ECLI:NL:RBOVE:2020:4066

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
08-952374-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van aangiftes en schending van ambtsgeheim door voormalig wijkagent

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 december 2020 uitspraak gedaan tegen een voormalig wijkagent van de Eenheid Oost-Nederland, die werd beschuldigd van het vervalsen van aangiftes en het schenden van zijn ambtsgeheim. De verdachte, geboren in 1971, had in het voorjaar van 2019 twee aangiftes van inbraak valselijk opgemaakt door handtekeningen van collega-verbalisanten te vervalsen. Deze vervalste aangiftes werden naar een verzekeringsmaatschappij gestuurd om schade te claimen, terwijl er geen bewijs was dat de inbraken daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. Daarnaast had de verdachte via zijn diensttelefoon kentekengegevens opgevraagd en deze informatie gedeeld met derden, wat niet tot zijn bevoegdheden als wijkagent behoorde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk gebruik had gemaakt van zijn inloggegevens en de systemen van de politie, wat leidde tot een schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen, en legde een taakstraf van 80 uur op. De verdachte had eerder strafontslag gekregen van het politiekorps en was onder behandeling voor psychische klachten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952374-19 (P)
Datum vonnis: 1 december 2020
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W. de Klein advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 26 maart 2019 in Hengelo een proces-verbaal van aangifte betreffende een inbraak valselijk heeft opgemaakt door een handtekening te zetten op de plaats waar verbalisant [verbalisant 1] had moeten ondertekenen met het oogmerk om dit proces-verbaal als echt te doen gebruiken;
feit 2:op 26 maart 2019 in Hengelo opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst proces-verbaal van aangifte betreffende een inbraak, door dit proces-verbaal toe te zenden aan verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] en/of [bedrijfsnaam 1] ;
feit 3:op 25 april 2019 in Hengelo een proces-verbaal van aangifte betreffende een inbraak valselijk heeft opgemaakt door een handtekening te zetten op de plaats waar verbalisant [verbalisant 2] had moeten ondertekenen met het oogmerk om dit proces-verbaal als echt te doen gebruiken;
feit 4:op 25 april 2019 in Hengelo opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst proces-verbaal van aangifte betreffende een inbraak, door dit proces-verbaal toe te zenden aan verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] en/of [bedrijfsnaam 1] ;
feit 5:in de periode van 1 november 2018 tot en met 12 juni 2019 in Hengelo opzettelijk ambtsgeheimen, waarvan hij, als brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, wist dat hij deze moest bewaren, heeft geschonden, door (vertrouwelijke) informatie in de politiesystemen op te vragen en te verstrekken aan derden;
feit 6:in de periode van 1 november 2018 tot en met 12 juni 2019 in Hengelo, opzettelijk en zonder toestemming in de politie servers is binnengedrongen door onbevoegd gebruik te maken van zijn gebruikersnaam en wachtwoord en zo toegang te verkrijgen tot informatie en deze met anderen buiten de politie te delen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2019, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 januari 2019 tot en met 26 maart 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte inzake gekwalificeerde diefstal in/uit een woning aan de [adres 1] (PL600-2019039788-1), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door op de plaats waar genoemde verbalisant [verbalisant 1] de aangifte diende te ondertekenen, een handtekening te plaatsen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2019, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 januari 2019 tot en met 1 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om te bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte inzake gekwalificeerde diefstal in/uit een woning aan de [adres 1] (PL600-2019039788-1), als ware het echt en onvervalst, door genoemd proces-verbaal van aangifte toe te zenden/ te doen toekomen aan verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] en/of [bedrijfsnaam 1] ;
3.
hij op of omstreeks 25 april 2019, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 4 februari 2019 tot en met 25 april 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een proces-verbaal van aangifte inzake gekwalificeerde diefstal in/uit een woning aan de [adres 2] (PL1100-2019023113-1), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door op de plaats waar genoemde verbalisant [verbalisant 2] de aangifte diende te ondertekenen, een handtekening te plaatsen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op of omstreeks 25 april 2019, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 mei 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om te bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte van inbraak in “andere gebouwen” aan de [adres 2] (PL1100-2019233113-1) als ware het echt en onvervalst, door genoemd proces-verbaal van aangifte toe te zenden/ te doen toekomen aan verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] en/of [bedrijfsnaam 1] ;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 12 juni 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten als brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegeven), verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door (telkens) opzettelijk in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens) te bevragen en/of (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een/of meer personen en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen/derden te verstrekken en/of openbaren;
6.
