Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
‘Uw inschrijving komt in aanmerking voor de opdracht en wij gunnen deze opdracht definitief aan u’.
Wij maken daarbij op dat u in het inschrijfformulier de kolom ‘ja’ heeft ingevuld bij ‘Krant heeft app voor AR/VR’ (…) met een verwijzing naar uw toelichtende document met betrekking tot punt 7e (…). Uit dat toelichtende document maken wij – nu, bij herbestudering – op dat u met zoveel woorden aangeeft dat u op dit moment géén app voor AR/VR gebruiksklaar heeft, maar die app nog moet ontwikkelen.’
‘In dit gesprek heb ik u meegedeeld dat wij in de aanbestedingsprocedure hebben geconstateerd dat er zaken niet in orde zijn. Dit is voor de gemeente reden om de pagina in week 29 te publiceren in twee kranten, namelijk RijssenHoltens Nieuwsblad (op dinsdag 14 juli) en Hart van Rijssen-Holten (op vrijdag 17 juli).
3.Het geschil
4.De beoordeling
Uitgangspunten bij de meervoudig onderhandse procedure) van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) gelden de bepalingen in deze afdeling voor aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven waarop de artikelen 1.7 en 1.11 niet van toepassing zijn en die, voordat zij een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel sluiten tot het verrichten van werken, leveringen of diensten, met betrekking tot die overeenkomst twee of meer ondernemers uitnodigen om een inschrijving in te dienen.
Ingevolge artikel 1.16 Aw stelt een aanbestedende dienst bij de voorbereiding en het tot stand brengen van een overeenkomst uitsluitend eisen, voorwaarden en criteria aan de inschrijvers en de inschrijvingen die in een redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.
De opdrachtgever kan te allen tijde de overeenkomst opzeggen.”.
.Als deze wijziging van meet af aan bekend was geweest hadden misschien behalve DPG en DWF ook andere partijen op de aanbesteding ingeschreven. Omdat ook belangen van derden betrokken zijn, die niet op een andere wijze gewogen kunnen worden dan in een nieuwe aanbestedingsprocedure, heeft de gemeente naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanleiding mogen zien om de opdracht met DPG (en DWF) tussentijds op te zeggen, met als doel de weg vrij te maken voor een nieuw te starten aanbestedingsprocedure. Daarbij heeft de gemeente door het inachtnemen van een opzegtermijn van drie maanden bij een opdracht met een looptijd van twee jaren een redelijke termijn in acht genomen en daarmee voldoende waarde gehecht aan de belangen van DPG bij de voor haar lucratieve de overeenkomst met de gemeente. In dat verband acht de voorzieningenrechter van belang dat de gemeenteberichten op basis van de overeenkomst niet eenmalig gepubliceerd/gepresteerd moeten worden, maar dat sprake was van wekelijkse prestaties in de vorm van wekelijkse publicatie van de gemeenteberichten. DPG laat aldus beschouwd dan ook geen winst liggen bij de voortijdige opzegging van de opdracht.
980,00