ECLI:NL:RBOVE:2020:3608

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
1 november 2020
Zaaknummer
08/770003-20 (P) + 08/118359-18 (vordering tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging van prinses Amalia en haar vriend via social media

Op 3 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man uit Zwolle veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en tbs met dwangverpleging. De man bedreigde prinses Amalia en haar vriend via Instagram met ernstige gewelds- en seksuele bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de man een ongezonde obsessie had ontwikkeld voor het koningshuis, wat bleek uit eerdere incidenten waarbij hij in verwarde toestand bij de woning van de prinses was gesignaleerd. De rechtbank vond de verklaring van de man, dat hij niet wist dat hij het echte account van Amalia benaderde, ongeloofwaardig, gezien zijn eerdere zoekacties naar haar privé-account. De bedreigingen waren zo ernstig dat de slachtoffers redelijke vrees konden hebben dat de gedreigde misdrijven daadwerkelijk zouden worden gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was door psychische stoornissen en dat alleen een tbs-behandeling met dwangverpleging passend was. De gevangenisstraf van drie maanden werd opgelegd, met de maatregel van tbs voor maximaal vier jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770003-20 (P) + 08/118359-18 (vordering tul)
Datum vonnis: 3 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J.J. Talsma en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Eliya, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd via Instagram.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 9 januari 2020 tot
en met 14 januari 2020 te Zwolle en/of Den Haag, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft
bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of
- verkrachting en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- zware mishandeling,
door (telkens) via zijn/een Instagram-account een of meer berichten en/of
teksten en/of afbeeldingen en/of beelden en/of geluiden (met betrekking tot
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) te
verzenden aan (het Instagram-account van) [slachtoffer 1]
, waaronder de teksten
- Ik besluip je als een vlinder ik ervaar geen hinder en/of
- Sterf en/of
- Als het tegenzit word ik toch die engerd waar ik voor ben opgeleid en/of
- Ik ga in februari naar [gymnasium] , achter 6e klassers aan, als je wiet ruikt

ben ik in de buurt en/of

- En ik ga naar Koningsdag, dan wil ik met je op de foto, en knijp ik je hand
fijn, ff de camera's in de gaten houden en dan pak ik je onverwachts op de
bek, pushing tongue a little en/of
- Ja meisje, er is geen ontkomen aan en/of
- I saw her into pieces en/of
- Ik haat je en/of
- You will make me laugh, February, [straatnaam] en/of
- My hate against you is growing en/of
- I pick someone @JDW 02-20 en/of
- Ik denk dat ik een slachtoffertje ga maken. Je weet al wie, [slachtoffer 2] , I'm

looking for him en/of

- Just smile at your own pedofile en/of
- Ik wil je anus likken, met mijn lul je laten stikken en/of
- Je om [slachtoffer 2] laten snikken en/of
- Ik ben aan het sparen voor een pistool ik kom dan uit een riool om iemand

neer te schieten en ik plas dan over je tieten en/of

- Dan steek ik hem in brand, want [slachtoffer 2] moet aan de kant
en/of
door (telkens) via zijn/een Instagram-account een of meer berichten en/of
teksten en/of afbeeldingen en/of beelden te verzenden aan (de/het
Instagram-account(s) van) [slachtoffer 2] , waaronder de teksten
- Hai, I'm a little worried, And i have some concerns, 5th grade aren't you,
I will look for you, Just a couple of weeks, Take care of your own business
my young friend, Or else things come to and end en/of
- Hallo [slachtoffer 2] , @school today?, bye bye Racoon, Februari, The Hague, See you

there, tell nobody, I come up with a date, talk to you later en/of

- Call me [naam 1] , Today some guy told me he ran into a car whom the police
told it was mine, just 20 minutes ago, but an hour earlier I received the
papers, remember februari en/of
- Hey [slachtoffer 2] ! I will send you soon a message about februari, Looking foreward

to it,

althans berichten en/of teksten met woorden van soortgelijke (bedreigende)
aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 14 januari 2020 stelt het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek in. De aanleiding van dit onderzoek is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een vriend van haar, tussen 9 januari 2020 en 14 januari 2020 via Instagram berichten ontvingen van een gebruiker die zich ‘ [naam 2] ’ noemt. Deze berichten omvatten onder andere de teksten die in de tenlastelegging zijn opgenomen. De politie stelt vervolgens technisch onderzoek in naar de identiteit van de gebruiker van het Instagramaccount ‘ [naam 2] ’. De resultaten van dat onderzoek wijzen uit dat het zeer aannemelijk is dat verdachte de gebruiker van dat account is. Verdachte is daarom op 14 januari 2020 aangehouden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. Hij verwijst daartoe naar de melding van de veiligheidsfunctionaris van de Dienst Koninklijk Huis, de aangifte van [slachtoffer 2] , het technisch onderzoek en de verklaring van verdachte dat de betreffende berichten van hem afkomstig waren. Volgens de officier van justitie zijn de inhoud en strekking van de berichten zonder meer bedreigend.
4.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er blijkt namelijk niet uit het dossier dat de door verdachte verstuurde berichten daadwerkelijk zijn gelezen. Daarnaast kunnen de berichten objectief gezien niet als bedreiging worden gekwalificeerd, omdat verdachte de (in dagboekvorm) geschreven teksten aan zichzelf richtte.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Het relevante juridische kader voor een bedreiging
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een veroordeling ter zake een strafbare bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde persoon redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. [1] Uitzonderingen op die regel kunnen gevallen zijn waarin sprake is van een scherts, spel of beeldspraak. Een andere eis die de Hoge Raad in zijn rechtspraak stelt is dat de bedreigde persoon daadwerkelijk op de hoogte moet zijn geraakt van de bedreiging en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. [2] Deze kennisneming kan ook op indirecte wijze geschieden. Niet is vereist dat de bedreigde persoon daadwerkelijk bang is geworden.
4.4.2
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte bekent dat hij via zijn Instagramaccount ‘ [naam 2] ’ teksten, afbeeldingen, beelden en geluiden heeft verstuurd naar de accounts die in gebruik waren bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Een deel van deze door verdachte verstuurde berichten is opgenomen in de tenlastelegging. De rechtbank stelt verder vast dat tussen de officier van justitie en de verdediging discussie bestaat over de vraag of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kennis hebben genomen van deze Instagramberichten. Zij verschillen ook van mening over de vraag of de inhoud van de door verdachte verstuurde Instagramberichten als een juridisch strafbare bedreiging kan worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze rechtsvragen als volgt.
De kennisneming van de Instagramberichten
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kennis hebben genomen van de Instagramberichten die door verdachte zijn gestuurd. Verdachte verklaart dat hij niet wist dat hij de berichten naar het echte account van [slachtoffer 1] heeft verstuurd. Daar staat tegenover dat verdachte op internet gericht heeft gezocht naar het Instagramaccount van [slachtoffer 1] . Verdachte zegt ook dat andere mensen zeiden dat het door hem aangewende account door [slachtoffer 1] werd beheerd. Van de door verdachte verstuurde berichten is een WhatsAppvideo gemaakt vanaf het Instagramaccount van [slachtoffer 1] . Deze video is een belangrijke aanwijzing dat de berichten [slachtoffer 1] daadwerkelijk hebben bereikt. Doorslaggevend is de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij door [slachtoffer 1] op de hoogte is gesteld van de inhoud van de Instagramberichten die verdachte naar haar account heeft verstuurd. Dat [slachtoffer 2] ook heeft kennisgenomen van de Instagramberichten die verdachte naar zijn account heeft verstuurd, volgt uit het enkele feit dat hij aangifte heeft gedaan. Daar komt bij dat verdachte bij de politie zelf ook verklaart dat [slachtoffer 2] de berichten heeft gezien. Dat het opzet van verdachte er ook toe strekte dat de berichten hen zouden bereiken kan reeds worden afgeleid uit het feit dat social media (met daaraan gekoppeld de namen van de beide slachtoffers) is gebruikt om de bewuste uitingen te doen, waardoor verdachte wordt geacht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook te hebben willen bereiken.
