4.1.3Het oordeel van de rechtbank
4.1.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Tijdlijn van de gebeurtenissen op 13 november 2018
Aan de hand van camerabeelden, telefoongegevens en getuigenverklaringen stelt de rechtbank de hierna volgende tijdlijn vast wat betreft de gebeurtenissen op
13 november 2018. Bij deze tijdlijn worden als uitgangspunten genomen (a) de activiteiten van de verdachten, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] en de zwarte Volkswagen Golf en (b) de gebeurtenissen op de plaats delict, de activiteiten van de vier slachtoffers en de getuigen.
(a) de activiteiten van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] en de zwarte VW Golf
Op 13 november 2018 tussen 12:56:55 uur en 12:58:14 uur vertrekken [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in een zwarte VW Golf vanaf de parkeerplaats genummerd [nummer 1] behorende bij de flat gelegen aan de [adres 3] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wonen in deze flat op nummer [nummer 2] . [medeverdachte 2] is bij vertrek de bestuurder van de VW Golf, [verdachte] zit rechts voorin de auto en [medeverdachte 1] zit rechts achterin.
Een zwarte VW Golf rijdt om 13:11:22 uur over de Hengelosestraat te Enschede, komende uit de richting van Hengelo en gaande in de richting van de Boddenkampsingel in Enschede.
Om 13:17:40 uur rijdt een donkerkleurig voertuig met getinte achterruiten komende uit de richting van de Hoge Bothofstraat over de Oliemolensingel naar de Lage Bothofstraat. Een zwarte Golf voorzien van getinte achterruiten en opvallende sportvelgen en rode remklauw rijdt langs een camerapunt op de Lage Bothofstraat [nummer 3] . Het betreft hetzelfde voertuig als op de registratie van 13:17:40 uur. Een zwarte VW Golf waarvan het kenteken gedeeltelijk leesbaar is, ??- [deel kenteken] , rijdt om 13:18:48 uur over de Lipperkerkstraat in de richting van de Snelliusstraat. Zichtbaar zijn de volgende kenmerken van deze VW Golf: vierdeurs model, opvallende sportvelgen met dubbele spaken en de achterruiten lijken getint. De growshop in het pand aan [adres 2] (hierna: de growshop of plaats delict) bevindt zich op de hoek van de kruising van deze straat met de Snelliusstraat. Een zwarte VW Golf met kenteken [deel kenteken] komt ruim tien minuten later, om 13:30:25 uur, uit de richting van de Snelliusstraat via dezelfde Lipperkerkstraat aanrijden. Vervolgens rijdt een zwarte VW Golf langs het camerapunt op de Lage Bothofstraat [nummer 3] in Enschede en over de Oliemolensingel voorbij de camera van [supermarkt] .
Om 13:43:13 uur komen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] uit woonwinkel [woonwinkel] in Enschede en lopen de nabijgelegen [restaurant] binnen. Om 14:07:44 uur verlaten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] de [restaurant] en lopen in de richting van de Hengelosestraat. Een zwarte VW Golf met het kenteken [deel kenteken] rijdt om 14:09:22 uur vanaf het Schuttersveld linksaf in de richting van de Hengelosestraat, om vervolgens om 14:16:58 uur de hoekwoning aan de Lage Bothofstraat [nummer 3] in Enschede te passeren waarbij in de auto twee petjes zichtbaar zijn bij de bestuurder en bij de bijrijder. Om 14:17:12 uur rijdt een zwarte vierdeurs model VW Golf met opvallende sportvelgen met dubbele spaken en getint lijkende achterruiten over de Lipperkerkstraat (ter hoogte van perceel 375) in de richting van de Snelliusstraat.
In de periode tussen 14:17:12 uur en 14:45:46 uur is op voornoemde camera aan de Lipperkerstraat geen rijbeweging van een zwarte VW Golf waargenomen.
Vervolgens rijdt om 14:45:47 uur een zwarte VW Golf met het zichtbare kenteken [deel kenteken] , opnieuw over de Lipperkerkstraat (ter hoogte van perceel 375) komende uit de richting van de Snelliusstraat, waarbij van de bestuurder een geel kledingstuk met iets wits erin zichtbaar is. Een zwarte VW Golf rijdt daarna om 14:48:00 uur langs de camera van de hoekwoning aan de Lage Bothofstraat [nummer 3] in Enschede. Een donkerkleurig voertuig dat overeenkomsten vertoont met de kenmerken van de VW Golf met kenteken [deel kenteken] rijdt daarna over de Oliemolensingel komende uit de richting van de Lage Bothofstraat en gaande in de richting van de Laaressingel in Enschede en om 14:53:04 uur rijdt een zwarte VW Golf met dezelfde kenmerken over de Hengelosestraat, langs de camera ter hoogte van perceel 152 in Enschede, komende uit de richting van de Boddenkampsingel en gaande in de richting van Hengelo. Om 15:05:36 uur lopen [medeverdachte 1] en [verdachte] door de zich openende poort het parkeerterrein aan de achterzijde van de flat aan de [adres 3] op. [medeverdachte 1] en [verdachte] lopen direct door in de richting van de flat. Een zwarte VW Golf staat op de rijbaan buiten de poort te wachten tot deze poort ver genoeg geopend is om het parkeerterrein op te rijden. Na aankomst wordt de zwarte VW Golf geparkeerd op de parkeerplaats in vak [nummer 1] -01 op het parkeerterrein aan de achterzijde van de flat aan de Deldenerstraat 6. [medeverdachte 2] is de bestuurder van de VW Golf.
Ruim een half uur later, om 15:37:52 uur lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , gekleed in andere kleren dan de kleding die zij bij aankomst in de flat om 15:05 uur droegen, naar de in vak [nummer 1] -01 geparkeerde VW Golf. [medeverdachte 1] draagt een grote witte weekendtas, voorzien van zwarte horizontale strepen, en [medeverdachte 2] draagt een grote witte big shopper met een groot rood en meerkleurig hartmotief en nog een zwarte tas. [medeverdachte 2] opent de achterklep van de VW Golf waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de tassen in de kofferbak doen. Zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] zijn daarna tot 15:40:38 uur (vertrek) bezig bij de auto, waarbij [medeverdachte 2] uit de auto een fles pakt en daarmee naar de bestuurderszitplaats loopt en 13 seconden gebukt naast het geopende linkerportier zit en 40 seconden deels in de auto gekropen lijkt via het linker voorportier. Om 15:40:38 uur vertrekken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de VW Golf. Later zijn in de VW Golf twee flessen met vloeistof aangetroffen. Eén van die flessen betrof een sprayflacon schoonmaakmiddel Superfinn Degreaser.
Om iets voor 16:00 uur komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan bij het pand van [woningstichting] aan de [adres 4] in Almelo en gaan daar het pand binnen. Aldaar betaalt [medeverdachte 1] in contanten de achterstallige huur, een bedrag van € 964,72, voor de woning aan de Deldenerstraat [nummer 2] in Hengelo, waarna beide heren om 16:06:45 uur het pand van [woningstichting] weer verlaten en vertrekken. Vervolgens hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de vriendin van [medeverdachte 2] , [naam 1] (hierna: [naam 1] ), opgehaald in Almelo en zijn zij gezamenlijk naar Bavel gereden, een plaats nabij Breda en hebben zij gewinkeld om vervolgens in een hotel in Tilburg te overnachten.
