heeft gewezen op de mogelijkheid dat sleutel 2 (via de relay attack-methode) op afstand is gebruikt. [eiser] heeft aangevoerd dat uit het rapport van [B] onvoldoende blijkt of onderzoek is gedaan naar de vraag of die methode mogelijk is toegepast. [eiser] betwist hiermee de conclusie van [B] dat sleutel 2
fysiekin de auto aanwezig moet zijn geweest. [eiser] heeft deze betwisting echter niet onderbouwd. Hoewel de relay attack-methode in theorie misschien mogelijk zou kunnen zijn, heeft [eiser] namelijk geen feiten gesteld waaruit volgt dat de relay attack-methode in deze concrete situatie op 19 juli 2019 is toegepast. [eiser] heeft hier bijvoorbeeld ook geen (tegen)onderzoek naar laten verrichten, terwijl hij de twee sleutels wel in zijn bezit heeft. [eiser] heeft verder gewezen op de foutmelding bij het uitlezen van de sleutelgegevens, volgens hem is het sleutelonderzoek hierdoor onbetrouwbaar. ABN AMRO heeft met verwijzing naar het rapport van [C] echter uitgelegd dat die foutmelding alleen betekent dat de gegevens van de auto niet kunnen worden uitgelezen als de sleutel niet in de auto zit. De foutmelding doet volgens ABN AMRO niets af aan de gegevens uit sleutel 2. [eiser] heeft vervolgens geen feiten gesteld waaruit kan volgen dat die uitleg van ABN AMRO over de foutmelding niet juist is en [eiser] heeft ook op dit punt geen (tegen)onderzoek laten doen. Ten aanzien van het rapport van [C] heeft [eiser] betoogd dat zijn verslag op onderdelen onjuist is, omdat hij bijvoorbeeld niet tegen [C] heeft gezegd dat hij de auto alleen voor de zomer heeft gekocht. Wel erkent [eiser] dat hij de auto met geleend geld heeft gekocht en dat de auto op het moment van de diefstal door hem te koop werd aangeboden om te kijken hoeveel de auto zou opleveren. Deze twee omstandigheden kunnen er aan hebben bijgedragen dat ABN AMRO ging twijfelen aan de aangifte.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ABN AMRO op dit moment met de uitkomsten van het sleutelonderzoek, ondersteund door het rapport van [C] voldoende omstandigheden aangevoerd ter betwisting van de gestelde diefstal. Onder die omstandigheden is de enkele aangifte niet voldoende om de diefstal te bewijzen en kan van [eiser] worden verwacht dat hij aanvullend bewijs levert van de gestelde diefstal. [eiser] heeft uitdrukkelijk bewijs aangeboden en zal daartoe dan ook in de gelegenheid worden gesteld. Indien [eiser] het bewijs wenst te leveren door middel van het horen van getuigen, dan geldt dat bij het oproepen van de getuigen er rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiser] op feiten en omstandigheden te bewijzen die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal van de auto (Volkswagen Golf 2.0 met [kenteken] ) in de periode tussen 19 juli 2019 om 18:32 uur en 19 juli 2019 om 12:42 uur heeft plaatsgevonden,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 november 2020voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiser] , indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden december 2020 tot en met februari 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. D.N.R. Wegerif in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2,
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk veertien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020. [1] (SvW)

Voetnoten

1.type: