ECLI:NL:RBOVE:2020:3658

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
08.063069.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte wegens bedreiging met de dood en zware mishandeling

Op 5 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit Deventer, die meerdere bedreigende berichten had gestuurd naar zijn toenmalige partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een relatie met aantrekken en afstoten, waarbij de vrouw vooral in angst leefde voor de man. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met de dood en zware mishandeling, gepleegd op 10 september en 28 oktober 2019. De rechtbank oordeelde dat de bedreigende teksten, verzonden via WhatsApp en SMS, voldoende waren om bij de vrouw redelijke vrees te doen ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel of de dood.

Tijdens de zittingen op 16 juni, 18 augustus en 22 oktober 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.R. Maarsingh, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de justitiële documentatie van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de maatregel noodzakelijk was voor de veiligheid van de samenleving en om de recidive te verminderen.

De benadeelde partij, de vrouw, had een schadevergoeding van € 15.000,- geëist, maar de rechtbank verklaarde haar niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 285 Sr en 38m Sr, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.063069.20 (P)
Datum vonnis: 5 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende: P.I. Arnhem, Ir. Molsweg 5, Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 juni 2020, 18 augustus 2020 en 22 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
10 september 2019 en 28 oktober 2019 [slachtoffer] heeft bedreigd door middel van het versturen van tekstberichten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 september 2019 en/of 28 oktober 2019, althans op één of meer tijdstippen in de periode van 01 september 2019 tot 30 oktober 2019 in de gemeente Raalte, althans in Nederland
[slachtoffer] meermalen, althans éénmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] via Whatsapp en/of SMS dreigend berichten te sturen met de teksten of woorden: "Als je nog een keer zo behandelt, snij ik je strot eraf" en/of “klaar dikke kankerhoer dat je bent, vies agterbaks denk je dat je hebt gered, nu gaat jou ellende beginnen” en/of "ik bel je nu laatste keer, anders kom ik Raalte, trap huis, jou pape broer, moeder, ex en je neuker, veilig ben je niet meer, geloof me, laat me niet zo behandelen",
althans telkens teksten of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde. Er is bij aangeefster geen vrees ontstaan voor een volgende confrontatie met verdachte, hetgeen blijkens de jurisprudentie [1] noodzakelijk is voor een veroordeling voor bedreiging. Aangeefster zoekt juist zelf telkens weer contact met verdachte en hoefde niet bang voor hem te zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, dan wel dat zij het leven zou kunnen verliezen. [2]
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals hierna opgenomen in de bijlage, leidt de rechtbank af dat de bedreigende tekstberichten die door verdachte zijn verstuurd van dien aard waren dat bij aangeefster [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij bij een volgende confrontatie met verdachte daadwerkelijk zou worden mishandeld en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen of het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
Verdachte heeft meerdere bedreigende berichten gestuurd aan aangeefster, waarin onder meer staat dat hij
haar strot eraf gaat snijden, dat
haar ellende gaat beginnenen dat
zij niet meer veilig isen
dat zij dat weet.
Afgezien van het feit dat een uitlating als ‘ik ga je strot eraf snijden’ naar zijn aard al als een bedreiging kan worden aangemerkt, heeft aangeefster ook verklaard dat zij gedurende een lange periode heel erg bang is geweest voor verdachte.
De rechtbank leidt uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij bekent dat hij de berichten heeft verstuurd, dat hij die bewoordingen niet had moeten gebruiken, maar vol emoties zat, in samenhang met de inhoud van de berichten en de verklaring van aangeefster, af dat verdachte een agressieprobleem heeft en zijn emoties niet altijd onder controle heeft.
In de berichten schrijft verdachte
dat hij anders naar Raalte komt, veilig ben je niet meer,dat
hij zich niet zo laat behandelenen
zij dat weet. Wat verdachte daar precies mee bedoelt, is niet duidelijk, maar door te schrijven ‘dat zij dat weet’ verwijst verdachte zelf naar incidenten die kennelijk eerder in de relatie tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden.
Dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat bij een volgende confrontatie met verdachte zij daadwerkelijk zou kunnen worden mishandeld en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen of het leven zou kunnen verliezen, kan daarmee worden vastgesteld.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 september 2019 en 28 oktober 2019, in de gemeente Raalte, [slachtoffer] meermalen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] via Whatsapp of SMS dreigend berichten te sturen met de teksten of woorden: "Als je nog een keer zo behandelt, snij ik je strot eraf" en “klaar dikke kankerhoer dat je bent, vies agterbaks denk je dat je hebt gered, nu gaat jou ellende beginnen” en "ik bel je nu laatste keer, anders kom ik Raalte, trap huis, jou pape broer, moeder, ex en je neuker, veilig ben je niet meer, geloof me, laat me niet zo behandelen".