De inhoud van de Instagramberichten
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud en strekking van een groot aantal van de door verdachte naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verstuurde Instagramberichten, zoals die zijn ten laste gelegd, overduidelijk een bedreigend karakter hebben. Uit deze berichten blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigde met verschillende strafbare misdrijven, waaronder met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Gelet op de samenhang met andere Instagramberichten merkt de rechtbank ook de teksten die op zichzelf beschouwd geen bedreiging met een misdrijf opleveren aan als bedreigend. De rechtbank weegt bij dat oordeel mee dat verdachte in één van zijn berichten schrijft dat hij spaart voor een pistool om iemand neer te schieten. Verdachte schrijft verder dat hij denkt dat hij ‘een slachtoffertje’ gaat maken, namelijk [slachtoffer 2] , en lijkt op een concrete periode en locatie te doelen. Ook acht de rechtbank van belang dat verdachte over zichzelf zegt dat als het tegenzit hij die engerd wordt waarvoor hij is opgeleid. Uit het dossier blijkt dat verdachte als militair in dienst is geweest en – zo begrijpt de rechtbank – dus is opgeleid om in bepaalde situaties geweld aan te wenden. Gelet op de inhoud van de berichten, de concretisering van data en locaties, de bij verdachte aanwezige preoccupatie met het koningshuis (ook blijkend uit het feit dat hij eerder in verwarde toestand bij [landgoed] is gesignaleerd toen [slachtoffer 1] daar nog woonde en hij heeft geprobeerd een toneeloptreden te verzorgen bij haar op school), is de rechtbank van oordeel dat de bedreigingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de bedreigde personen redelijke vrees kon ontstaan dat de misdrijven waarmee werd gedreigd ook zouden worden gepleegd.
Het opzet van verdachte
De rechtbank leidt het opzet van verdachte op het bedreigen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af uit de inhoud van zijn uitlatingen en de omstandigheden waaronder en de wijze waarop hij die uitlatingen deed. De verklaring van verdachte dat de in dagboekvorm geschreven Instagramberichten aan zichzelf waren gericht, strookt niet met het feit dat hij deze berichten heeft gedeeld met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarnaast schrijft verdachte in één van zijn Instagramberichten, gericht aan ‘lief dagboek’, dat iemand dit misschien ooit leest, hopelijk [slachtoffer 1] . Dit kleurt het bewustzijn van verdachte dat de bedreigde personen zouden kunnen kennisnemen van zijn bedreigingen.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op bovenstaande overwegingen, van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 9 januari 2020 tot en met 14 januari 2020 te Zwolle,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft
bedreigd met
- verkrachting en
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid en
- enig misdrijf tegen het leven gericht en
- zware mishandeling,
door telkens via zijn Instagram-account berichten en teksten en afbeeldingen en beelden en geluiden (met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) te verzenden aan (het Instagram-account van) [slachtoffer 1] , waaronder de teksten
- Ik besluip je als vlinder ik ervaar geen hinder en
- Sterf en
- Als het tegenzit word ik toch die engerd waar ik voor ben opgeleid en
- Ik ga in februari naar [gymnasium] . Achter 6e klassers aan. Als je wiet ruikt ben ik in de buurt en
- En ik ga naar Koningsdag. Dan wil ik met je op de foto. En knijp ik je hand fijn. Ff de camera's in de gaten houden en dan pak ik je onverwachts op de bek. Pushing tongue a little en
- Ja meisje. Er is geen ontkomen aan en
