Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 juli 2020
- de bij brief van 2 september 2020 toegezonden nadere producties van [eiser]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 september 2020, met daar aan gehecht de brief van mr. Schuurs van 6 oktober 2020.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
nietheeft plaatsgevonden, maar dat zij haar betwisting zodanig inhoud geeft dat er reden bestaat om aan de mededelingen van [eiser] te twijfelen, zodanig dat niet kan worden volstaan met de enkele aangifte als bewijs van de diefstal.
fysiekin de auto aanwezig is. Volgens ABN AMRO volgt uit deze bevindingen van [B] al voldoende dat de door [eiser] gestelde diefstal niet aannemelijk is, omdat [eiser] heeft verklaard dat hij de auto voor het laatst heeft gebruikt in de avond van 18 juli 2019. Daarnaast verwijst ABN AMRO ter onderbouwing van de betwisting naar het onderzoeksrapport van [C]. Het onderzoeksrapport van [B] is voor ABN AMRO aanleiding geweest om [C] in te schakelen. De bevindingen van [C] geven ABN AMRO nog meer reden te twijfelen aan de gestelde diefstal. ABN AMRO heeft bijvoorbeeld gewezen op de omstandigheid dat [eiser] als student een dure auto heeft gekocht met geleend geld, dat [eiser] heeft gezegd dat hij de auto alleen voor de zomer wilde gebruiken, dat [eiser] de auto kort na de aankoop alweer te koop heeft gezet en dat [eiser] niet meer weet of hij in ochtend van 19 juli 2019 nog van huis is geweest. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat ABN AMRO op zichzelf voldoende omstandigheden heeft aangevoerd ter betwisting van de gestelde diefstal.
fysiekin de auto aanwezig moet zijn geweest. [eiser] heeft deze betwisting echter niet onderbouwd. Hoewel de relay attack-methode in theorie misschien mogelijk zou kunnen zijn, heeft [eiser] namelijk geen feiten gesteld waaruit volgt dat de relay attack-methode in deze concrete situatie op 19 juli 2019 is toegepast. [eiser] heeft hier bijvoorbeeld ook geen (tegen)onderzoek naar laten verrichten, terwijl hij de twee sleutels wel in zijn bezit heeft. [eiser] heeft verder gewezen op de foutmelding bij het uitlezen van de sleutelgegevens, volgens hem is het sleutelonderzoek hierdoor onbetrouwbaar. ABN AMRO heeft met verwijzing naar het rapport van [C] echter uitgelegd dat die foutmelding alleen betekent dat de gegevens van de auto niet kunnen worden uitgelezen als de sleutel niet in de auto zit. De foutmelding doet volgens ABN AMRO niets af aan de gegevens uit sleutel 2. [eiser] heeft vervolgens geen feiten gesteld waaruit kan volgen dat die uitleg van ABN AMRO over de foutmelding niet juist is en [eiser] heeft ook op dit punt geen (tegen)onderzoek laten doen. Ten aanzien van het rapport van [C] heeft [eiser] betoogd dat zijn verslag op onderdelen onjuist is, omdat hij bijvoorbeeld niet tegen [C] heeft gezegd dat hij de auto alleen voor de zomer heeft gekocht. Wel erkent [eiser] dat hij de auto met geleend geld heeft gekocht en dat de auto op het moment van de diefstal door hem te koop werd aangeboden om te kijken hoeveel de auto zou opleveren. Deze twee omstandigheden kunnen er aan hebben bijgedragen dat ABN AMRO ging twijfelen aan de aangifte.
5.De beslissing
11 november 2020voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,