Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 15 maart 2018 tot en met 1 mei 2018 te Ommen in de uitoefening van beroep of bedrijf,
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
ongeveer1100
, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 15 maart 2018 tot en met 1 mei 2018 te Ommen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
, althans een hoeveelheidelektriciteit,
in elk geval enig(e) goed(eren),die geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis Netbeheer B.V.,
(telkens)heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en/of zijn mededader(sdie weg te nemen elektriciteit
/ goed(eren)onder
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) maanden;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.348,57te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;