4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde zware mishandeling
Verdachte heeft op 5 mei 2019 bij de politie het volgende verklaard:
…
“Ik was vanavond rond die tijd aan het werk als pizzabezorger. Ik werk bij het
bedrijf [bedrijf] en moest een bestelling wegbrengen aan [adres 2]
, dit is een zijstraat van de Sassenstraat. Toen ik op mijn scooter ter hoogte van het [café] reed, passeerde ik een jongeman. Ik reed stapvoets omdat het druk op straat was. Toen ik deze jongen passeerde, hoorde ik dat hij tegen mij zei van "Is er wat" of zoiets. Ik zei als reactie van: Nee, is er wat met jou? Ik zag dat deze jongeman een glas op de bak van de scooter zette. Deze bak zit op mijn scooter achterop, waar ik de pizza's in vervoer. Ik stopte. Ik hoorde toen een glas op straat vallen. Ik weet niet of het dat glas was wat achter op de bak stond. Ik zag dat deze jongeman ongeveer een meter voor mij stond en dat hij werd tegengehouden door een andere man. Deze jongeman wilde naar mij toe komen. Ik zag dat hij werd tegengehouden. Ik zag dat die jongeman agressief reageerde en ondanks dat hij werd tegen gehouden naar mij toe wilde komen. Ik zag ook dat hij gebaren maakte
met zijn armen. Ik dacht dat hij mij wilde slaan. Ik merkte toen dat ik van uit het niets een harde trap in mijn buikstreek kreeg. Dat deed mij pijn. Ik zag dat die jongeman die werd tegen gehouden mij trapte. Ik zag dat er een omstander tussen ons in kwam staan en deze jongeman ook tegen hield en wegdrukte. Dat was een man met een donker getinte huidskleur. Ik ben toen naar mijn scooter gelopen, en ik zag toen nog een glas op de bak van de scooter staan, dat van die jongeman was. Ik heb het glas toen in de bosjes gegooid. Ik was toen aan het zoeken waar mijn handschoenen waren gebleven. Ik zag toen ineens dat die jongeman weer op mij af kwam lopen en weer werd tegen gehouden door die vriend van die jongeman. Ik merkte dat de jongeman mij een trap in de linkerzijde van mijn buik gaf. Hij pakte mij toen ook gelijk bij mijn capuchon en trok deze er af. Op dat moment heb ik deze jongeman met mijn rechterhand afgeweerd en weggeduwd. Ik zag dat die jongeman door die getinte man achteruit werd geduwd en zag dat ze op straat over elkaar heen kwamen te vallen. Ik zag dat die jongeman weer op stond. Ik zag toen dat die vriend van die jongeman, die eerst al tijdens de eerste confrontatie tussen beide kwam, op mij af kwam lopen en mij vroeg van "Wat moet je nou?". Ik merkte dat die jongen mij begon te duwen. Ik duwde terug. Het ging over een weer en we hebben elkaar niet geslagen. Ik zag toen die jongeman weer en we liepen op elkaar af. We zochten elkaar als het ware weer op en we zaten elkaar uit te dagen. Ik liep op
die jongeman af en hij liep naar achteren. Ik gaf hem toen met mijn gebalde rechtervuist een snelle klap in zijn gezicht. Ik zag dat de jongeman op straat komt te vallen."
Verdachte heeft ter terechtzitting op 5 oktober 2020, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
…”Het klopt dat ik na een trap van [slachtoffer] meer initiatief nam. [slachtoffer] liep naar achteren met zijn vuisten omhoog en zei “Kom maar”. Ik liep er op af. Ik sloeg met mijn rechtervuist op de linkerkant van zijn gezicht. Het was gewoon een stoot op zijn hoofd. Het was hard ja. Hij viel in één keer neer. Hij kwam daarbij met zijn hoofd op de grond. Ik wilde laten zien dat ik voor mij zelf op kon komen en dat met mij niet te sollen valt. Ik was boos en bang. Ook als je niet op kickboksen zit, weet je dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is.”
Getuige [getuige 1] verklaart met betrekking tot 5 mei 2019, zakelijk weergegeven, als volgt:
…”Omstreeks 18:45 liep ik door Sassenstraat. Ik zag drie jongens die tegenover elkaar stonden, ik nam een grimmige sfeer waar.”