hij op een of meer tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 12 juni 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de politie, te weten Basis Voorziening Integrale Bevraging en/of Basis Voorziening Handhaving en/of Bluespot Monitor, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor een of meer applicaties toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, te weten Basis Voorziening Integrale Bevraging en/of Basis Voorziening Handhaving en/of Bluespot Monitor, waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die toegang was toegestaan en/of (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of (een) ander(en) heeft overgenomen en/of afgetapt en/of opgenomen, namelijk door (telkens) (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen (vervolgens) aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en te openbaren;

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde betoogd dat de dagvaarding nietig verklaard dient te worden wegens het ontbreken van een opgave van concrete feiten. De dagvaarding voldoet daarmee niet aan de eisen gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het verweer verworpen dient te worden, nu aan de hand van het dossier duidelijk was waartegen verdachte zich moest verdedigen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Een van de fundamenten van het strafprocesrecht is dat de terechtzitting plaatsvindt op de grondslag van de tenlastelegging. Aldus zijn zowel de verdachte als het openbaar ministerie en de rechtbank op de hoogte van de gronden waarop de vervolging berust. Ingevolge artikel 261 eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient, voor zover van belang, de dagvaarding een opgave te bevatten van het feit dat ten laste wordt gelegd. Eén van de functies van de tenlastelegging hierbij is dat de verdachte geïnformeerd wordt voor welk voorval hij moet terechtstaan, zodat hij weet waar hij zich tegen moet verdedigen.
Onder feit 5 is aan verdachte ten laste gelegd het schenden van het ambtsgeheim in de periode van 1 november 2018 tot en met 12 juni 2019 in Hengelo. Dit is nader gespecificeerd door de zinsnede:
“door opzettelijk in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent een of meer personen en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en/of kentekens) te bevragen”. Deze zinsnede bezien tegen de inhoud van het procesdossier – waarin is aangegeven om welke bevragingen van personen, kentekens en incidenten het gaat - en het verhandelde ter terechtzitting op 17 november 2020 maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het de verdachte en zijn raadsman voldoende duidelijk was waartegen hij zich diende te verdedigen. Dit geldt eveneens voor de onder 6 ten laste gelegde computervredebreuk in de periode van 1 november 2018 tot en met 12 juni 2019. Het betreft een zelfde periode en dezelfde zoekslagen genoemd in het onder feit 5 ten laste gelegde. In de tenlastelegging is onder feit 6 voorts opgenomen dat
het (delen van) servers van de politiebetreft,
te weten Basis Voorziening Integrale Bevraging en/of Basis Voorziening Handhaving en/of Bluespot Monitor.Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij wist waar hij van verdacht werd en waar hij zich tegen moest verdedigen.
Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en stelt zij vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft hij voor het bewijs verwezen naar de erkenning door verdachte dat hij een handtekening dan wel een ‘krabbel’ gezet heeft op de processen-verbaal en deze vervolgens zonder een handtekening van de desbetreffende verbalisant heeft verstuurd naar de verzekeringsmaatschappij.
Met betrekking tot het onder 5 en 6 ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat het enkele bevragen door verdachte van de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] onbevoegd is geweest. Deze informatie heeft verdachte vervolgens ook gedeeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft hij in zijn pleitnota enkele omstandigheden genoemd die aanleiding zijn geweest voor deze feiten.
Ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat diverse feiten niet bewijsbaar zijn. Het raadplegen van kentekens behoorde namelijk tot de uitvoering van de politietaak van verdachte. Hij was immers 24 uur per dag wijkagent. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de raadplegingen in het belang van de wijk dan wel de politie Eenheid Oost- Nederland waren. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte tijdens zijn ziekte gedeeltelijk heeft gewerkt en hij niet alle informatie zoals dit uit het dossier naar voren komt, verkreeg via de MEOS applicatie op zijn diensttelefoon.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
- de aangifte woninginbraak [adres 1] [2] ;
- de aangifte inbraak recreatiewoning [adres 2] [3] ;
- het rapport van de verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] , opgesteld door [naam 1] [4] ;
- de getuigenverklaring van verbalisant [verbalisant 1] [5] ;
- de getuigenverklaring van verbalisant [verbalisant 2] [6] ;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 17 november 2020 [7] .
