Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
15 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling en het opzettelijk vernielen van een mobiele telefoon. De mishandeling vond plaats op 8 januari 2014 te Amsterdam, waarbij de verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld en haar telefoon heeft vernield. De Hoge Raad oordeelde dat de juistheid van de bewijsklacht niet ter zake deed, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet werden aangetast door het gewraakte onderdeel van de bewezenverklaring. De verdachte had geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de uitspraak van het Hof.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat het Hof ten onrechte de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partij had vermeerderd met wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel niet correct was opgelegd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en verklaarde deze niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. De Hoge Raad wees de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.959,03, vermeerderd met wettelijke rente, en legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat voor de benadeelde partij.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van de beslissing van het Hof en de juiste toepassing van de schadevergoedingsmaatregelen in strafzaken.