ECLI:NL:RBOVE:2020:4654

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
256149 KG RK 20-475
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in zaak omtrent ondertoezichtstelling van kinderen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 27 oktober 2020 het verzoek tot wraking van mr. K. van Leeuwen afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mevrouw G. Land, had op 22 oktober 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Van Leeuwen, die belast was met de behandeling van een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoeker. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, maar dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om de onpartijdigheid van de rechter in twijfel te trekken.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats via een Skype-verbinding op 26 oktober 2020. De gemachtigde van verzoeker was verhinderd om aanwezig te zijn, wat leidde tot onvrede over de planning van de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zitting op deze datum te houden, gezien de urgentie van de ondertoezichtstelling, gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat de bezwaren van verzoeker tegen de rechterlijke onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd waren en dat de procedurele beslissingen van de rechter niet als wrakingsgrond konden dienen.

De wrakingskamer benadrukte dat de rechter in zijn regierol aanzienlijke vrijheid heeft en dat beslissingen over de procedure in beginsel geen grond voor wraking vormen, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld en het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
zaaknummer: 256149 KG RK 20-475
Beslissing van 27 oktober 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
gemachtigde mevrouw G. Land.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 22 oktober 2020 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. K. van Leeuwen, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder C/08/253671 / JE RK 20-1555, betreffende, kort gezegd, een verlenging van de ondertoezichtstelling van de twee kinderen van verzoeker.
1.2.
Op 23 oktober 2020 om 15:18 uur heeft de griffie per e-mail aan de gemachtigde van verzoeker meegedeeld dat het wrakingsverzoek op 26 oktober 2020 om 16:00 uur zal worden behandeld en dat deze zitting niet in het gerechtsgebouw in Zwolle zal plaatsvinden maar via een Skype-verbinding in verband met overheidsmaatregelen die zijn uitgevaardigd als gevolg van de uitbraak van het coronavirus.
1.3.
Op 23 oktober 2020 om 15:38 uur heeft de gemachtigde van verzoeker een e-mail verzonden naar de griffie met de mededeling dat zij verhinderd is op 26 oktober 2020 om 16:00 uur en heeft zij verzocht om een nieuwe datum te plannen. Volgens de gemachtigde van verzoeker heeft de rechtbank het moment van behandeling van het wrakingsverzoek gewijzigd, zonder rekening te houden met de verhinderdata van de gemachtigde.
1.4.
Op 23 oktober 2020 om 15:44 uur heeft de griffie in reactie daarop per e-mail aangegeven dat de zitting van de wrakingskamer alleen op 26 oktober 2020 om 16:00 uur kan plaatsvinden vanwege het aflopen van de termijn van ondertoezichtstelling op 29 oktober 2020.
1.5.
Op 23 oktober 2020 om 15:58 uur heeft de gemachtigde per e-mail aan de griffie nogmaals gemeld verhinderd te zijn op 26 oktober 2020 om 16:00 uur en verzocht een nieuwe datum te plannen.
1.6.
De griffie heeft op 23 oktober 2020 om 16:17 uur per e-mail de gemachtigde van verzoeker nogmaals bericht dat de behandeling van het wrakingsverzoek niet verplaatst kan worden. Verzoeker en/of de heer Land, die eveneens als gemachtigde optreedt, zouden gemachtigde kunnen vervangen.
1.7.
Op 23 oktober 2020 om 16:45 uur heeft de gemachtigde per e-mail nogmaals haar ongenoegen geuit over de vermeende verplaatsing van de behandelingsdatum van het wrakingsverzoek van 28 oktober 2020 om 13:30 uur naar 26 oktober 2020 om 16:00 uur.
1.8.
Op 23 oktober 2020 om 16:57 uur heeft de griffie de gemachtigde per e-mail bericht dat de behandeling van het wrakingsverzoek nooit ingepland heeft gestaan op 28 oktober 2020 om 13:30 uur en dat mogelijk verwarring is ontstaan omdat op die datum en dat tijdstip de voortzetting van de zitting bij een kinderrechter plaats zal vinden.
1.9.
Op 26 oktober 2020 heeft de gemachtigde van verzoeker per e-mail een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer ingediend. Daartoe is aangevoerd dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is gelet op de nevenfuncties van de leden van de wrakingskamer en doordat bij de planning van de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen geen rekening is gehouden met de verhinderdata van de gemachtigde van verzoeker.