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Tijdens onderzoek in de telefoon van verdachte werd duidelijk dat aan hem via WhatsApp om informatie werd gevraagd met betrekking tot kentekens. Login gegevens van verdachte met dienstnummer [dienstnummer] werden opgevraagd. [8]
Op 2 november 2018 om 15:10 uur ontving verdachte middels WhatsApp een bericht van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , bekend met de gebruikersnaam ‘ [naam 2] ’. Dit nummer bleek in gebruik te zijn bij ‘ [bedrijfsnaam 2] ’ te Enschede. In het WhatsApp bericht schrijft: ‘ [naam 2] ’ dat het kenteken [kenteken 1] op 25 november 2014 gekeurd had moeten zijn en vraagt hij of deze auto nog leeft of is geschorst/uitgevoerd. Uit de login gegevens van verdachte bleek dat hij op 2 november 2018 om 15:11 uur met zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 1] in de ‘basisvoorziening informatie’ raadpleegde. Daarna raadpleegde verdachte met de verkregen gegevens het systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). In dit systeem bleek dat het kenteken was afgegeven voor een personenauto [9] , merk Renault, type Laguna. Verder was vastgelegd dat het voertuig op 12 juni 2014 was uitgevoerd. Om 15:12 uur schreef verdachte in een WhatsApp bericht aan ‘ [naam 2] ’: Is een Renault? Staat bij ons als uitgevoerd kenteken. Zou dus niet meer in Nederland moeten zijn. Op 2 november 2018 stond verdachte ziek gemeld. [10]
Op 27 november 2018 om 22:19 uur ontving verdachte middels WhatsApp een bericht van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , bekend met de gebruikersnaam ‘ [naam 3] ’. Dit nummer bleek in gebruik bij ‘ [bedrijfsnaam 3] ’ te Enschede. In het WhatsApp bericht schreef: ‘ [naam 3] ’: Goedenavond zou jij voor mij een kenteken kunnen controleren, staat te koop met schade. In een afzonderlijk WhatsApp bericht om 22:20 uur stond: [kenteken 2] BMW x5. Uit de login gegevens van verdachte bleek dat hij op 27 november 2018 om 22:24 uur met zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 2] in de ‘basisvoorziening informatie’ raadpleegde. Daarna raadpleegde verdachte met de verkregen gegevens het systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). In dit systeem was vastgelegd dat het kenteken was afgegeven voor een personenauto, merk BMW, type X Reihe. Het kenteken stond op 27 november 2018 op naam van [naam 4] . Om 22:29 uur schreef verdachte via WhatsApp aan ‘ [naam 3] ’: Geen schade auto. Vanaf 26 november op naam van het bedrijf. Uit Veenendaal. Vorige eigenaar komt niet bij ons voor. Da’s goed. Is een BMW X Reihe. [11] Verdachte was ten tijde van dit raadplegen niet in dienst. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 17 november 2020 het navolgende verklaard:
…‘ [naam 2] werkt bij de gemeente Hengelo bij de vuilophaaldienst. Ik heb er geen kwaad in gezien om dit kenteken voor hem te checken. Hij hielp mij ook met het ophalen van vuil. Het is in het belang van de wijk dat het vuil snel opgehaald wordt.’
…’ Er waren problemen met parkeren bij FC Twente. De oplossing was dat ik en collega’s van de politie tijdens voetbalwedstrijden mochten parkeren bij deze man van de waterzuivering. Ook mochten we daar koffie drinken en gebruik maken van het toilet. Wij hadden daar een belang bij. Het klopt dat ik het kenteken nagekeken heb. Het was een privé verzoek van deze man. Ik vind dat service.’ [13]
Bewijsoverweging
Voor beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim is van belang om vast te stellen of verdachte geheime informatie heeft gedeeld met onbevoegde derden. Als dat het geval is, wordt daarmee invulling gegeven aan het ten laste gelegde schenden van het ambtsgeheim. Het ‘louter’ opvragen van informatie voor ‘privégebruik’ is gezien de wetsgeschiedenis onvoldoende om tot invulling van dit bestanddeel te komen (zie ECLI:NL:HR:2020:523).
