ECLI:NL:RBOVE:2020:4565
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor woninginrichting in de vorm van geldlening
In deze zaak heeft eiser, na zijn echtscheiding in 2014, bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting ter waarde van € 20.845,30. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft de aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar later, na bezwaar, bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening van € 3.438,00. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de bijstand ten onrechte als lening is verstrekt en dat het bedrag te laag is. De rechtbank Overijssel heeft op 24 december 2020 geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiser bijzondere bijstand ontvangt. De rechtbank concludeert dat de kosten voor woninginrichting behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat deze kosten in beginsel uit eigen middelen moeten worden voldaan. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiser niet heeft gereserveerd voor deze kosten en dat hij niet langer beschikt over de inboedelgoederen die hem bij de echtscheiding zijn toebedeeld. De rechtbank oordeelt dat de bijzondere bijstand van € 3.438,00 terecht in de vorm van een geldlening is verstrekt en verklaart het beroep ongegrond.