… “Dat was drie meter na de ingang van de pub, in de richting van de Sassenpoort. Ik zag een scooter voor de pub staan. Ik zag bij de scooter een jongen in een lichtblauwe jas staan [de rechtbank begrijpt: verdachte]. Hij stond tegenover een jongen in een zwarte jas [de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ] en een jongen in een legergroene jas [de rechtbank begrijpt getuige [getuige 2] ]. De jongen met de zwarte jas en de jongen in de lichtblauwe jas zochten elkaar telkens op. Het was een wederzijdse confrontatie want ik zag dat ze telkens naar elkaar toe liepen en het een soort van duw en trekwerk was. Ik ben op dat moment er ook tussen gaan staan. Ik ben met de jongen met de zwarte jas een paar stappen in de richting van de Sassenpoort gelopen. Ik zag dat de jongen met de blauwe jas terug liep in de richting van zijn scooter. Ik dacht toen dat het klaar was. Ik zag een paar seconden later dat de jongen met de blauwe jas weer in de richting van de jongen met de zwarte jas kwam lopen. De jongen met de zwarte jas had ook iets geroepen, ik weet zo niet meer wat. Er was misschien 1,5 meter a 2 meter tussen de jongen met de zwarte jas en de jongen met de blauwe jas. Ik zag dat de jongen met de zwarte jas zich vast hield aan de jongen met de legergroene jas en toen met zijn rechterbeen een trap voorwaarts maakte in de richting van de jongen in de blauwe jas. Ik zag dat deze trap mis was. Ik zag dat de jongen in de blauwe jas weg stapte en de trap ontweek. Ik stond toen op ongeveer twee meter afstand en had goed zicht op de situatie. Mijn zicht werd ook niet belemmerd door iets.
Ik zag dat de jongen in de blauwe jas een kille blik kreeg. Ik zag dat hij vooruit stapte en met een volle vuist, met een gestrekte arm en met volle kracht de jongen in de zwarte jas op zijn gezicht sloeg. Ik zag dat de jongen in de zwarte jas direct bewusteloos was want zijn ogen draaiden weg. Hij viel rechtstandig achterover. Het was midden op straat. Hij viel eerst op de bovenzijde van zijn rug en zijn hoofd klapte toen op straat. Ik zag direct al bloeddruppels op straat. Ik zag bloed aan de achterzijde van zijn rechteroor. Volgens mij kwam dat bloed niet uit zijn oor. Ik zag dat de jongen met de zwarte jas geen bewustzijn had. Ik kon geen contact met hem krijgen. Ik keek hem aan en zag dat hij helemaal weg was. Ik heb bij zijn keel gevoeld of hij hartslag had.”
Verbalisant [verbalisant] heeft – nadat zij op andere camerabeelden verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] herkend heeft - de beelden van de toezichtcamera van de Gemeente Zwolle, gemaakt op 5 mei 2019 vanaf 18:46 uur in de Sassenstraat bekeken en relateert, zakelijk weergegeven, onder meer:
…”Ik zie dat [slachtoffer] in beeld verschijnt. Ik zie dat hij achteruit loopt en zijn armen gespreid voor zich houdt met de handpalmen naar boven.
…Ik zie dat [slachtoffer] met een open hand wijst in de richting van verdachte. Ik zie dat getuige [getuige 3] en getuige [getuige 4] iets tegen verdachte zeggen, omdat verdachte in hun richting draait en naar hen toeloopt. Ik zie dat [getuige 3] verdachte bij zijn rechterarm vastpakt. Ik zie dat verdachte naar [slachtoffer] kijkt en zich in de richting van [slachtoffer] beweegt. Ik zie dat [getuige 4] verdachte probeert tegen te houden. Ik zie dat verdachte afwerende bewegingen naar [getuige 4] maakt.