(b) de gebeurtenissen op de plaats delict, de activiteiten van de vier slachtoffers en de getuigen
Op 13 november 2018 rond 13:11 uur rijdt [slachtoffer 1] in Enschede met zijn grijze Opel Astra GTC met het kenteken [kenteken 1] , vanuit de richting van de Slotzichtweg, via de Velveweg, in de richting van de Snelliusstraat, slaat op de kruising van de Velveweg met de Snelliusstraat rechtsaf, in de richting van [adres 2] . De afstand van de kruising Velveweg/Snelliusstraat tot aan de kruising van de Snelliusstraat met de Van Leeuwenhoekstraat is ongeveer 170 meter. Op de hoek van laatstgenoemde kruising bevindt zich, op het perceel [adres 2] , de growshop waarvan [slachtoffer 1] eigenaar is. Eén van de twee telefoonnummers die in gebruik zijn bij [slachtoffer 1] , wordt om 13:13:09 uur gebeld door [slachtoffer 2] , waarbij de telefoon van [slachtoffer 1] de zendmast aan de Hoge Bothofstraat in Enschede aanstraalt. Gezien de zendmastgegevens is [slachtoffer 1] vanaf dat moment in of in de nabijheid van zijn growshop. Om 13:25:37 uur belt [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] voor een FaceTime gesprek. [slachtoffer 2] , die op die dag samen met [slachtoffer 3] van Hengelo naar Amsterdam is gereisd, is met [slachtoffer 3] onderweg terug naar het oosten van het land.
Getuige [getuige 1] rijdt om 13:24:57 uur in zijn witte bestelbus met blauw/gele letters [letters] op de zijkant over de Lage Bothofstraat in Enschede richting de Oostveenweg op weg naar de growshop. [getuige 1] komt daar omstreeks 13:28 uur aan en rijdt zijn bestelbus achteruit door de poort het terrein op. Als [getuige 1] door [slachtoffer 1] het pand binnengelaten wordt, ziet hij drie heren in het kantoorgedeelte die gelijk daarna het pand verlaten. Samen met [slachtoffer 1] haalt [getuige 1] rond 13:35 uur spullen uit zijn bus. Ze brengen de spullen het pand in en zetten ook spullen onder het afdak, waarna er door [slachtoffer 1] wordt afgerekend. Een andere getuige, [getuige 2] , komt rond 13:44 uur aan bij de growshop en ziet [slachtoffer 1] samen met een chauffeur die spullen afgeleverd heeft. De rechtbank stelt vast dat dit getuige [getuige 1] betreft. Vervolgens komt rond 13:49 uur getuige [getuige 3] in een beige/bruin metallic kleurige Ford Mondeo bij de growshop aan en parkeert de Mondeo op de binnenplaats dwars voor de witte bestelbus van [getuige 1] . [getuige 3] gaat naar binnen om zijn bestelling op te halen, maar die blijkt er nog niet te zijn. Omdat [getuige 1] op dat moment wil vertrekken, verplaatst [getuige 3] zijn auto naar de straat, waarna [getuige 1] vertrekt. [getuige 3] gaat weer naar binnen om te vertellen dat hij zijn bestelling die donderdag komt ophalen, waarna ook hij het pand verlaat.
[slachtoffer 1] krijgt om 14:01:32 uur een telefoontje van [naam 2] en om 14:05:15 uur een sms-bericht van het telefoonnummer van [slachtoffer 4] dat [slachtoffer 4] over 15 minuten bij [slachtoffer 1] zal zijn. Getuige [getuige 2] is nog tot ongeveer 14:15 uur bij [slachtoffer 1] aanwezig in de growshop. Gedurende deze periode zijn er geen andere personen in het pand. De telefoon (iPhone) van [slachtoffer 2] is om 14:15:00 uur in de buurt van de autosnelweg A35 ter hoogte van hectometerpaal 60.5 in Hengelo. Rond datzelfde tijdstip belt [slachtoffer 1] naar het telefoonnummer dat in gebruik is bij [naam 3] . Zij voeren een gesprek van 22 seconden waarin [slachtoffer 1] vraagt aan [naam 3] , die op dat moment in een computerwinkel aan de [adres 5] in Enschede is, om naar de winkel te komen. Om 14:16:04 uur wordt [slachtoffer 1] vervolgens kort gebeld door [slachtoffer 2] via FaceTime.
De rechtbank gaat er vanuit dat [slachtoffer 4] , die om 14:05 uur per sms bericht aan [slachtoffer 1] heeft laten weten dat hij er met 15 minuten is, vanaf ongeveer 14:20 uur in de growshop aanwezig was.
Om 14:30:28 uur belt [slachtoffer 3] naar de telefoon van zijn moeder, welk gesprek 10 seconden duurt. De telefoon van [slachtoffer 3] straalt hierbij de zendmast aan de Espoortstraat [nummer 4] in Enschede aan. Deze zendmast ligt hemelsbreed op ongeveer een kilometer afstand van de plaats delict en de plaats delict ligt in de zendrichting en binnen het zendbereik van deze zendmast. Op hetzelfde moment wordt [slachtoffer 1] gebeld door [naam 4] die aan [slachtoffer 1] vraagt of hij op de zaak is en afspreekt dat hij er aan komt om zakken grond te kopen. Ook wordt op datzelfde tijdstip de mobiele telefoon van [slachtoffer 4] ontgrendeld en wordt de applicatie Calculator in gebruik genomen. Om 14:32:08 uur sluit [slachtoffer 4] deze applicatie af en om 14:32:46 uur wordt de mobiele telefoon van [slachtoffer 4] vergrendeld. De mobiele telefoon bevat geen gegevens die duiden op gebruik van de telefoon na laatstgenoemd tijdstip.
De telefoons van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bevatten ieder een gezondheidsapplicatie met ingebouwde stappenteller. De laatste geregistreerde bewegingen van [slachtoffer 1] in deze applicatie betreffen 98 stappen die zijn gezet tussen 14:30:31 uur en 14:36:31 uur. Daarna zijn er op 13 november 2018 geen registraties meer in de telefoon van [slachtoffer 1] . Om 14:32:00 uur is de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] in de buurt van de Drebbelstraat in Enschede en tijdens een inkomend gesprek om 14:32:29 uur straalt de telefoon aan op de zendmast aan de Hortensiastraat [nummer 5] in Enschede, welke zendmast op ongeveer 850 meter afstand (hemelsbreed) van de plaats delict is verwijderd. De laatste geregistreerde bewegingen van de stappenteller in de telefoon van [slachtoffer 2] betreffen 49 stappen die zijn gezet tussen 14:32:37 uur en 14:33:56 uur waarbij een afstand van 34,32 meter is afgelegd en een enkele beweging om 14:42:48 uur die door de software op de telefoon niet is geïnterpreteerd als zijnde een stap.
De stappenteller in de telefoon van [slachtoffer 3] heeft als laatste bewegingen 56 stappen geregistreerd die zijn gezet tussen 14:32:41 uur en 14:36:36 uur. De auto waarmee [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vanuit Amsterdam zijn aangekomen, een Fiat Doblo met het kenteken [kenteken 2] , staat geparkeerd op nog geen tien meter afstand van de achterdeur van de plaats delict.