- I saw her. Into pieces en
- Ik haat je en
- You Will Make Me Laugh, Februari, [straatnaam] en
- My hate against you is growing en
- I pick someone @ jdw 02-20 en
- Ik denk dat ik een slachtoffertje ga maken. Je weet al wie. [slachtoffer 2] . I'm looking for him en
- Just smile at your own pedofile en
- Ik wil je anus likken. Met mijn lul je laten stikken. Je om [slachtoffer 2] laten snikken en
- Ik ben aan het sparen voor een pistool ik kom dan uit een riool om iemand neer te schieten en ik plas dan over je tieten en
- Dan steek ik hem in brand, want [slachtoffer 2] moet aan de kant
en
door telkens via zijn Instagram-account berichten en teksten en afbeeldingen en beelden te verzenden aan (de Instagram-accounts van) [slachtoffer 2] , waaronder de teksten
- Hai, I'm a little worried, And i have some concerns, 5th grade aren't you, I will look for you, Just a couple of weeks, Take care of your own business my young friend, Or else things come to and end en
- Hallo [slachtoffer 2] , @school today?, bye bye Racoon, Februari, The Hague, See you there, tell nobody, I come up with a date, talk to you later en
- Call me [naam 1] , Today some guy told me he ran into a car whom the police told it was mine, just 20 minutes ago, but an hour earlier I received the papers, remember februari en
- Hey [slachtoffer 2] ! I will send you soon a message about februari, looking forward to it.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
en
bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd
en
bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank, conform het advies van de psycholoog en psychiater, verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
6.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman bepleit primair dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar en subsidiair (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar is. Indien de rechtbank meegaat in het primaire standpunt, moet verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de NIFP rapportage pro Justitia, die is opgesteld naar aanleiding van de observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum. Dit rapport is uitgebracht op 16 oktober 2020 en opgemaakt door R. Haveman, GZ-psycholoog, en M.J. van Haaren, psychiater. Uit de inhoud van het rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis met een chronisch verloop in de zin van schizofrenie en middelengebruik. Deze psychische stoornis was ook aanwezig ten tijde van de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . In deze periode is sprake geweest van een psychiatrische ontregeling. De gedragsdeskundigen schrijven dat verdachte niet volledig wordt gestuurd door zijn psychotische belevingen, maar dat zijn keuze- en handelingsvrijheid wel sterk wordt ingeperkt als gevolg van die ontregeling. Verdachte heeft de impact van zijn teksten, vanwege forse oordeels- en kritiekstoornissen, niet kunnen wegen. Hoewel verdachte ten tijde van de bedreigingen onder invloed van middelen zou zijn geweest, is de precieze rol van middelen niet duidelijk geworden. In ieder geval menen de rapporteurs dat de psychotische stoornis voorliggend is geweest. Het advies van de gedragsdeskundigen is om verdachte het bewezen verklaarde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Uit het rapport van de psycholoog en psychiater volgt dat de keuze- en handelingsvrijheid van verdachte in sterke, maar niet volledige, mate werd ingeperkt door het ziektebeeld. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat verdachte niet in noemenswaardige mate in staat was tot enige redelijke overwegingen. In de door verdachte verstuurde Instagramberichten zijn namelijk niet zijn waanbelevingen terug te lezen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ten tijde van de bedreigingen niet volledig ontoerekeningsvatbaar was. Verdachte is dus strafbaar voor het bewezen verklaarde feit. Wel gaat de rechtbank mee in het advies van de rapporteurs om verdachte het bewezen verklaarde in een verminderde mate toe te rekenen. De uitwerking daarvan zal onder ‘de op te leggen straf of maatregel’ uitgebreider aan bod komen.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van het voorarrest en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De officier van justitie verklaart dat het gaat om een gemaximeerde terbeschikkingstelling.