…Ik zie dat [slachtoffer] zijn handen tot vuisten gebald heeft. [slachtoffer] bewegingen met zijn handen maakt en zegt ”Kom maar, kom maar.” Ik zie dat [getuige 2] snel naast [slachtoffer] gaat staan. Ik zie dat [getuige 3] op [getuige 2] en [slachtoffer] afloopt. Ik zie dat verdachte daarop reageert en met zijn linkerhand de rechterarm van [getuige 3] aanraakt en vervolgens in de richting van [slachtoffer] afloopt.
...Ik zie dat [slachtoffer] achteruit en zijwaarts dribbelt als een bokser. Ik zie dat verdachte op een rustige wijze naar [slachtoffer] toeloopt.
…Ik zie dat [getuige 2] naar voren, in de richting van verdachte stapt. Ik zie dat [slachtoffer] achter [getuige 2] staat.
…Ik zie dat verdachte zich weer op [slachtoffer] richt en [getuige 2] links laat.
…Ik zie dat verdachte zijn handen opricht en dat [slachtoffer] deze afweert. Ik zie dat [slachtoffer] zich achteruit beweegt en dat verdachte voor hem staat. Ik zie dat verdachte met zijn rechterarm uithaalt en [slachtoffer] tegen de linkerzijde van zijn gezicht slaat. Ik zie dat verdachte direct met zijn linkerarm uithaalt en slaat. Ik zie dat deze slag mis is omdat [slachtoffer] door de eerste klap los komt van de grond en direct op zijn rug, languit op de grond terecht komt.
Door prof. Hofman is op 5 mei 2019 een CT gemaakt van de hersenen van [slachtoffer] waarop een lijnvormige fractuur van het rechter wandbeen en het rechter slaapbeen te zien is. Tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies rond de linker hersenhelft werd bloed aangetroffen. Ook was er tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies een bloeding te zien. In de linker temporaalkwab bevinden zich enkele bloedige hersenkneuzingen.
De Forensisch Geneeskundige Letselverklaring, opgemaakt door dr. W.L.J.M. Duijst, op 7 mei 2019, houdt het volgende in:
…”Bij [slachtoffer] is er een open wond aan de rechterkant van het behaarde hoofd. Dit duidt op een impact aan die zijde van het hoofd. Tevens is de schedel aan de rechter zijkant van het hoofd gebroken. Aan de linkerzijde zijn hersenkneuzingen te zien; dit kan zowel ten gevolge van een slag als ten gevolge van de deceleratie van het letsel zijn. Bij [slachtoffer] worden diverse bloedingen onder de hersenvliezen gezien, zowel links als rechts. Aan de rechterkant van het behaarde hoofd bevindt zich een scheurwond. Gezien het feit dat de huid aan de rechterkant van het hoofd beschadigd is, kan geconcludeerd worden dat het hoofd aan de rechterkant op of tegen een harde ondergrond is gebotst.
De ernst van het letsel en daarmee de noodzaak tot medisch ingrijpen is beoordeeld aan de hand van AIS (Abbreviated Injury Score) methode en vastgesteld op 5. De meest kritieke vorm.
Met betrekking tot het ontstaan van het letsel concludeert dr. Duijst:
…”Het letsel kan niet alleen verklaard worden door de vuistslag: de kracht van een vuistslag alleen is vaak te klein om genoemd letsel te kunnen veroorzaken. De combinatie van de vuistslag en de val is wel verklarend voor het letsel. Het is niet mogelijk om precies te onderscheiden welk letsel wordt veroorzaakt door de vuistslag en welk letsel wordt veroorzaakt door de val. Het letsel kan worden verklaard door een val op straat. Gezien de omvang van het letsel moet dit een val met aanzienlijke snelheid zijn. Die snelheid kan voortkomen door een duw of een slag.
Uit de brief van 8 juli 2019, opgemaakt door verpleegkundig specialist neurochirurgie J.C. Toerse komt naar voren dat [slachtoffer] op 13 mei 2019 een craniectomie heeft ondergaan, waarna hij geruime tijd op de Intensive Care heeft verbleven. Op 12 juni 2019 is er een tweede operatie geweest, waarbij een eerder verwijderd botlap in het hoofd is teruggeplaatst.