De plaats delict is voorzien van een camerasysteem. Het logbestand van het camerasysteem legt vast dat om 14:44 uur de verbinding met camera 6, oftewel het signaal tussen camera zes en het camerasysteem is verbroken. Een losgetrokken voedingskabel behorend bij dit systeem ligt in het pand op de grond.
Getuige [naam 3] loopt even voor 15:00 uur de plaats delict binnen via de achteringang en ziet binnen bloed en bloedspatten en treft vervolgens [slachtoffer 1] aan, liggend in het bloed op de grond. Nadat hij aan het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geschud, kijkt hij verder in het pand en ziet nog twee slachtoffers liggen. Hierop vlucht [naam 3] naar buiten en rent in de richting van de woning van [slachtoffer 1] . Hij belt zijn vriendin [naam 5] , ook [naam 5] genoemd, die vervolgens de vrouw van [slachtoffer 1] , mevrouw [naam 6] , belt en haar vertelt dat haar man dood is. Om 15:05 uur doet getuige Berfelo de 112 melding, nadat hij door een hevig geëmotioneerde mevrouw [naam 6] is meegenomen naar de achteringang van de plaats delict en hij daar een man in een plas bloed heeft zien liggen.
Het moment van overlijden van de slachtoffers
De rechtbank stelt vast dat de laatste stapbewegingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn geregistreerd op de respectievelijke tijdstippen 14:36:31 uur, 14:33:56 uur en 14:36:36 uur met een enkele beweging van [slachtoffer 2] om 14:42:48 uur en dat de laatste andere tekenen van leven afkomstig zijn van [slachtoffer 2] die om 14:32 uur nog een kort telefoongesprek voert en van [slachtoffer 4] die om 14:32 uur een applicatie op zijn mobiele telefoon afsluit waarna de telefoon wordt vergrendeld. Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het moment van overlijden van de vier slachtoffers is gelegen tussen 14:32 uur en 14:42 uur en dat binnen deze tijdspanne de schietpartij heeft plaatsgevonden.
Naar aanleiding van voornoemde melding bij de politie op 13 november 2018 omstreeks 15:05 uur zijn op verschillende plekken in de growshop aan [adres 2] in Enschede de levenloze lichamen aangetroffen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
- slachtoffers
De lichamen van deze vier slachtoffers zijn voor sectie overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) in Den Haag. Bij sectie op de lichamen wordt het overlijden van zowel [slachtoffer 1] , als [slachtoffer 2] , als [slachtoffer 3] , als [slachtoffer 4] verklaard door schotletsels aan het hoofd.
[slachtoffer 1] is door drie schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven gekomen. Hij heeft een inschotverwonding linksachter op het hoofd (letsel A) waarvan het wondkanaal naar rechts, hoofdwaarts en iets buikwaarts gericht loopt, een inschotverwonding achter het rechteroor (letsel B) waarvan het wondkanaal naar links, voetwaarts en buikwaarts loopt en een inschotverwonding midden op de hals (letsel C) waarvan het wondkanaal rugwaarts en hoofdwaarts loopt. De letsels A en C passen bij kogels van het kaliber .22 en het letsel B past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen. De bevindingen van het onderzoek aan de letsels A en B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel C zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand kleiner is dan tien centimeter, dan wanneer de schootsafstand groter is dan tien centimeter.
[slachtoffer 2] is door twee schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven gekomen. Hij heeft een inschotverwonding links achter zijn oor (letsel A), waarvan het wondkanaal naar rechts, buikwaarts en minimaal hoofdwaarts loopt en een doorschotverwonding boven het linkeroor (letsel B naar C), waarvan het wondkanaal naar rechts, hoofdwaarts en minimaal rugwaarts loopt. Het letsel A past bij een kogel van het kaliber .22 en het letsel B naar C past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen de 25 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 100 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter.
[slachtoffer 3] is door drie schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven gekomen. Hij heeft een inschotverwonding achter het rechteroor (letsel B) , waarvan het wondkanaal naar links, buikwaarts en minimaal voetwaarts loopt, een inschotverwonding iets achter letsel B (letsel F), waarvan het wondkanaal voorwaarts, iets hoofdwaarts en iets naar links loopt en een inschotverwonding op de linkerwang (letsel A), waarvan het wondkanaal naar rechts en hoofdwaarts loopt. De letsels B en F passen bij een kogel van het kaliber .22. Het letsel A past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm.
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 75 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 75 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen de 25 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 100 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel F zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 25 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 25 centimeter.
[slachtoffer 4] is door twee schoten met kogels van twee verschillende kalibers om het leven gekomen. Hij heeft een inschotverwonding op de linkerwang (letsel A), waarvan het wondkanaal rugwaarts, hoofdwaarts en iets naar rechts loopt en een inschotverwonding voor het linkeroor (letsel B), waarvan het wondkanaal naar rechts en iets hoofdwaarts loopt. Het letsel A past bij een kogel van het kaliber 7.65 mm en het letsel B past bij een kogel van het kaliber .22
Door het NFI is onderzoek gedaan aan de letsels om de schootsafstand te kunnen bepalen. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel A zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 25 en 75 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 75 centimeter is. De bevindingen van het onderzoek aan het letsel B zijn waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen de 2,5 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 2,5 centimeter of groter dan 100 centimeter is.
Op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is in totaal tien keer geschoten; zes keer met kogels van het kaliber .22 en vier keer met kogels van het kaliber 7.65 mm.
- onderzoek op de plaats delict
Op de plaats delict is door het team Forensische Opsporing van de politie onderzoek gedaan. In de winkelruimte, de kantoorruimte, de zolderverdieping en de opslagruimte zijn in totaal tien hulzen aangetroffen. Zes hulzen zijn van het kaliber .22 en vier hulzen van het kaliber 7.65 mm. Negen van de tien hulzen zijn voor DNA-onderzoek overgebracht naar The Maastricht Forensic Institute (TMFI).
Op één van de hulzen, namelijk die met het SIN-nummer AAME9537NL, zijn bloedvlekjes aangetroffen. Deze huls lag direct links naast de ingang van het pand, op de vloer van de kantoorruimte. Het verkregen DNA-profiel uit de bloedvlekjes op deze huls matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] . Om de bloedvlekjes heen, is de huls ook bemonsterd. In deze bemonstering is een DNA-mengprofiel aangetroffen waarvan het celmateriaal afkomstig is van minimaal twee donoren. Het is een miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] dan dat de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 1] en een onbekende, niet verwante persoon.
Door het NFI zijn de hulzen aan een vergelijkend onderzoek onderworpen. Dit onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de hulzen zijn verschoten met één vuurwapen. De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker als de hulzen van het kaliber 7.65 mm zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan dat ze zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker als de hulzen van het kaliber .22 Long (Rifle) zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan dat ze zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. Deze vuurwapens zijn een semi-automatisch werkend pistool, kaliber 7,65 mm Browning, van het merk Crvena Zastava model M70 en een semi-automatisch pistool of geweer, kaliber .22 long (Rifle).
