4.4.Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte dient de rechtbank vast te stellen wat er precies is voorgevallen tussen verdachte en [slachtoffer] en vervolgens de vraag te beantwoorden of de ontuchtige handelingen door verdachte jegens [slachtoffer] hebben plaatsgevonden zoals ten laste gelegd.
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van het slachtoffer (in casu [slachtoffer] ) onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een getuigenverklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een getuigenverklaring betrouwbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard.
Op 13 februari 2019 rond 22.00 uur ging ik naar huis. Toen ik de fietskelder in ging, zag ik verdachte daar staan. Omdat ik niet samen met verdachte in de lift wilde, liep ik de trap op. Ik woon op de tweede etage en daarvoor moet ik vier trappen op. Toen ik de eerste trap op ging, merkte ik dat verdachte mij achterna was gekomen. Hij ging heel dicht bij op mij lopen. Toen ik op de tweede trap liep, greep verdachte mij bij mijn geslachtsdeel en zei hij vieze woordjes. Ik voelde dat hij mij van achteren met zijn hand tussen mijn benen greep. Ik werd heel boos op hem en zei dat hij van me af moest blijven. Daarbij heb ik hem ik aangekeken en heb hem uitgescholden. Hij zei niets. Hij voelde in zijn zak naar zijn sleutels of zo en liep naar zijn woning toe. Ik ben naar de begeleiding van [zorginstelling] gegaan, begon te huilen en heb verteld wat er net gebeurd was.
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard.
Bij de recherche werden mij camerabeelden getoond van het complex waar ik woon. Op
13 februari 2019 heb ik [slachtoffer] in de fietskelder gezien. In de hal op de begane grond zag ik haar weer. Zij ging mij voor en zij liep naar de gang van de begane grond. Vervolgens liep ik ook via de gang de trap op naar mijn woning op de eerste verdieping. [slachtoffer] woont op de tweede verdieping. Op de gang van de eerste verdieping, dicht bij mijn woning, zei [slachtoffer] met luide stem wat tegen mij. Ik ben vervolgens naar mijn woning gelopen.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Op de camerabeelden van het complex [zorginstelling] te Nijverdal is het volgende te zien:
- op 13 februari 2019 om 22.58.18 is te zien dat verdachte met zijn fiets de fietsenkelder binnenkomt;
- om 23.00.19 uur loopt de verdachte vanuit de fietsenkelder, de deur door, [slachtoffer] ) achterna de gang op;
- om 23.01.26 uur staat [slachtoffer] met de verdachte voor de woning van de verdachte. De
verdachte opent zijn voordeur met een sleutel en gaat naar binnen. [slachtoffer] praat of
zegt iets tegen de verdachte en loopt dan door.
Dan is te zien dat [slachtoffer] over de gang verder loopt, een tussendeur door gaat en deze deur als het ware dicht gooit.
De tijden op de camerabeelden lopen niet synchroon met de werkelijke tijd. De werkelijke tijd was een uur eerder. Het incident heeft rond 22.00 uur plaatsgevonden.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] , houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Rond 22.00 uur belde [slachtoffer] langdurig bij mij aan en liet ik haar binnen. [slachtoffer] deed haar verhaal. Ze huilde en zat te shaken. Ze zei: ‘Hij heeft aan mij gezeten’. Ze deed haar verhaal zonder dat ik wat hoefde te vragen. Ze vertelde dat zij via de schuur (fietskelder) binnen kwam en daar haar buurman heeft gezien. Vervolgens pakte zij de trap om bij haar woning te komen in de veronderstelling dat haar buurman de lift zou pakken zodat zij hem kon ontwijken. De buurman was toch achter haar aangekomen en greep haar in het trappenhuis hij haar kruis. Verder vertelde zij dat ze boos had gereageerd toen de buurman haar had aangerand. Ze was angstig, was aan het huilen en zij was aan het trillen. Ze was ook wel een beetje paniekerig. Je kon goed zien dat er wat gebeurd was. [slachtoffer] is best wel een stoer meisje. De manier waarop zij bij mij kwam, betekent dat er echt wel wat aan de hand is geweest.
Anders dan de verdediging, heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen. De rechtbank overweegt dat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard over hetgeen zich op 13 februari 2019 heeft afgespeeld. Daarbij vindt haar verklaring steun in de verklaring van verdachte zelf over onder andere het met luide stem aanspreken van hem en in de verklaring van getuige [getuige] waarin zij haar waarneming omtrent de emotie van aangeefster direct dan wel korte tijd na de door haar genoemde aanranding beschrijft.
Al het voorgaande overziend en afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte op voldoende overtuigende wijze steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte aangeefster plotseling heeft betast en de positie waarin zij zich bevond, is de rechtbank van oordeel dat aangeefster gedwongen werd deze handelingen te dulden en zij op dat moment niet in staat was haar seksuele integriteit te beschermen, en zij gelet op het onverhoedse karakter van dit betasten daarop niet bedacht was of behoefde te zijn.