In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de herziening van de Wajong-uitkering van eiser, die sinds 14 april 2014 een uitkering ontving vanwege een psychiatrische aandoening. Eiser was naar Engeland vertrokken om een opleiding te volgen, maar heeft dit niet tijdig gemeld aan het UWV. Het UWV heeft daarop de uitkering herzien en een bedrag van € 19.342,72 teruggevorderd. Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft het bezwaar tegen de herziening ongegrond verklaard en de terugvordering verlaagd naar € 17.908,10. Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn informatieverplichting niet tijdig is nagekomen, maar dat hij niet redelijkerwijs kon weten dat hij onverschuldigd uitkering ontving. De rechtbank oordeelt dat de herziening van de uitkering over de periode van 1 september 2016 tot 20 oktober 2016 rechtmatig was, maar dat de herziening over de periode van 20 oktober 2016 tot en met 30 juni 2018 in strijd was met het beleid van het UWV. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, waarbij een nieuwe berekening van de terugvordering moet worden gemaakt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.312,50. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 47,-.