Tijdens de doorzoeking van de plaats delict is onder andere een camerasysteem aangetroffen en in beslag genomen. De tijdsinstelling van het systeem liep 49 minuten voor op de werkelijke tijd. Op het camerasysteem waren logbestanden aanwezig die het aanmelden op het systeem vastlegt en bijzonderheden over de aangesloten camera’s. Uit een logbestand bleek dat de verbinding met camera 6 op 13 november om 15:33:33 uur verbroken was. Omgerekend naar de werkelijke tijd is dit 14:44 uur. De kabel van camera 6 is tevens in beslag genomen. De bemonstering van de kabel met SIN-nummer AAKQ0872NL#01 is onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek. Het DNA-mengprofiel van deze bemonstering bevat DNA van minimaal drie personen van wie [slachtoffer 3] , [verdachte] en minimaal één andere persoon de donor kan zijn. Het is ongeveer zesduizend keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen dan dat de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Op de plaats delict zijn nabij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , op de trap naar zolder en bij de kassa en het schapje in het kantoor meerdere (fragmenten van) bloedafdruksporen en schoenafdruksporen aangetroffen, die in/met bloed zijn gezet. In die sporen zijn ten minste drie verschillende schoenzoolprofielen te onderscheiden, te weten – voor zover relevant:
- een profiel dat overeenkomsten vertoont met het profiel van de zolen van schoenen van onder andere het merk Nike (nabij [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en de kassa in het kantoor);
- een profiel dat overeenkomsten vertoont met het profiel van de zolen van schoenen van onder andere het merk Timberland (nabij [slachtoffer 1] , de trap naar zolder, de kassa en nabij het schapje in het kantoor/ de kantine ruimte).
- onderzoek Volkswagen Golf
De Volkswagen Golf met het kenteken [deel kenteken] , die [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] op
13 november 2018 als vervoersmiddel hebben gebruikt, is onderworpen aan een forensisch onderzoek. Tijdens dat onderzoek werd van de binnenzijde van de auto een groot aantal (46 totaal) bloedsporen veiliggesteld. Deze bloedsporen concentreerden zich voornamelijk rechtsvoor en rechtsachter in de auto. Rechtsvoor concentreerden de bloedsporen zich voornamelijk op de binnenzijde van het rechter voorportier, de rugleuning van de passagiersstoel en de vloermat. Rechtsachter concentreerden de bloedsporen zich voornamelijk op de vloer, laag op en onder de achterzijde van de passagiersstoel, de vloermat en op het middengedeelte van de zitting van de achterbank. Een aantal van deze bloedsporen is voor DNA-onderzoek overgebracht naar het NFI. In vier bemonsteringen werd het DNA-profiel van [slachtoffer 1] aangetroffen met een matchkans kleiner dan een op een miljard. In de bemonstering met het SIN-nummer AAKT4899#01 – welk spoor is aangetroffen op de achterzijde van de passagiersstoel links onderin op het opbergvak – is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen, waarvan minimaal één man. Naast het DNA-profiel van [slachtoffer 1] en minimaal één onbekende persoon matcht het DNA-profiel van [medeverdachte 1] met dit DNA-mengprofiel.
In de kofferbak van de Volkswagen Golf werd een zwarte boodschappen trolley aangetroffen. In het grote vak van deze boodschappentrolley lag een zilverkleurige huls van het kaliber .22. Deze huls is voor vergelijkend hulsonderzoek overgedragen aan het NFI. Uit dit onderzoek volgt dat deze huls met één en hetzelfde vuurwapen is verschoten als de hulzen van het kaliber .22 die op de plaats delict zijn aangetroffen (een semi-automatisch pistool of geweer, kaliber .22 long (Rifle).
4.1.3.2 De betrokkenheid van verdachten
Op grond van de inhoud van het dossier, het verhandelde ter zitting en hetgeen hiervoor is uiteengezet stelt de rechtbank het volgende vast.
De kleding en schoenen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte]
Op het Instagram account in gebruik bij [medeverdachte 2] is op 13 november 2018 om 11:21 uur een foto geplaatst van [medeverdachte 2] die in een lift staat. Hij draagt onder andere een groen petje met de klep naar voren gericht, een lichte gele trui, een geelkleurig M&M-tasje en schoenen die overeenkomen met de bij de foto genoemde hashtag #timberland. Met uitzondering van de jas komen de kleding en de schoenen op deze foto overeen met de kleding die [medeverdachte 2] op de camerabeelden bij de flat bij vertrek om 12:58 uur en/of terugkomst om 15:05 uur draagt.
De telefoon van [verdachte] bevat een tweetal rond het middaguur op 13 november 2018 gemaakte foto’s met daarop een afbeelding van een hand met daarin een papier inhoudende de tenaamstelling van de VW Golf met kenteken [deel kenteken] op naam van [verdachte] en tevens zichtbare witte sportschoenen, te weten Nike Air Force 1 low fit. [verdachte] draagt dezelfde schoenen ook op een in deze telefoon aanwezige foto. Deze schoenen zijn, inclusief profiel, eveneens te zien op een filmpje op de telefoon [verdachte] waarin een in de woning van [verdachte] aanwezige schoenen-carrousel wordt gefilmd.
De kleding die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 in ieder geval tussen 12:56 uur en 15:05 uur hebben gedragen betreft de volgende.
[medeverdachte 1] : donkerbruine/rode herenjas, lichtbruine pantalon, lichtkleurige bruine schoenen met witte zoolrand;
[medeverdachte 2] : een groene pet met logo, een donkerblauwe parkajas met capuchon, een lichtbruine/gele trui met opschrift (in elk geval de letters KE), een blauwe spijkerbroek, een geel M&M tasje en lichtbruine/beige halfhoge Timberland schoenen;
[verdachte] : een zwarte Nike pet, een zwarte gladde jas tot over de heupen, een blauwe spijkerbroek en witte lage Nike sportschoenen.
Deze kleding en de betreffende schoenen worden ook zichtbaar door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] gedragen tijdens het bezoek aan de Mc Donald’s diezelfde middag.
Op het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 15:37 uur de flat aan de Deldenerstraat weer verlaten alvorens te vertrekken met de zwarte VW Golf, hebben zij zich verkleed en dragen zij beiden andere kleding dan toen ze om 15:05 uur bij de flat aankwamen. [medeverdachte 1] draagt op het moment van vertrek in zijn rechterhand een ogenschijnlijk geheel gevulde grote weekendtas, wit met horizontale dikke zwarte strepen en paarsrode handvatten. [medeverdachte 2] draagt op dat moment een lichtkleurige bigshopper met een groot rood en meerkleurig hartmotief en iets zwarts.
Volgens [medeverdachte 5] , die destijds in Bavel woonde, heeft [medeverdachte 2] op 13 november 2018 vier grote boodschappentassen bij haar gebracht waar kleding in zat.
Getuige [getuige 4] zet [verdachte] op 13 november 2018 omstreeks 12:30 uur bij de woning van zijn ouders af, terwijl [verdachte] op dat moment zijn eigen kleding draagt, waaronder een broek met een stretchband, witte schoenen, een zwarte Nike-pet en een winterjas. Het is [getuige 4] opgevallen dat op het moment dat zij [verdachte] later op die 13e november 2018 (om 17:12 uur) weer ophaalt bij zijn ouders, [verdachte] een geel trainingspak en schoenen van [medeverdachte 1] draagt. De kleding die [verdachte] eerder die dag droeg, heeft [getuige 4] niet meer aangetroffen.