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 183 dagen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman gepleit tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van hooguit één maand, zodat verdachte behandeld kan worden voor zijn verslavingsproblematiek.
Tot slot heeft de raadsman verzocht bij eventuele oplegging van de ISD-maatregel de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft meermalen tekstberichten met bedreigende bewoordingen aan aangeefster verstuurd. Zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard dat sprake was van een relatie met aantrekken en afstoten, maar aangeefster heeft veelal in angst voor verdachte geleefd.
Verdachte heeft een forse justitiële documentatie. Hij is onder meer:
  • op 20 december 2018 veroordeeld voor onder meer uitgaansgeweld, mishandelingen, bedreigingen en vernieling tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk en 180 uren taakstraf,
  • op 31 januari 2018 veroordeeld wegens handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan 12 dagen voorwaardelijk en
  • op 27 november 2015 veroordeeld wegens meerdere gekwalificeerde diefstallen tot
1 week gevangenisstraf voorwaardelijk en een taakstraf van 30 uren.
Tactus Verslavingszorg heeft in het reclasseringsadvies van 15 juli 2020 aangegeven dat de ISD-maatregel noodzakelijk zal zijn om voor de langere termijn te komen tot structurele gedragsverandering bij verdachte en om een stabiel leven op te kunnen bouwen.
Er is sprake van langdurige justitiële contacten en de zorgmijdende houding van verdachte en zijn (verslavings)problematiek zijn naar alle waarschijnlijkheid delict gerelateerd. Tactus geeft aan dat verdachte de afgelopen jaren contacten met zowel de reclassering als de hulpverlening heeft afgehouden. Hiermee heeft verdachte geen verantwoordelijkheid getoond voor zijn delictgedrag en de problematiek is blijven bestaan.
Binnen de ISD-maatregel kan ingezet worden op persoonlijkheidsonderzoek, behandeling en resocialisatie. Het kader van een ISD-maatregel is noodzakelijk om in te kunnen grijpen in het hoge recidiverisico.
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de ISD-maatregel dient te worden opgelegd.
Aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m Sr, is voldaan. Zoals hiervoor omschreven heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vele delicten. Ernstige strafbare feiten waar aangeefster bij betrokken was, maar ook andere misdrijven. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Oplegging van de maatregel is vereist voor de veiligheid van personen en goederen. Door de maatregel zal de recidive en daarmee de overlast beëindigd worden en de maatschappij worden beveiligd. Daarnaast strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan het oplossen van de verslavingsproblematiek van verdachte.
Er is sprake van langdurige (verslavings)problematiek en delictgedrag. Verdachte heeft geen hulpvraag, externaliseert en blijft erbij, ook ter zitting, dat zijn verslaving niet voor problemen zorgt. Verdachte zal gemotiveerd moeten raken om zijn leven beter op de rit te krijgen. Hij heeft verklaard dat hij tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis hard heeft gewerkt om zijn leven te stabiliseren. Dat is positief en zal ook binnen de ISD-maatregel verder vorm gegeven kunnen worden. Verdachte dient echter juist ook aan zichzelf te werken en zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. De behandeling zal tijd nodig hebben en ook het verder opbouwen van een stabiele leefomgeving vergt tijd. De ISD-maatregel bevat meerdere fases, waarbij maatwerk kan worden geleverd afhankelijk van de ontwikkelingen rond het gedrag van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, zeker nu verdachte tot nu toe nergens aan mee heeft willen werken en er nog veel voor nodig zal zijn om verdachte goed in beeld te krijgen, de maatregel alleen effectief zal zijn als deze wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, dit zonder aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 15.000,- [vijftienduizend euro] wegens immateriële schade en affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij gevorderde schade betrekking heeft op meer verwijten dan die zijn bewezenverklaard, alsmede op een veel langere periode.
Welk deel van de gevorderde immateriële- en affectieschade betrekking heeft op het bewezenverklaarde feit is onvoldoende komen vast te staan, omdat dat onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
schadevergoeding
- bepaalt dat de
benadeelde partij [slachtoffer]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. toe Laer, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2020.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2019273506, ON1R019109 / LEICESTER d.d. 14 april 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 1 oktober:
(pag. 11) [verdachte] heeft ernstige bedreigingen met de dood geuit en feitelijk geweld gepleegd tegen mij, zoals het mij slaan en aan de haren trekken en op de grond duwen.
Door de diverse bedreigingen en het feitelijk gepleegde geweld tegen mij door [verdachte] , ben ik heel erg bang geworden.
(pag. 12) Het is allemaal begonnen op 23 april 2017.
(pag. 14) Op een avond had [naam 1] ons uitgenodigd.
[verdachte] is naar huis gegaan omdat hij drugs wilde gebruiken.
Een uur later ben ik naar huis gekomen. Hij begon weer tegen me uit te vallen. "Waar was je zolang? " Ik was er zo klaar mee en ging er fel tegen in en dat werd dus weer een heftige ruzie. Ik zei tegen hem dat hij zijn bek moest houden en dat hij niet zo ziekelijk jaloers
moest doen. Daarop werd hij woest en greep me bij mijn keel. Ik voelde een hevige angst opkomen en voelde een stekende pijn in mijn halsstreek.
(pag. 15) Vanaf ons eerste contact tot ongeveer een maand of 5 later was ik hem zo zat dat ik hem heb gezegd dat die het huis uit moest, maar dit wilde hij niet. Hij werd verschrikkelijk boos, pakte me bij de armen en heeft me op de grond geduwd. Ik voelde veel pijn toen [verdachte] dit bij mij deed.
Een paar dagen later ging hij de deur uit en kwam in de avond pas laat terug. Ik ben toen naar bed gegaan en heb alles goed op slot gedaan en een kast voor de voordeur geschoven.
Ik wilde hem er niet meer in hebben.
Midden in de nacht hoorde ik de bel. Mijn hart begon te bonken in mijn keel en kreeg
het bloedheet. Ik ben blijven liggen om af te wachten wat er zou gebeuren. Hij trapte
de deur van het portiek beneden in en kwam naar boven. Eenmaal bij de voordeur bleef
hij aanbellen. Hij was zo beangstigend dat ik de politie besloot te bellen. [verdachte] was op een gegeven moment zo wild dat hij de voordeur in trapte.
(pag. 16) Ik bedoel hiermee dat ik zo bang was dat hij mij misschien wel zou vermoorden door mijn keel door te snijden.
(pag. 18) In juni 2018 ben ik verhuisd naar Raalte.
(pag. 19) Het was [verdachte] en mij bekend dat ik van Jeugdzorg totaal geen contact meer mocht
hebben met [verdachte] . Dit in verband met eventueel gevaar voor mijn kinderen en hun veiligheid als [verdachte] bij mij thuis in woede uit zou barsten.
[verdachte] heeft waarschijnlijk via via gehoord dat [naam 2] niet meer bij mij was, want vanaf dat moment begon [verdachte] mij weer te benaderen.
Hij begon weer aan de deur te komen en te bedreigen. Het begon allemaal weer van voor of aan. Dit alles speelde zich vanaf april, mei 2019 af.
Hij stond regelmatig aan de deur en stuurde sms berichten of appjes.
Het gevoel van toen kwam gelijk weer terug: de angst, de bangheid en de pijn die hij
me eerder had aangedaan.
Hij had mijn telefoonnummer van iemand gekregen.
Ook zei hij dat hij me dood had moeten maken.
Op het moment dat ik hem blokkeerde kreeg ik het benauwd.
Als [verdachte] mij niet kan bereiken, dan komt hij bij mij aan de deur. Ik werd al angstig bij de gedachte dat [verdachte] bij mij aan de deur zou staan.
(pag. 20) Ook heeft [verdachte] mij vanaf het begin 2019 heel veel gestalkt.
Dit door middel van vele WhatsApp berichten en SMS berichten die voor mij zeer
bedreigend overkwamen. Zie ook de bijlage met berichten welke ik via de telefoon van [verdachte] ontving.
Bijlage:
Tekstbericht van dinsdag 10 september 2019, 20:09 uur:
En als j.E nog eeen x zo behandeld snij ik je laker strot eraf
Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 17 januari 2020:
(pag. 68) U vraagt mij wat de nummers in mijn telefoon inhouden met de verwijzing
Stalker 3, [telefoonnummer] .
Ik kan u vertellen dat Stalker 3, [telefoonnummer] het telefoonnummer van [verdachte]
is.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2020:
(pag. 117) In de aanvullende verklaring van aangeefster [slachtoffer] d.d. 17 januari 2020 verklaart zij dat de nummers waarmee zij werd bedreigd en lastig gevallen in haar gsm staan opgeslagen onder Stalker 3.
Het onderzoeksteam heeft deze gsm nummers middels een CIOT bevraging onderzocht.
(pag. 118) Mijn bevindingen voor wat betreft het nummer [telefoonnummer] zijn:
1) Dit nummer staat opgeslagen in de contactenlijst bij aangeefster onder Stalker 3
2) Bij Stalker 3 is op Whats App een profielfoto van [verdachte] zichtbaar.
3) Op pagina 22 achter 'message 5 From Stalker 3* Time 28-10-2019 12:42:59 is het volgende te lezen: “
kbel jnu laatste x andrz km ik raalte trap huis jou je pape broer moeder ex en jneuker na d kanker veilig benjniet meer gelooe me laat ne niet zo bhandlen datweet je".
4) Op pagina 22 achter message 6 From Stalker 3* Time 28-10-2019 13:11:16 is het volgende te lezen: “
Klaar dike kankerhoer dat jbent vies agterbaks dnk jdat je nu hebt gered nu gaat jou elende beginnen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 augustus 2020:
Ik heb deze berichten gestuurd. Ik had deze woorden niet moeten gebruiken. Ik zat vol met emoties.