2.De mondeling behandeling van het wrakingsverzoek

2.1.
Op 26 oktober 2020 om 16:00 uur heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gericht tegen mr. K. van Leeuwen plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Bij de mondelinge behandeling zijn mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] namens jeugdbescherming Overijssel en [moeder] , de moeder van de kinderen van verzoeker, aanwezig geweest.
Mr. Van Leeuwen en de gemachtigde van verzoeker, die wel een schriftelijke reactie hadden ingestuurd, zijn niet verschenen.
2.2.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek van de wrakingskamer ter zitting buiten behandeling gesteld. Daartoe heeft de wrakingskamer overwogen dat het enkele feit dat de voorzitter van de wrakingskamer lid is geweest van de Raad van Toezicht van een organisatie voor kinder- en jeugdpsychiatrie en de andere twee leden van de wrakingskamer voorzitter dan wel lid van een commissie van toezicht van een penitentiaire inrichting zijn, zonder nadere motivering waarom hieruit partijdigheid van de betreffende rechters, laat staan van de gehele wrakingskamer, zou blijken, niet als wrakingsgrond kan worden opgevat. Dit geldt temeer nu de leden van de wrakingskamer niet dienen te oordelen over de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar over het wrakingsverzoek betreffende de behandelend rechter.
De beslissing om - met voorbijgaan aan de verhinderdata van de gemachtigde van verzoeker- een datum voor de behandeling van het wrakingsverzoek te bepalen, is eveneens onvoldoende grond voor wraking. Dit verzoek kan slechts tot doel hebben om alsnog een uitstel van de vastgestelde behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen te bewerkstelligen. Het middel van wraking is daarvoor niet bedoeld. In dit verband overweegt de wrakingskamer nog dat het wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk dient te worden behandeld gelet op het gegeven dat de ondertoezichtstelling van de kinderen van verzoeker afloopt op 29 oktober 2020. Nu het zittingsrooster van de leden van de wrakingkamer voordien geen ander moment van behandeling van het wrakingsverzoek toeliet, is de behandeling van het wrakingsverzoek op 26 oktober 2020 om 16:00 uur bepaald.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen is de wrakingskamer van oordeel dat het evident is dat hetgeen verzoeker aan het wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer ten grondslag heeft gelegd geen grond voor wraking kan opleveren en dat met dit wrakingsverzoek van dit middel misbruik wordt gemaakt. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten zonder dat daartoe een zitting wordt gehouden (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).

3.Het standpunt van verzoeker

Namens verzoeker heeft gemachtigde aan het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen ten grondslag gelegd dat de heer Land, eveneens optredend als gemachtigde, niet aanwezig mocht zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling terwijl de griffie dit wel had toegezegd, dat mr. Van Leeuwen tijdens deze mondelinge behandeling geen stukken in ontvangst wilde nemen en dat de gemachtigde onvoldoende spreektijd heeft gehad.

4.Het standpunt van mr. Van Leeuwen

Mr. Van Leeuwen heeft niet berust in de wraking en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het overhandigen van stukken niet heeft toegestaan omdat de gemachtigde van verzoeker meermalen in haar hand aan het hoesten was. Gezien de risico’s die zijn verbonden aan het COVID-19 virus, was het niet verantwoord deze stukken van haar aan te nemen. Daarnaast heeft de gemachtigde van verzoeker ruimschoots de tijd gekregen om het standpunt van verzoeker mondeling naar voren te brengen. Nadat de gemachtigde van verzoeker reeds ongeveer twintig minuten aan het woord was, de tijd die voor de hele zitting was uitgetrokken, is haar gevraagd richting een afronding van het door haar genoemde incidentele gevoerde verweer over te gaan en daarna in te gaan op het voorliggende verzoek. De gemachtigde is vijf minuten de tijd gegeven om richting een afronding van het incidentele verweer te gaan. Hierna is aan de gemachtigde van verzoeker meegedeeld dat het door haar gevoerde incidentele verweer niet kon slagen.
De geschetste gang van zaken kan volgens mr. Van Leeuwen niet tot de conclusie leiden dat de schijn van partijdigheid is gewekt.

5.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

De wraking van een rechter kan worden verzocht op grond van feiten en omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking dient te worden gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Vast staat dat verzoeker aan het verzoek tot wraking feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd die zich hebben voorgedaan op de terechtzitting van 22 oktober 2020. Tijdens die terechtzitting is het verzoek tot wraking ingediend. Het verzoek tot wraking is derhalve tijdig gedaan en in zoverre ontvankelijk.

6.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
6.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure en de zitting en de wijze van behandeling. De rechter heeft in deze regierol een aanzienlijke vrijheid. De beslissingen met betrekking tot welke personen toegang hebben tot de zittingszaal, het al dan niet toestaan van het overleggen van stukken en het bepalen van de duur van de spreektijd, zijn naar het oordeel van de wrakingskamer beslissingen over de wijze van behandeling respectievelijk het verloop van de procedure en de zitting. Dergelijke procedurele beslissingen vormen in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissingen verzoeker onwelgevallig zijn. Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Met de verwijzing naar de huidige beperkende maatregelen om verspreiding van COVID19 tegen te gaan, zijn de beslissingen van de rechter om een tweede gemachtigde niet toe te laten tot de zittingszaal en om de stukken van de gemachtigde van verzoeker, nadat zij in haar hand had gehoest, niet in ontvangst te nemen, niet onbegrijpelijk. De wrakingskamer begrijpt dat in de hoofdzaak een voor verzoeker zeer belangrijke kwestie voorligt, maar dat doet aan het voorgaande niet af. Thans dienen het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van medewerkers van de rechtspraak in het bijzonder te prevaleren. Daarnaast heeft de rechter aan de gemachtigde het alternatief gegeven de inhoud van de stukken mondeling aan de rechter kenbaar te maken door deze ter terechtzitting voor te lezen. Het een en ander rechtvaardigt in ieder geval niet de conclusie dat de rechter vooringenomen of partijdig is.
6.4.
Dat de gemachtigde van verzoeker tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende spreektijd heeft gekregen, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. Uit het proces-verbaal van zitting en de onweersproken gebleven reactie van de rechter volgt dat de gemachtigde van verzoeker uitvoerig aan het woord is geweest, zelfs langer dan de geplande totale zittingsduur voor de mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Dat verzoeker niet onbeperkt het woord mocht voeren, is geen onbegrijpelijke procesbeslissing, laat staan een beslissing die dermate onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan worden verklaard dan vanuit een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.
6.5.
Nu verzoeker ook overigens geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de rechter blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is, zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- stelt het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling;
- wijst het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. U. van Houten, mr. S. Taalman en mr. M.H. van der Lecq in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. de Vries en in openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 2 november 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.