In de Volkswagen Golf [deel kenteken] is later een zwart petje gevonden, gelijkend op de zwarte pet die [verdachte] droeg. Van de door verdachten die dag gedragen kleding is, buiten voornoemd petje en het M&M-tasje, welk tasje bij doorzoeking van de woning aan de Deldenerstraat [nummer 2] in een prullenbak op de badkamer werd aangetroffen, verder niets aangetroffen bij de doorzoekingen en aanhoudingen van verdachten.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 13 november 2018 geen Timberlandschoenen, maar schoenen van het merk Nike droeg. Op een eerder moment verklaarde [medeverdachte 2] overigens dat hij die dag Timberlandschoenen droeg, maar daar is hij vrijwel meteen op teruggekomen. De verklaring van [medeverdachte 2] over het dragen van Nike schoenen vindt zijn weerlegging niet alleen in hetgeen hiervoor is vastgesteld, maar ook in de camerabeelden van de [restaurant] en de op die dag op Instagram geplaatste zogenoemde ‘selfie’ die [medeverdachte 2] heeft gemaakt in een lift, op welke beelden [medeverdachte 2] telkens duidelijk met beige/lichtbruin gekleurde Timberlandschoenen zichtbaar is. Voor de rechtbank staat aldus vast dat [medeverdachte 2] op
13 november 2018 tot in ieder geval 15:05 uur beigekleurige schoenen van het merk Timberland heeft gedragen. Het profiel van de zool van deze door [medeverdachte 2] gedragen Timberland schoenen, komt ogenschijnlijk overeen met de op de plaats delict aangetroffen schoensporen: het grove 21-delige blokprofiel onder de neus van de voet, het 13-delige blokprofiel onder de hak én hetzelfde aantal kruizen of sterren in het midden van de zolen, namelijk twee sterren onder de hak en zeven sterren onder de bal van de voet. Ook de schoenmaat van [medeverdachte 2] , maat 40, komt overeen met de maat van het schoenspoor op de plaats delict. Het profiel van de zool van de Nike schoenen die [verdachte] droeg, komt ogenschijnlijk overeen met een op de plaats delict aangetroffen schoenspoor. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat deze op de plaats delict aangetroffen schoensporen afkomstig zijn van de op die dag door [medeverdachte 2] en [verdachte] gedragen schoenen, welke vaststelling ook ondersteund wordt door het niet aantreffen van deze schoenen bij de doorzoekingen, terwijl ook [getuige 4] heeft verklaard dat ze de schoenen van [verdachte] niet meer heeft gezien.
De Volkswagen Golf met kenteken [deel kenteken]
De auto met het kenteken [deel kenteken] betreft een zwarte Volkswagen Golf die op
13 november 2018 op naam is gezet van [verdachte] . In de periode van 8 november 2018 tot 13 november 2018 stond deze auto op naam van [medeverdachte 1] . Voorafgaand aan
8 november 2018 stond de auto in de handelsvoorraad van garagebedrijf Kaya in Rijssen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in feite de eigenaar van de zwarte VW Golf met kenteken [deel kenteken] is en dat hij de auto voornamelijk gebruikt. Buiten zijn vader [medeverdachte 1] die de auto af en toe gebruikt, rijdt er verder niemand in de auto. [medeverdachte 2] heeft de auto aan niemand uitgeleend. Voorts heeft hij verklaard dat hij de middag van 13 november 2018 samen met zijn vader [medeverdachte 1] en zijn broer [verdachte] in zijn VW Golf naar een woonwinkel en naar de [restaurant] in Enschede is gereden.
De zwarte VW Golf met kenteken [deel kenteken] betreft een zwarte vierdeurs 1.6 hatchback Blue Motion Diesel. Alle vier wielen hebben in een rode kleur overgespoten of overgeschilderde remklauwen, inclusief de remblokken. De achterste zijruiten en achterruit van deze VW Golf zijn donker getint en de auto heeft grote 18 inch lichtmetalen 5-dubbelspaaksvelgen, zijnde originele velgen van het merk AUDI bestemd voor het type A3, met extreem platte banden. De kleur, het merk, type en model auto, de niet origineel lichtmetalen velgen en de specifiek – niet standaard – rood gekleurde remonderdelen, vormen samen een unieke combinatie van de zwarte Volkswagen Golf met het kenteken [deel kenteken] . Qua detail en uitvoering zorgen de hierboven genoemde details ervoor dat er niet snel een tweede soortgelijke 4-deurs Volkswagen Golf hatchback zal zijn. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat, op dinsdag 13 november 2018 in het begin van de middag rond het tijdstip van plegen van het delict, een soortgelijke auto met bovengenoemde opvallende kenmerken zich bevond in de directe omgeving van de plaats delict.
Een VW Golf met kenmerken die overeenkomen met de hiervoor beschreven kenmerken van de VW Golf met kenteken [deel kenteken] is, zoals hiervoor in de tijdlijn is uiteengezet, op verschillende tijdstippen tussen 13:17 uur en 14:48 uur te zien op camera’s geplaatst bij woningen aan onder meer de Oliemolensingel, de Lage Bothofstraat en de Lipperkerkstraat in Enschede, waarbij voornoemde auto tweemaal rijdt in de richting van de plaats delict en tweemaal komt uit de richting van de plaats delict. De camerapositie aan de Lipperkerkstraat ligt op ongeveer 1 minuut rijden van de plaats delict.
Na beeldverbetering van camerabeelden van de Lipperkerkstraat is gebleken dat de VW Golf op deze camerabeelden het kenteken [deel kenteken] heeft. Op twee van de vier tijdstippen, te weten 13:30 uur en 13:45 uur was het kenteken na opwaarderen volledig leesbaar. Op het tijdstip 13:18 uur was de eerste lettercombinatie niet zichtbaar. Op de beelden gemaakt aan de Lage Bothofstraat om 13:33 uur en 14:16 uur is ook de specifieke rode remklauw te zien en op laatstgenoemd tijdstip zijn ook de twee petjes van de inzittenden voorin in de auto te zien, terwijl op beelden aan de Lipperkerkstraat om 14:45 uur te zien is dat de bestuurder een geel kledingstuk met witte opdruk draagt. Hiervoor is reeds vastgesteld dat [medeverdachte 2] die dag onder meer een petje en een gele trui met witte opdruk droeg en dat ook [verdachte] die dag een pet droeg.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de zwarte VW Golf, die zichtbaar is op de in de onmiddellijke nabijheid van de plaats delict gemaakte voornoemde camerabeelden, de VW Golf met kenteken [deel kenteken] betreft die in bezit en in gebruik was bij [medeverdachte 2] en tevens de auto betreft waarmee [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zich op
13 november 2018 tussen 12:56 uur en 15:05 uur voortdurend gezamenlijk hebben verplaatst vanaf de parkeerplaats behorend bij de flat aan de Deldenerstraat [nummer 6] in Hengelo naar Enschede en weer terug.