De rechtbank stelt vast dat verdachte is aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hij was in de tenlastegelegde periode werkzaam als wijkagent en had uit hoofde van zijn functie een algemene geheimhoudingsplicht. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tweemaal op verzoek van een derde via zijn diensttelefoon een kenteken in het politiesysteem heeft geraadpleegd. Vervolgens heeft verdachte deze informatie via WhatsApp aan deze onbevoegde derden gedeeld. Het verweer van de raadsman dat verdachte – in zijn functie als wijkagent – 24 uur per dag een politieman was en bevoegd was dergelijke informatie te raadplegen in het belang van de wijk/maatschappij verwerpt de rechtbank. Het raadplegen van kentekens op verzoek van privépersonen sluit niet aan bij de bevoegdheden die aan verdachte waren toegekend uit hoofde van zijn ambt als politieagent. Nu gebleken is dat verdachte op 2 november 2018 en 27 november 2018 zijn ambtsgeheim heeft geschonden, acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Met betrekking tot feit 5 is bewezen verklaard dat verdachte via zijn diensttelefoon opgevraagde informatie met betrekking tot twee kentekens heeft gedeeld met onbevoegde derden. Door aldus te handelen heeft verdachte met het raadplegen van die informatie op verzoek van derden opzettelijk en wederrechtelijk gebruik gemaakt van zijn inloggegevens.
Verdachte wist – zo blijkt uit de ter terechtzitting overgelegde handreiking voor het raadplegen van politiesystemen - dat hij de politiesystemen slechts mocht raadplegen als dat noodzakelijk zou zijn voor de uitoefening van zijn functie als wijkagent. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit opvragen van kentekens als een vorm van service en in het belang van de wijk zou moeten worden gezien. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte bij deze niet-werkgerelateerde bevragingen de grenzen van zijn autorisatie te buiten is gegaan. De bevragingen (van de vervolgens gedeelde informatie) vonden blijkens het onderzoek niet alleen buiten diensttijd plaats maar kenden geen enkel dienstbelang.
Door zijn inloggegevens te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vallen, heeft verdachte onbevoegd gebruik gemaakt van de servers van de politie. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte daarmee opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk in de zin van artikel 138ab Sr. Aldus heeft verdachte zich hiermee schuldig gemaakt aan de onder feit 6 ten laste gelegde computervredebreuk. De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de samenvallende gedragingen die zowel tot bewezenverklaring van feit 5 als feit 6 hebben geleid, is sprake van eendaadse samenloop.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 maart 2019, te Hengelo, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte inzake gekwalificeerde diefstal in/uit een woning aan de [adres 1] (PL600-2019039788-1), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland valselijk heeft opgemaakt, door op de plaats waar genoemde verbalisant [verbalisant 1] de aangifte diende te ondertekenen, een handtekening te plaatsen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2.
hij op 26 maart 2019, te Hengelo, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift dat bestemd was om te bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte inzake gekwalificeerde diefstal in/uit een woning aan de [adres 1] (PL600-2019039788-1), als ware het echt en onvervalst, door genoemd proces-verbaal van aangifte toe te zenden/ te doen toekomen aan verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] .
3.
hij op 25 april 2019, te Hengelo, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte inzake gekwalificeerde diefstal in/uit een woning aan de [adres 2] (PL1100-2019023113-1), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland valselijk heeft opgemaakt, door op de plaats waar genoemde verbalisant [verbalisant 2] de aangifte diende te ondertekenen, een handtekening te plaatsen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
4.
hij op 25 april 2019, te Hengelo, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift van dat bestemd was om te bewijs van enig feit te dienen, te weten een proces-verbaal van aangifte van inbraak in “andere gebouwen” aan de [adres 2] (PL1100-2019233113-1) als ware het echt en onvervalst, door genoemd proces-verbaal van aangifte toe te zenden/ te doen toekomen aan verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] .
5.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2018 tot en met 27 november 2018 te Hengelo, (telkens) opzettelijk een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en wettelijk voorschrift, te weten als brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland en wettelijk voorschrift (namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens), verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door (telkens) opzettelijk in een of meer politiesystemen (vertrouwelijke) informatie (omtrent personen en kentekens) te bevragen en (vervolgens) (vertrouwelijke) informatie (omtrent een persoon en kentekens) uit een of meer politiesystemen aan daartoe niet-gerechtigde personen/derden te verstrekken en openbaren.