De in beslag genomen telefoon van verdachte moet worden verbeurd verklaard.
7.2
Het standpunt van de raadsman
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt en verdachte strafbaar verklaart, bepleit de raadsman primair een gevangenisstraf voor maximaal het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De raadsman neemt subsidiair het standpunt in dat, gezien de psychiatrische problematiek van verdachte, een klinische opname passend is. De raadsman neemt geen standpunt in over het beslag.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via Instagram bedreigd. Hij dreigde onder meer seksuele handelingen te plegen en over te gaan tot (dodelijk) geweld. Dat verdachte in dit verband liet vallen dat hij in februari 2020 naar de middelbare school van de bedreigde personen zou afreizen, moet voor hen extra beangstigend zijn geweest. Daar komt bij dat verdachte begin 2017 in verwarde toestand is gesignaleerd op het terrein van [landgoed] in Wassenaar, toen nog de officiële residentie van de Koning en zijn gezin. In het mutatierapport van de Koninklijke Marechaussee staat dat verdachte bij zijn aanhouding ter zake het betreden van verboden terrein vragen stelde over de fietsroute van [slachtoffer 1] en de beveiliging van de villa. Daarnaast is gebleken dat verdachte, nadat hij voor de huidige bedreigingen was aangehouden, vanuit de gevangenis meerdere brieven heeft geschreven die waren gericht aan leden van het Koninklijk Huis, waaronder [slachtoffer 1] . Dat tekent de ernst van deze zaak. De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier het beeld ontstaat dat verdachte een ongezonde obsessie heeft ontwikkeld voor het Koningshuis, op dit moment in het bijzonder voor [slachtoffer 1] . De wijze waarop verdachte met deze obsessie omgaat, vindt de rechtbank niet alleen zorgelijk, maar ook erg kwalijk en onacceptabel.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 25 september 2020. Hieruit blijkt onder andere dat verdachte in het verleden een soortgelijk feit heeft gepleegd. Verdachte is namelijk bij vonnis van 14 april 2015 van de Rechtbank Overijssel wegens een bedreiging, verstoring van de openbare orde en vernieling ontslagen van alle rechtsvervolging en in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst.
Bij de beoordeling van de op te leggen straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de inhoud van de (eerder aangehaalde) NIFP rapportage pro Justitia. Zoals onder de ‘strafbaarheid van verdachte’ al naar voren kwam, zal de rechtbank de bewezen verklaarde bedreigingen in verminderde mate toerekenen aan verdachte. De rechtbank overweegt dat de psycholoog en psychiater het recidiverisico op soortgelijke feiten vanuit de stoornis inschatten als hoog. Verdachte heeft een beperkt ziekte-inzicht en staat afwijzend tegenover behandeling, meer specifiek tegenover de daar bijbehorende medicatie. Er is maar beperkt inzicht verkregen in de risico’s voor gewelddadig gedrag vanuit zijn stoornis. Wel staat vast dat verdachte gewelddadige denkbeelden heeft. Het escalatiegevaar kan daarom niet worden onderbouwd, maar ook niet geheel worden uitgesloten. Om het recidivegevaar in te perken, menen de rapporteurs dat in eerste instantie een klinische opname noodzakelijk is. Tijdens deze opname moet door middel van (al dan niet gedwongen) medicatie worden toegewerkt naar de bestrijding van psychotische symptomen en stabilisatie van het psychiatrische toestandsbeeld. Er moet ook aandacht uitgaan naar de middelenproblematiek.