De telefoongegevens van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte]
Uit analyse van de verstrekte historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon, een Iphone 6, die op naam staat van [medeverdachte 2] , Deldenerstraat [nummer 2] te Hengelo(O), blijkt onder andere dat op 13 november 2018 tussen 13:03 uur en 15:22 uur slechts dataverkeer werd geregistreerd op de zendmast Mitchamplein [nummer 7] te Hengelo. De woning van [medeverdachte 2] valt binnen het bereik van deze zendmast. Uit de zendmastgegevens blijkt voorts dat na 15:22 uur een reisbeweging wordt gemaakt vanuit Hengelo via Enter, Rijssen, Markelo, Loenen, Bavel, Sprundel naar Sint Willebrord. Uit tactisch onderzoek in de data van de mobiele telefoon blijkt dat op 13 november 2018 om 15:13 uur door [medeverdachte 2] via een WhatsApp gesprek wordt gebeld naar [medeverdachte 5] .
De telefoon die in gebruik is bij [verdachte] , staat op naam van [medeverdachte 1] . Uit analyse van de verstrekte historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer blijkt dat op
13 november 2018 tussen 01:00 uur en 06:19 uur gebruik gemaakt wordt van zendmasten in Nijverdal, vervolgens om 07:12 uur van een zendmast in Almelo en van 11:35 uur tot 18:40 uur van zendmasten in Hengelo. Van 20:40 uur tot 22:40 uur wordt weer gebruik gemaakt van zendmasten in Nijverdal, de woonplaats van [verdachte] .
Van het telefoonnummer dat in gebruik is bij [medeverdachte 1] zijn op 13 november 2018 geen gegevens geregistreerd.
Uit het voorgaande in combinatie met de camerabeelden bij de woonboulevard in Enschede, waaruit blijkt dat verdachten – zoals [medeverdachte 2] ook verklaart – op 13 november 2018 ’s middags in Enschede zijn geweest, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hun telefoon die middag in Enschede niet bij zich hadden of uitgezet hadden.
De aanwezigheid van de verdachten op de plaats delict
Naast het feit dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zich in de middag van 13 november 2018 steeds gezamenlijk hebben verplaatst met de VW Golf met kenteken [deel kenteken] , stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] tussen 12:56 uur en 15:05 uur voortdurend in elkaars gezelschap zijn geweest, ook op de plaats delict. Dit leidt de rechtbank af uit hetgeen hiervoor is overwogen en uit het volgende.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] rijden na hun gezamenlijk vertrek uit Hengelo, met de VW Golf om ongeveer 13:18 uur de eerste keer die dag in Enschede over de Lipperkerkstraat in de richting van de Snelliusstraat. De plaats delict bevindt zich op de hoek van de Van Leeuwenhoekstraat met de Snelliusstraat. Door getuige [getuige 1] die omstreeks 13:28 uur bij het pand arriveert, worden drie mannen in het pand gezien, die op dat moment het pand verlaten. Zeer kort daarna om 13:30 uur komt de VW Golf van [medeverdachte 2] uit de richting van de plaats delict weer over de Lipperkerkstraat rijden. De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan dan dat het de drie verdachten zijn geweest die door getuige [getuige 1] zijn gezien bij hun vertrek omstreeks 13:28 uur uit de growshop. Na een gezamenlijk bezoek aan een woonwinkel en aan de [restaurant] rijden de verdachten in de zwarte VW Golf om 14:17 uur opnieuw via de Lipperkerkstraat naar de plaats delict. Tussen 14:17 uur en 14:45 uur is de zwarte Volkswagen Golf niet vastgelegd op camerabeelden in de omgeving van de plaats delict. Hierboven heeft de rechtbank al vastgesteld dat het moment van overlijden van de vier slachtoffers is gelegen tussen 14:32 uur en 14:42 uur en dat binnen deze tijdspanne de schietpartij heeft plaatsgevonden. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachten tussen voornoemde tijdstippen op de plaats delict aanwezig waren. Naast voornoemde camerabeelden vormt ook het forensisch sporenbeeld op de plaats delict een onderbouwing voor de vaststelling dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op de plaats delict in elkaars gezelschap zijn geweest. Zo is er op de plaats delict een huls aangetroffen met DNA dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] . Ook zijn er schoenafdrukken in bloed aangetroffen die ogenschijnlijk overeen komen met de profielen van de door [medeverdachte 2] en [verdachte] respectievelijk gedragen Timberland en Nike schoenen. Tevens is de verbinding van het camerasysteem op de plaats delict om 14:44 uur verbroken en is een losgetrokken voedingskabel aangetroffen met daarop DNA waarvan [verdachte] met grote waarschijnlijkheid de donor is. Daarnaast zijn er in de VW Golf waarin verdachten zich die dag verplaatsten, onder meer rechtsachter, op de plaats waar [medeverdachte 1] die middag in de auto heeft gezeten, op de achterzijde van de passagiersstoel bloedsporen aangetroffen met een mengprofiel dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] en van [medeverdachte 1] . Dat [medeverdachte 1] op de plaats delict is geweest, leidt de rechtbank af uit het bloed van het slachtoffer [slachtoffer 1] dat achterin de auto op de vloermat, aan de zijde waar [medeverdachte 1] zat, is aangetroffen. Bloed van dit slachtoffer is op meerdere plekken in de auto aangetroffen, ook op de plek waar [verdachte] zat. Opvallend is dat de hoeveelheid bloed op de vloermat groter was dan de hoeveelheid bloed aangetroffen op andere plaatsen. Tactisch kan dit verklaard worden doordat door [medeverdachte 1] bloed onder de schoenzolen is meegenomen van de plaats delict naar de auto. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoeveelheid aangetroffen bloedsporen op verschillende plekken in de auto alleen verklaarbaar door aanwezigheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] op de plaats delict tijdens het schietincident.
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat zowel [medeverdachte 1] , als [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 tussen 14:30 uur en 14:45 uur aanwezig waren op de plaats delict in het pand aan [adres 2] in Enschede, op het moment dat de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn doodgeschoten.
Dat de verdachten vertrouwd zijn met vuurwapens staat niet ter discussie. Zoals hierna onder 4.2 overwogen hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 7 november 2018, nog geen week voor de schietpartij aan de Van Leeuwenhoekstraat, in het bedrijf van [naam 32] meerdere mensen onder bedreiging van vuurwapens van hun vrijheid beroofd gehouden en geld weggenomen, waarbij zij beiden een wapen hebben gehanteerd. [medeverdachte 1] heeft daadwerkelijk twee keer gevuurd met het wapen. Dit was een wapen met hetzelfde kaliber (.22 long Rifle) als één van de wapens die gebruikt is bij de schietpartij aan de Van Leeuwenhoekstraat. Op 7 november 2018 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dus al laten zien dat zij de beschikking hadden over meerdere vuurwapens en dat zij het gebruik van vuurwapens niet schuwen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dit op 13 november 2018 dus ook van elkaar. Ook [verdachte] was bekend met vuurwapenbezit. Onder [verdachte] is een vuurwapen in beslag genomen, dat werd aangetroffen in de schuur bij zijn woning. Het wapen zat in een tablettasje. Uit een tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarin door hen wordt gesproken over het meenemen van het bewuste tablettasje, blijkt dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van het feit dat [verdachte] beschikte over een vuurwapen. Dit wordt ook ondersteund door het bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de keuken aantreffen van een alarmpistool, een doosje knalpatronen, een .22 huls en een kistje met een schoonmaakset voor vuurwapens. Daarnaast zijn in het door [medeverdachte 2] op 13 november 2018 gedragen M&M-tasje, bij forensisch onderzoek aan de binnenzijde van het tasje, schotresten aangetroffen. Voor [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] was het bezit van vuurwapens derhalve niet vreemd.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de vuurwapens waarmee de slachtoffers zijn gedood al in het pand aan de Van Leeuwenhoekstraat aanwezig waren, vindt dit geen steun in het dossier. Het gespeculeer op dit punt van een enkele getuige is daartoe volstrekt onvoldoende. Forensisch is voor deze stelling ook geen enkele onderbouwing te vinden: sporen van een worsteling op de plaats delict waarbij de wapens van de slachtoffers zijn afgepakt en vervolgens tegen hen zijn gebruikt, zijn niet aangetroffen.