6.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2018 tot en met 27 november 2018 te Hengelo, opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de politie, te weten Basis Voorziening Integrale Bevraging en Basis Voorziening Handhaving, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord voor een of meer applicaties toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie, te weten Basis Voorziening Integrale Bevraging en/of Basis Voorziening Handhaving, waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die toegang was toegestaan en (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en verwerkt en overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor (een) ander(en) heeft overgenomen, namelijk door (telkens) (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen (vervolgens) aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken en te openbaren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138ab, 225, lid 1 en lid 2 en 272 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 3 telkens: een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk opmaken, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
feit 2 en 4 telkens: opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift is bestemd voor zodanig gebruik.
feit 5 en 6 de eendaadse samenloop van:
enig geheim, waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
en:computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een taakstraf van 120 uren op te leggen. Daarbij heeft hij onder meer rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, de medische toestand van verdachte en het feit dat hij inmiddels door het politiekorps is ontslagen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de strafzaak aan te houden opdat er onderzoek gedaan kan worden naar de toerekeningsvatbaarheid van verdachte wegens onder meer een sluimerende PTSS. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met het blanco strafblad en het feit dat hij met de juiste bedoelingen heeft gehandeld. Een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren is afdoende.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Hij heeft tweemaal – in de hoedanigheid van aangever - een handtekening gezet op een proces-verbaal van aangifte onder de naam van een andere verbalisant terwijl deze andere verbalisant deze aangifte daar zelf had moeten ondertekenen. Vervolgens heeft verdachte de aangiften, wetende dat de juiste persoon deze niet had ondertekend, gestuurd aan de verzekeringsmaatschappij teneinde schade te claimen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. Verdachte had in zijn functie als wijkagent toegang tot beveiligde politiesystemen. Aan hem was autorisatie verstrekt om het systeem te raadplegen om in het kader van zijn werk als politieambtenaar naspeuringen te verrichten, maar niet om informatie in te winnen voor onbevoegde derden. Verdachte heeft verklaard onder meer kentekens in het belang van de wijk dan wel de maatschappij te raadplegen maar dit ziet de rechtbank anders. Door het raadplegen van deze gegevens ten behoeve van persoonlijke belangen van privé personen en niet ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, ging verdachte zijn bevoegdheden te buiten. Verdachte heeft daarmee niet alleen de privacy van burgers geschaad, maar ook het vertrouwen van burgers in de politie. Het op deze wijze opvragen en delen van vertrouwelijke informatie doet ernstig afbreuk aan de integriteit van politie en justitie.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Ter terechtzitting van 17 november 2020 en de daar overgelegde stukken is gebleken dat verdachte naar aanleiding van de strafbare feiten strafontslag van het politiekorps heeft gekregen. Verdachte is sinds 11 juni 2020 vanwege een Posttraumatische stressstoornis (PTSS) onder behandeling bij de geestelijke gezondheidszorg. Bij verdachte is sprake van een flink aantal traumatische ervaringen. Op jonge leeftijd was er al sprake van verlies en is daar over gezwegen. Ook heeft hij in zijn werk als politie agent diverse heftige incidenten meegemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
Door de raadsman is bij pleidooi een verzoek gedaan om de behandeling van de strafzaak aan te houden om een rapportage omtrent de toerekenbaarheid van verdachte op te maken. Gelet op de informatie die verstrekt is door verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat zij voldoende is voorgelicht over de persoon van verdachte. Verdachte heeft middels zijn sociale verklaring zijn persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht en deze worden ondersteund door de stukken verstrekt door de geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met deze omstandigheden.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank – naast de ernst van de strafbare feiten - voorts mee dat niet is gebleken dat verdachte criminele intenties heeft gehad met de bevragingen, dan wel de bedoeling om zich zelf op enigerlei wijze te bevoordelen. Het lijkt er eerder op dat sprake is geweest van een normvervaging door een politieambtenaar en van een ontoelaatbare vermenging van het werkdomein met de privésfeer. Door de eendaadse samenloop van de schending van het ambtsgeheim en de computervredebreuk gaat de rechtbank uit van de straf gesteld op het overtreden van artikel 138ab, lid 2 Sr.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte gebukt is gegaan onder het strafrechtelijke onderzoek en dat hij is ontslagen. Zijn huidige persoonlijke omstandigheden geven aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 3 telkens: een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk opmaken, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
feit 2 en 4 telkens: opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift is bestemd voor zodanig gebruik.
feit 5: enig geheim, waarvan hij weet dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht is te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
feit 6: computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. E. van Engelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2020.
Mr. Peterzon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland Visionwaves nummer VIK ON IOZON19349. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.pagina 62 tot en met 67.
3.pagina 221 tot en met 224.
4.pagina 99, 101, 123 en 124.
5.pagina 215 tot en met 217.
6.pagina 237 tot en met 239.
7.zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 november 2020.
8.pagina 282.
9.pagina 302, 305 en 306.
10.pagina 302.
11.pagina 313, 315 en 316.
12.Pagina 314.
13.zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 november 2020.