Door revalidatiearts N. van Munster is op 18 december 2019 in een brief beschreven dar er bij [slachtoffer] nog steeds sprake is van een ernstige niet-vloeiende afasie en een matig-ernstige spraakapraxie. [slachtoffer] ervaart nog altijd taalbegripsproblemen, ernstige woordvindingsproblemen en lezen en schrijven van enkele losse, korte woorden is soms mogelijk. Op al deze vlakken is sprake van blijvende invaliditeit. Daarnaast is de sensibiliteit in de vingers en de hand van de rechterhand gestoord. In de rechter onderarm en bovenarm is de sensibiliteit ook gestoord. Naast gevoelsstoornissen zijn bewegingen in de vingers en hand trager en minder vloeiend. Dit geeft op het gebied van persoonlijke verzorging, uitvoeren van huishoudelijke taken, onderhouden van sociale contacten, hobby’s en werk blijvende invaliditeit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 5 mei 2019 in Zwolle een vuistslag in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegeven. [slachtoffer] is door deze vuistslag op de grond gevallen en heeft door de vuistslag in combinatie met de val op straat lichamelijk letsel opgelopen.
Het letsel bij aangever [slachtoffer] dient, naar het oordeel van de rechtbank, te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Art. 82 Sr geeft tot op zekere hoogte invulling aan zwaar lichamelijk letsel doordat deze bepaling inhoudt dat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen: "ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden, en afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw", alsmede "storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft. Het toegebrachte letsel bij [slachtoffer] betreft letsel, waarbij gebleken is dat medisch ingrijpen meerdere malen noodzakelijk was en waarbij geen zicht is op volledig herstel.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] .
Opzet
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de door verdachte toegebrachte vuistslag in het gezicht/tegen het hoofd van [slachtoffer] een harde vuistslag is geweest, waardoor [slachtoffer] direct achterover op de grond is gevallen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij hard tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Ook heeft getuige [getuige 1] verklaard over de kracht van de klap. Hij heeft verklaard dat er met de volle vuist, met gestrekte arm en met volle kracht door verdachte in het gezicht van [slachtoffer] geslagen is, dat daardoor [slachtoffer] rechtstandig achterover viel en direct bewusteloos was. Dit blijkt ook uit de beschrijving van de camerabeelden. Die houdt in dat verdachte met zijn rechterarm uithaalt en tegen de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer] slaat. [slachtoffer] valt door deze klap direct languit op de grond.
Door dr. W.L.J.M. Duijst is nadien geconcludeerd dat de combinatie van de vuistslag en de val op straat verklarend kan zijn voor het letsel. Het is niet mogelijk om precies te onderscheiden welk letsel wordt veroorzaakt door de vuistslag en welk letsel wordt veroorzaakt door de val. Het letsel kan worden verklaard door een val op straat. Gezien de omvang van het letsel moet het een val zijn geweest met aanzienlijke snelheid. Die snelheid kan voortkomen uit een duw of slag. Deze conclusie draagt bij aan de vaststelling dat er door verdachte dusdanig hard is geslagen tegen het hoofd van [slachtoffer] dat hij direct daarna hard op de grond is gevallen.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen voorts vast dat verdachte gericht tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte voor en op korte afstand van [slachtoffer] stond. Dat volgt onder meer uit de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van [getuige 1] . De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte vrij zicht had en dat zijn slag niet werd gehinderd door personen of obstakels. Dat verdachte, zoals hij bij de politie verklaarde, niet mikte, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig.
Ten aanzien van de vraag of verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en deze kans ook bewust heeft aanvaard, overweegt de rechtbank dat het met kracht en gericht slaan tegen het hoofd, een gedraging is die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Verdachte wist, zo heeft hij verklaard, dat het hoofd een vitaal lichaamsdeel is. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak van contra-indicaties niet is gebleken.
Het verweer van de raadsman dat verdachte niet de intentie had zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en zich niet bewust is geweest van de mogelijke gevolgen, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank stelt voorts vast dat er sprake is van causaal verband tussen de door verdachte verrichte gedraging – te weten het geven van één harde vuistslag tegen het hoofd van [slachtoffer] - en de harde val van [slachtoffer] op de grond, waarna uiteindelijk het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan. Redelijkerwijs kan die val van [slachtoffer] aan de gedraging van verdachte worden toegerekend.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder primair tenlastegelegde feit.