Zoals hierboven op grond van de camerabeelden, het forensisch sporenbeeld op de plaats delict en in de VW Golf reeds is vastgesteld, waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ten tijde van het overlijden van de vier slachtoffers op de plaats delict aanwezig. Het dossier bevat geen aanknopingspunten die wijzen op de aanwezigheid van andere personen dan de verdachten en slachtoffers in het pand op dat moment. Alle vier de slachtoffers zijn ten gevolge van vuurwapengeweld overleden. De tijdstippen van overlijden zijn gelegen tussen 14:32 uur en 14:44 uur. Voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat het [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] geweest zijn die de vuurwapens hebben meegenomen naar de plaats delict en dat met deze wapens de vier slachtoffers zijn doodgeschoten.
Conclusie van de rechtbank over de betrokkenheid van verdachten
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ten tijde van het overlijden van de vier slachtoffers op de plaats delict aanwezig zijn geweest en dat zij de vuurwapens, waarmee de slachtoffers zijn doodgeschoten, hebben meegenomen naar de plaats delict.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht (vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905). De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van verdachten het medeplegen bewezen verklaard dient te worden. Gelet op ieders aandeel vóór, tijdens en ná de schietpartij is er sprake geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking, dat van medeplegen gesproken kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hiervoor is reeds vastgesteld dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 een groot deel van de middag samen op pad zijn geweest, daarbij voortdurend in elkaars gezelschap verkerend. Ze zijn in de vroege middag, met de zwarte VW Golf van [medeverdachte 2] , gezamenlijk vertrokken vanuit de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en hebben die middag meerdere bestemmingen samen aangedaan, waaronder een meubelboulevard en de [restaurant] . Zij zijn die middag tweemaal met de auto naar de growshop aan [adres 2] gegaan. De eerste keer kort voor half twee. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat op camerabeelden voornoemde VW Golf te zien is rijdende in de richting van de plaats delict, de verklaring van getuige [getuige 1] die rond die tijd drie mannen uit de kantoorruimte van het pand aan de Van Leeuwenhoekstraat heeft zien komen en uit het feit dat de auto kort daarna weer is gezien, komend vanuit de richting van de plaats delict. De tweede keer rijdt de VW Golf rond 14:20 uur in de richting van de plaats delict, waarna de VW Golf om ongeveer 14:45 uur wederom wordt vastgelegd op camera, komende vanuit de richting van de plaats delict. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn rond 15:05 uur weer op de parkeerplaats bij de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Hengelo gearriveerd. Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] die middag tweemaal met de VW Golf in de onmiddellijke nabijheid van de plaats delict zijn geweest, waarbij de tweede keer tussen ongeveer 14:20 uur en 14:45 uur was.
Op grond van de camerabeelden, het forensisch sporenbeeld op de plaats delict en het onderzoek in de VW Golf, zoals hiervoor in en onder de tijdlijn reeds is vastgesteld, staat vast dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] die middag tussen 14:20 uur en 14:45 uur alle drie gezamenlijk op de plaats delict zijn geweest en dat met de meegebrachte vuurwapens de slachtoffers zijn doodgeschoten. Van (zeer) korte afstand is meermalen op elk van de slachtoffers geschoten met twee verschillende vuurwapens. De slachtoffers zijn allen geraakt in het hoofd. Negen van de in totaal tien schoten waren direct dodelijk en er is niet misgeschoten. De slachtoffers zijn bovendien op verschillende locaties in het pand aangetroffen, steeds op enkele meters afstand van elkaar. De rechtbank leidt hieruit af dat minimaal twee van de drie verdachten feitelijk hebben geschoten. Het scenario dat enkel één van hen geschoten zou hebben, zou er zo uitzien dat één van de verdachten twee wapens van verschillend kaliber in zijn handen zou hebben gehad en daarmee vier slachtoffers met elk één of in sommige gevallen twee, kogels uit de twee wapens in het hoofd heeft geschoten. Dit laat zich nauwelijks voorstellen. Niet alleen vraagt dit een uitzonderlijke beheersing van vuurwapens onder zeer stresserende omstandigheden waarbij in elk geval één vuurwapen gehanteerd moet worden met de niet voorkeurshand, maar ook valt niet in te zien waarom twee wapens gelijktijdig gehanteerd zouden worden door één persoon, wanneer beide wapens afzonderlijk net zo doeltreffend waren. Bovendien zou dit scenario tijd hebben gegeven aan de slachtoffers om zich verder in de ruimte te verspreiden en mogelijk zelfs te ontkomen. Het doodschieten door één persoon van vier slachtoffers neemt immers meer tijd dan wanneer meer personen dit samen doen.
Als, zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, minimaal twee van de drie verdachten geschoten hebben, bestaat – naast de mogelijkheid dat alle drie de verdachten geschoten hebben – ook de mogelijkheid dat één verdachte niet geschoten heeft. Dat roept de vraag op of degene die niet heeft geschoten wel als medepleger is aan te merken. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat alle drie de verdachten in het pand zijn geweest ten tijde van het schietincident. De situatie aangetroffen op de plaats delict, wijst op een actieve bemoeienis van meerdere personen. Immers, in een tijdsbestek van ongeveer 12 minuten zijn verspreid door het pand vier slachtoffers om het leven gebracht. Dit gebeurde zeer trefzeker en op een wijze die zich alleen laat beschrijven als een zeer koelbloedige executie. In datzelfde tijdsbestek zijn in elk geval [medeverdachte 2] en [verdachte] door het pand gelopen, getuige de schoensporen in bloed gezet van [medeverdachte 2] en [verdachte] rondom de slachtoffers, op de trap naar de zolder en elders in het pand, is er – getuige het bloed van het slachtoffer [slachtoffer 1] in de binnenzak van de jas van [slachtoffer 2] – door iemand met bloed van [slachtoffer 1] aan zijn handen in de binnenzak van de jas van [slachtoffer 2] gezocht en is de kabel van een camera losgetrokken. Het kan niet anders dan dat verdachten hierover afstemming hebben gezocht en (stilzwijgende) afspraken hebben gemaakt.