Na de klinische opname is het volgens de gedragsdeskundigen van belang om beschermende factoren te creëren, zoals het realiseren van dagbesteding en het toewerken naar een passende, mogelijk beschermde, woonvorm. De rapporteurs adviseren de afgifte van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), mits deze op een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) kan worden aangevangen. Dit advies is gebaseerd op het feit dat het escalatiegevaar niet kan worden onderbouwd, verdachte geen hoog beveiligingsniveau behoeft én het recidiverisico op korte termijn als laag wordt ingeschat wanneer verdachte is ingesteld op anti-psychotische medicatie. Als de rechtbank een zorgmachtiging op een FPA niet haalbaar acht, resteert enkel de mogelijkheid om de behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met bevel van verpleging van overheidswege te laten plaatsvinden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 18 oktober 2020. De reclassering schrijft dat de problemen in het leven van verdachte sinds zijn eigen genomen ontslag in 2012 bij defensie zijn toegenomen. Hij heeft sindsdien last van psychische problematiek en problematisch middelengebruik. De veroordelingen stapelen zich op en verdachte is niet meer te beteugelen in zijn delictgedrag. In 2015 heeft dit geleid tot een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis en, daaropvolgend, een rechterlijke machtiging. Door deze veroordeling raakte verdachte in de financiële problemen, waardoor hij nu onder bewind staat. De familiaire banden van verdachte kennen van jongs af aan een problematisch karakter. De reclassering constateert dat verdachte veel problemen op vrijwel alle leefgebieden heeft. Het reclasseringstraject dat verdachte (ook ten tijde van de bewezen verklaarde bedreigingen) doorliep, heeft niet geleid tot een delictvrij bestaan. Het door de psycholoog en psychiater gegeven advies, een zorgmachtiging op een FPA, lijkt de reclassering voor nu de enige optie om verdachte psychisch te stabiliseren en zo het hoge recidiverisico terug te dringen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde bedreigingen heeft gepleegd onder invloed van een psychische stoornis. Verdachte heeft een beperkt inzicht in zijn ziekte en wil alleen onder zijn eigen voorwaarden meewerken aan een behandeling. Ook volgt uit de rapportages dat de inschatting van het risico op onttrekking aan de voorwaarden hoog is. Een gedwongen kader is daarom onvermijdelijk. Gezien de ernst van de stoornis en het hoge recidivegevaar indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte een intensieve klinische behandeling ondergaat.
De vraag is welk juridisch kader daarvoor het meest passend is.
De rechtbank is van oordeel dat het primaire advies van de rapporteurs om te komen tot de combinatie van een zorgmachtiging en FPA niet het juiste juridische kader is. Dit advies is gebaseerd op de pijlers dat het escalatiegevaar niet kan worden onderbouwd, verdachte geen hoog beveiligingsniveau behoeft én het recidiverisico op korte termijn als laag wordt ingeschat wanneer verdachte is ingesteld op anti-psychotische medicatie.
De rechtbank is echter van oordeel dat een hoog beveiligingsniveau wel degelijk is aangewezen, omdat zij aanneemt dat bij verdachte sprake is van escalatiegevaar. Dit escalatiegevaar leidt de rechtbank af uit het strafblad van verdachte en uit de inhoud van de rapportages. De rechtbank doelt met name op de veroordeling voor een bedreiging van zijn zus gevolgd door een vernieling rondom de woning van zijn moeder. Deze uiting van agressie duidt naar het oordeel van de rechtbank op escalatie. Uit het referentenonderzoek van de psycholoog en psychiater volgt bovendien dat de tweelingbroer van verdachte denkt dat het enkel een kwestie van tijd is voordat verdachte tot nog ernstiger delictgedrag zal komen. Hij benoemt dat hij, zijn broer en zijn zus bezorgd zijn dat verdachte in de toekomst hun moeder iets aan zal doen. Daar komt voor de rechtbank bij dat de gedachtewereld van verdachte vooral wordt gekleurd door agressieve en seksuele thema’s.
Ten aanzien van het argument dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat wanneer verdachte anti-psychotische medicatie inneemt, merkt de rechtbank op dat verdachte elke vorm van medicatie weigert. Bij die stand van zaken hebben de gedragsdeskundigen in hetzelfde rapport juist te kennen gegeven dat het recidiverisico hoog is. Beide rapporteurs erkennen bovendien dat zij, vanwege het ontbreken van behandelinformatie, geen zicht hebben gekregen op het functioneren van verdachte tijdens opnames, van eventuele medicatie-effecten en hoe hij in psychiatrisch stabiele periodes functioneert. Zelfs al zou verdachte welwillend tegenover anti-psychotische medicatie staan, dan is het dus nog maar de vraag of dit inderdaad leidt tot een laag recidiverisico.
