4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de aangifte woninginbraak [adres 1];
- de aangifte inbraak recreatiewoning [adres 2];
- het rapport van de verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] , opgesteld door [naam 1];
- de getuigenverklaring van verbalisant [verbalisant 1];
- de getuigenverklaring van verbalisant [verbalisant 2];
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 17 november 2020.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Tijdens onderzoek in de telefoon van verdachte werd duidelijk dat aan hem via WhatsApp om informatie werd gevraagd met betrekking tot kentekens. Login gegevens van verdachte met dienstnummer [dienstnummer] werden opgevraagd.
Op 2 november 2018 om 15:10 uur ontving verdachte middels WhatsApp een bericht van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , bekend met de gebruikersnaam ‘ [naam 2] ’. Dit nummer bleek in gebruik te zijn bij ‘ [bedrijfsnaam 2] ’ te Enschede. In het WhatsApp bericht schrijft: ‘ [naam 2] ’ dat het kenteken [kenteken 1] op 25 november 2014 gekeurd had moeten zijn en vraagt hij of deze auto nog leeft of is geschorst/uitgevoerd. Uit de login gegevens van verdachte bleek dat hij op 2 november 2018 om 15:11 uur met zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 1] in de ‘basisvoorziening informatie’ raadpleegde. Daarna raadpleegde verdachte met de verkregen gegevens het systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). In dit systeem bleek dat het kenteken was afgegeven voor een personenauto, merk Renault, type Laguna. Verder was vastgelegd dat het voertuig op 12 juni 2014 was uitgevoerd. Om 15:12 uur schreef verdachte in een WhatsApp bericht aan ‘ [naam 2] ’: Is een Renault? Staat bij ons als uitgevoerd kenteken. Zou dus niet meer in Nederland moeten zijn. Op 2 november 2018 stond verdachte ziek gemeld.
Op 27 november 2018 om 22:19 uur ontving verdachte middels WhatsApp een bericht van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , bekend met de gebruikersnaam ‘ [naam 3] ’. Dit nummer bleek in gebruik bij ‘ [bedrijfsnaam 3] ’ te Enschede. In het WhatsApp bericht schreef: ‘ [naam 3] ’: Goedenavond zou jij voor mij een kenteken kunnen controleren, staat te koop met schade. In een afzonderlijk WhatsApp bericht om 22:20 uur stond: [kenteken 2] BMW x5. Uit de login gegevens van verdachte bleek dat hij op 27 november 2018 om 22:24 uur met zijn diensttelefoon, het kenteken [kenteken 2] in de ‘basisvoorziening informatie’ raadpleegde. Daarna raadpleegde verdachte met de verkregen gegevens het systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). In dit systeem was vastgelegd dat het kenteken was afgegeven voor een personenauto, merk BMW, type X Reihe. Het kenteken stond op 27 november 2018 op naam van [naam 4] . Om 22:29 uur schreef verdachte via WhatsApp aan ‘ [naam 3] ’: Geen schade auto. Vanaf 26 november op naam van het bedrijf. Uit Veenendaal. Vorige eigenaar komt niet bij ons voor. Da’s goed. Is een BMW X Reihe.Verdachte was ten tijde van dit raadplegen niet in dienst.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 17 november 2020 het navolgende verklaard:
…‘ [naam 2] werkt bij de gemeente Hengelo bij de vuilophaaldienst. Ik heb er geen kwaad in gezien om dit kenteken voor hem te checken. Hij hielp mij ook met het ophalen van vuil. Het is in het belang van de wijk dat het vuil snel opgehaald wordt.’
…’ Er waren problemen met parkeren bij FC Twente. De oplossing was dat ik en collega’s van de politie tijdens voetbalwedstrijden mochten parkeren bij deze man van de waterzuivering. Ook mochten we daar koffie drinken en gebruik maken van het toilet. Wij hadden daar een belang bij. Het klopt dat ik het kenteken nagekeken heb. Het was een privé verzoek van deze man. Ik vind dat service.’
Bewijsoverweging
Voor beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim is van belang om vast te stellen of verdachte geheime informatie heeft gedeeld met onbevoegde derden. Als dat het geval is, wordt daarmee invulling gegeven aan het ten laste gelegde schenden van het ambtsgeheim. Het ‘louter’ opvragen van informatie voor ‘privégebruik’ is gezien de wetsgeschiedenis onvoldoende om tot invulling van dit bestanddeel te komen (zie ECLI:NL:HR:2020:523). De rechtbank stelt vast dat verdachte is aan te merken als een ambtenaar in de zin van artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hij was in de tenlastegelegde periode werkzaam als wijkagent en had uit hoofde van zijn functie een algemene geheimhoudingsplicht. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tweemaal op verzoek van een derde via zijn diensttelefoon een kenteken in het politiesysteem heeft geraadpleegd. Vervolgens heeft verdachte deze informatie via WhatsApp aan deze onbevoegde derden gedeeld. Het verweer van de raadsman dat verdachte – in zijn functie als wijkagent – 24 uur per dag een politieman was en bevoegd was dergelijke informatie te raadplegen in het belang van de wijk/maatschappij verwerpt de rechtbank. Het raadplegen van kentekens op verzoek van privépersonen sluit niet aan bij de bevoegdheden die aan verdachte waren toegekend uit hoofde van zijn ambt als politieagent. Nu gebleken is dat verdachte op 2 november 2018 en 27 november 2018 zijn ambtsgeheim heeft geschonden, acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Met betrekking tot feit 5 is bewezen verklaard dat verdachte via zijn diensttelefoon opgevraagde informatie met betrekking tot twee kentekens heeft gedeeld met onbevoegde derden. Door aldus te handelen heeft verdachte met het raadplegen van die informatie op verzoek van derden opzettelijk en wederrechtelijk gebruik gemaakt van zijn inloggegevens.
Verdachte wist – zo blijkt uit de ter terechtzitting overgelegde handreiking voor het raadplegen van politiesystemen - dat hij de politiesystemen slechts mocht raadplegen als dat noodzakelijk zou zijn voor de uitoefening van zijn functie als wijkagent. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit opvragen van kentekens als een vorm van service en in het belang van de wijk zou moeten worden gezien. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte bij deze niet-werkgerelateerde bevragingen de grenzen van zijn autorisatie te buiten is gegaan. De bevragingen (van de vervolgens gedeelde informatie) vonden blijkens het onderzoek niet alleen buiten diensttijd plaats maar kenden geen enkel dienstbelang.
Door zijn inloggegevens te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vallen, heeft verdachte onbevoegd gebruik gemaakt van de servers van de politie. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte daarmee opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk in de zin van artikel 138ab Sr. Aldus heeft verdachte zich hiermee schuldig gemaakt aan de onder feit 6 ten laste gelegde computervredebreuk. De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de samenvallende gedragingen die zowel tot bewezenverklaring van feit 5 als feit 6 hebben geleid, is sprake van eendaadse samenloop.