Bovendien blijkt uit niets dat tijdens voornoemde handelingen of daarna één van de verdachten heeft ingegrepen of geprobeerd heeft zich te onttrekken aan de situatie. De schutters zijn niet tegengehouden: er zijn geen overlevenden en sporen van een worsteling teneinde het schieten te belemmeren zijn niet aangetroffen. Het gedrag van de drie verdachten na afloop van de schietpartij onderstreept de samenwerking en past niet bij het beeld dat één van de drie werd verrast door gedrag van de anderen. De plaats delict wordt gezamenlijk verlaten, men vertrekt in het voertuig waarmee zij ook zijn gearriveerd. Thuisgekomen kleden zij zich om en ontdoen zij zich van de gedragen kleding. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dan over een relatief grote hoeveelheid geld beschikken, kan blijken uit het feit dat zij later die middag, slechts korte tijd na de schietpartij, een huurachterstand betalen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vertrekken vervolgens samen met de vriendin van [medeverdachte 2] naar Bavel. Daarbij geven zij op verschillende momenten geld uit en hebben zij, aangekomen in Brabant, contacten over wapens.
Gelet op de aanwezigheid van de verdachten op de plaats delict, de intensiteit van de samenwerking die afstemming en (stilzwijgende) afspraken vereist, de wijze van uitvoering van de strafbare feiten, het handelen van verdachten na het delict, alsmede het zich niet terugtrekken of zich niet distantiëren, is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van elk van de verdachten aan het delict van voldoende gewicht is om medeplegen te kunnen bewijzen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Voor bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit is voorts vereist dat verdachten opzet hadden op de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De vraag die in dit verband voorligt, is of verdachten hebben gehandeld met (boos) opzet dan wel met voorwaardelijk opzet.
De slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn alle vier door vuurwapengeweld om het leven gebracht. Alle slachtoffers zijn met twee of drie kogels uit twee verschillende wapens van (zeer) korte afstand gericht in het hoofd geraakt. Negen van de in totaal tien schoten waren direct dodelijk en er is niet misgeschoten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] daadwerkelijk de bedoeling hadden om de slachtoffers dodelijk te raken.
Op grond van hetgeen hiervoor is uiteengezet concludeert de rechtbank dat het opzet van verdachten was gericht op de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
4.1.3.5 Voorbedachte raad
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, betekent niet zonder meer dat sprake is van voorbedachte raad.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dit is het door de rechtbank te hanteren toetsingskader.
De rechtbank overweegt – samengevat – dat zij wat betreft het bewijs van het bestanddeel “met voorbedachten rade” veel gewicht toekent aan de wijze waarop de vier slachtoffers zijn doodgeschoten. Daar komt bij dat geenszins is komen vast te staan dat gehandeld is in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Reeds hieruit volgt het bewijs voor handelen met voorbedachten rade bij het van het leven beroven van alle vier de slachtoffers.
Uit het onderzoek volgt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 tweemaal naar het pand aan [adres 2] zijn gegaan en dat [slachtoffer 1] na of tijdens het eerste bezoek van verdachten met [slachtoffer 2] heeft gebeld die vervolgens samen met [slachtoffer 3] naar genoemd pand is gereden, alwaar zij omstreeks 14:32 uur arriveerden. Voorts is hiervoor reeds vastgesteld dat de slachtoffers tussen 14:32 uur en 14:44 uur zijn overleden. Van (zeer) korte afstand is meermalen op elk van de slachtoffers geschoten met twee verschillende vuurwapens. Er is gericht geschoten op het hoofd. Negen van de in totaal tien schoten waren direct dodelijk en er is niet misgeschoten. De slachtoffers zijn bovendien op verschillende locaties in het pand aangetroffen, steeds op enkele meters afstand van elkaar. Dit kille en koelbloedige handelen in een tijdsbestek dat voldoende ruimte laat voor het nadenken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daden en zich daarvan rekenschap te geven, rechtvaardigt op zichzelf reeds de conclusie dat verdachten met voorbedachten rade hebben gehandeld bij het om het leven brengen van alle vier de slachtoffers.
Daar komt bij dat het onderzoek geen feiten en omstandigheden heeft opgeleverd die wijzen op handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Zo laat het aangetroffen sporenbeeld geen ruimte voor een worsteling in het pand, is van een motief waaruit een hevige gemoedsbeweging verklaard zou kunnen worden niet gebleken en zijn de gedragingen van verdachten, welke gedragingen neerkomen op “overgaan tot de orde van de dag” na het om het leven brengen van de slachtoffers, ook niet passend bij handelen vanuit een hevige gemoedsbeweging. De rechtbank kent in dit verband ook betekenis toe aan het feit dat verdachten niets verklaard hebben over een ogenblikkelijke gemoedsopwelling in welke vorm dan ook, maar zich beroepen hebben op het zwijgrecht.
Al het voorgaande voert tot de bewijsconclusie dat bewezen is dat alle vier de slachtoffers met voorbedachten rade van het leven zijn beroofd.
Bij de waardering van de overtuigende kracht van de bewijsmiddelen acht de rechtbank tevens van belang dat verdachten wat betreft hun handelingen tussen 12:58 uur (tijdstip vertrek vanaf parkeerplaats aan de Deldenerstraat [nummer 2] ) niet (volledig) hebben verklaard, dan wel zich hebben beroepen op het zwijgrecht. Meer specifiek hebben verdachten zich beroepen op het zwijgrecht wat betreft hun handelingen tussen 14:09 uur (tijdstip vertrek [restaurant] aan het Woonplein in Enschede) en 15:05 uur (tijdstip aankomst parkeerplaats aan de Deldenerstraat [nummer 2] ). Alhoewel herhaaldelijk daartoe uitgenodigd en geconfronteerd met een opeenstapeling aan belastende onderzoeksresultaten die dringend vragen om een verklaring van verdachten, hebben zij er consequent voor gekozen gebruik te blijven maken van het zwijgrecht. De verdediging heeft aangevoerd dat het gebruik maken van het zwijg- en verschoningsrecht is ingegeven door de wens geen gapend gat te slaan in de familiaire verhoudingen. Deze stellingname vindt de rechtbank onbegrijpelijk tegen de achtergrond van de ernst van de verdenking en de door de officier van justitie geëiste straf.
Het recht om te zwijgen komt de verdachte toe, gelet op het fair hearing-beginsel van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 lid 3, sub g van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet tot het bewijs bijdragen. Volgens bestendige jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad brengt dat echter niet mee dat de rechter, indien de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken. Gevolgtrekkingen uit het stilzwijgen van een verdachte over een omstandigheid waar juist de verdachte een specifieke toelichting op kan geven, kunnen slechts dan worden getrokken indien de zaak bewijsbaar is zonder hierbij rekening te houden met het zwijgen van verdachte. Er dient aldus sprake te zijn van een ‘prima facie’ zaak.
Verdachten hebben er heel bewust voor gekozen om voor de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van de aan verdachten tenlastegelegde feiten, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven.
De rechtbank is van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van een ‘prima facie’ zaak als hiervoor bedoeld, zodat aan het zwijgen gevolgen mogen worden verbonden wat betreft het bewijs. De rechtbank betrekt het zwijgen van verdachten in die zin in haar oordeel dat het de rechtbank sterkt in de overtuiging dat verdachten het tenlastegelegde hebben begaan.
4.1.3.7 De conclusie ten aanzien van feit 1 (primair in de eerste, tweede, derde en vierde plaats)
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 13 november 2018 tezamen en in vereniging de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven hebben beroofd.