De rechtbank weegt tot slot mee dat eerdere behandelingen niet het gewenste effect hebben gehad. Verdachte is al jaren in beeld bij de (forensische) GGZ en de reclassering en is geplaatst geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Ondanks al deze inzet is het recidiverisico van verdachte nog altijd hoog.
Gelet op de aanwezigheid van escalatiegevaar, het hoge recidiverisico en het feit dat eerdere behandelpogingen niet tot recidivevermindering hebben geleid, acht de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel van verpleging van overheidswege passend. Er wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging daarvan. Tijdens het begaan van de bedreigingen bestond bij verdachte gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De door verdachte gepleegde bedreigingen zijn een feit als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2º, Sr. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling. De rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling met bevel van verpleging van overheidswege in dit geval zal worden gemaximeerd tot de duur van vier jaren, omdat de maatregel niet wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Naast oplegging van deze maatregel kan, gezien de ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde goed, te weten een telefoontoestel van het merk Samsung moet worden verbeurd verklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het feit is begaan.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt afgewezen.
8.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman neemt geen standpunt in over de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Hoewel kan worden vastgesteld dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, vindt de rechtbank toewijzing van de vordering, gelet op het feit dat zij aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel van verpleging van overheidswege oplegt, niet opportuun.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
en
bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd
en
bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
de inbeslaggenomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen voorwerp, op de beslaglijst geregistreerd als:
1
STK Telefoontoestel Kl:wit
SAMSUNG;
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst afde vordering
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van politierechter in de Rechtbank Overijssel van 31 oktober 2018 met parketnummer 08/118359-18 voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.
2.1
Incident: verboden toegang 09-01-2017 17:25:00
Omschrijving Verboden toegang
Begindatum 09-01-2017 17:25:00
3. Activiteiten
3.1
Vrije mutatie 09-01-2017 21:31:00
Gerelateerde locaties:
[adres 2] Plaats gebeurtenis
Document 1: Vrije mutatie
Op maandag 9 januari 2017, omstreeks 19:36 uur, verscheen de eerder gesignaleerde onbekende persoon (voornoemd persoon verder genoemd als VE) weer op Post 2
te [landgoed] . (…) VE kwam voor [slachtoffer 1] welke hij via Facebook Messenger had gesproken. (…) Ter plaatse hebben wij in opdracht van de Chef van Dienst (08.09) VE aangehouden voor overtreding van artikel 461 Wetboek van Strafrecht. (…) VE verklaarde dat hij voor [slachtoffer 1] kwam. VE maakte op ons een verwarde indruk voornamelijk door de volgende uitspraken:
‘Ik zit even te kijken waar de camera’s allemaal staan’
‘Als ik was doorgelopen, wat hadden jullie dan gedaan?’
‘Is dit de enige poort, of zijn er meer?’
‘Is dit ook de poort waar [slachtoffer 1] elke dag langs naar school fietst?’
‘Kijkt er iemand op dit moment mee met de camera’s?’
‘Hebben jullie een eigen gebouw op het object?’
‘Staan er hekken om het gehele object?’ (…)
Verder verklaarde VE ook dat hij in dienst had gezeten en in Afghanistan was geweest. Hij maakte daar onderdeel uit van de WIVO. Ook had hij bij de Luchtmobiele Brigade gezeten. Bij verificatie kwam naar voren dat VE tot 2012 bij de Landmacht werkzaam is geweest en als Korporaal 1 de dienst heeft verlaten. (…)
4. Personen
4.1
Persoon: [verdachte](…)
Tekst

Voetnoten

1.HR 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:245.
2.HR 10 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:24.