ECLI:NL:RBOVE:2020:3021

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
08/710017-19, 08/140228-19 en 08/121698-19 (ttz.gev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongeman voor meerdere strafbare feiten waaronder poging tot afpersing en openlijk geweld

Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige jongeman veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De jongeman is schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing in vereniging, vernieling, poging tot diefstal in vereniging, openlijk geweld in vereniging en verboden wapenbezit. De rechtbank oordeelde dat de jongeman samen met een mededader een cafetaria heeft geprobeerd te overvallen, waarbij zij gewapend waren met messen en koevoeten. Na de mislukte overval hebben zij de ruiten van de cafetaria vernield en geprobeerd in te breken bij een tankstation. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De jongeman heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendomsrechten en heeft de slachtoffers angst aangejaagd. Naast de gevangenisstraf moet hij ook een schadevergoeding van 190 euro betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder toezicht van de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710017-19, 08/140228-19 en 08/121698-19 (ttz.gev) (P)
Datum vonnis: 17 september 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren van
3 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Parketnummer: 08/710017-19
Feit 1: het medeplegen van een poging tot een gewapende overval;
Feit 2 en feit 3: het medeplegen van vernieling van een ruit;
Feit 4: het medeplegen van een poging tot een (gekwalificeerde) diefstal;
Parketnummer: 08/140228-19
het medeplegen van diefstal;
Parketnummer 08/121698-19
Feit 1: het medeplegen van openlijk geweld tegen goederen;
Feit 2: het dragen van een mes dat bestemd is om letsel toe te brengen aan personen danwel te dreigen;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer: 08/710017-19
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander door geweld en/of
bedreiging met geweld wederrechtelijk te bevoordelen, twee personeelsleden van cafetaria [cafetaria] . te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van contant geld/een contant geldbedrag dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of aan dat cafetaria of aan een derde toebehoorde, samen met zijn mededader, met een sjaal voor zijn gezicht en een capuchon over zijn hoofd en een zonnebril voor zijn ogen, genoemd cafetaria is binnengestapt, naar de toonbank is gelopen en/of die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] een (groot) mes heeft getoond en/of dit mes in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden; een tasje naar die [slachtoffer 1] heeft gegooid en heeft geschreeuwd of gezegd "geld, ik wil geld" en/of "geld nu", althans woorden van die strekking, terwijl verdachtes mededader gezichtsbedekkende kleding en/of een zonnebril droeg en/of zichtbaar een koevoet of een soortgelijk voorwerp in zijn handen had, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 09 maart 2019 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk, een ruit, toebehorende aan snackbar [cafetaria]
en/or [slachtoffer 3] , in ieder geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader, heeft vernield of beschadigd door deze (met één of meer hamers) stuk te slaan;
3.
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk, een ruit, toebehorende aan snackbar [cafetaria] en/of [slachtoffer 3] , in ieder geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader, heeft vernield of beschadigd door deze (met één of meer hamers) stuk te slaan;
4.
hij op of omstreeks 16 maart 2019 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen
misdrijf om sigaretten en/of andere goederen van zijn/hun gading weg te nemen, die goederen geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] N.V., in ieder geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een breekijzer heeft getracht de toegangsdeur van een [tankstation] te forceren en/of een ruit heeft ingeslagen, terwijl verdachte en zijn mededader
daarbij gebruik maakten van handschoenen en donkere en gezichtsbedekkende kleding en zonnebrillen droegen en een plastic zak bij zich hadden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer: 08/140228-19
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets van het merk Gazelle, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer: 08/121698-19
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Almelo openlijk, te weten op/aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een ruit door een (bak)steen door voornoemde ruit te gooien, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Almelo een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, vernieling (meermalen gepleegd), poging tot gekwalificeerde diefstal, diefstal, openlijke geweldpleging en verboden wapenbezit, door te handelen als hiervoor bewezen is verklaard. Ten aanzien van de poging tot afpersing heeft de verdachte samen met zijn mededader geprobeerd een cafetaria te overvallen. Hiervoor hebben zij messen en koevoeten meegenomen en gebruikt om de medewerkers van de cafetaria angst aan te jagen, in de hoop daarmee geld buit te kunnen maken. Daarbij hebben zij op een agressieve wijze geroepen dat zij geld wilden. Dat het slechts bij een poging is gebleven, is niet te danken aan de verdachte of zijn mededader, maar aan het doortastend en adequaat reageren van de medewerkers van de cafetaria. Zij hebben een hakbijl en dweilstok gepakt waarmee zij verdachte en de mededader op een heldhaftige wijze uit de cafetaria hebben weggejaagd. Omdat de overval was mislukt heeft de mededader dreigende uitlatingen gedaan dat zij terug zouden komen. Ongeveer twee maanden later zijn verdachte en de mededader vervolgens meerdere keren teruggekomen om de ruiten van de cafetaria te vernielen. Het spreekt voor zich dat de poging tot overval voor de slachtoffers beangstigend moet zijn geweest. Dat verdachte en zijn mededader daadwerkelijk teruggekomen zijn om de ruiten van de cafetaria te vernielen versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid nog meer.
Daarnaast heeft verdachte samen met zijn mededader geprobeerd om in te breken bij een tankstation door met een breekijzer de toegangsdeur te forceren en een ruit in te slaan. Verder heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Bij het plegen van voornoemde feiten heeft verdachte blijk gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren, geen rekening te houden met de gevoelens van de slachtoffers en alleen maar aan zijn eigen financieel gewin te denken. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met de mededader stenen door een raam van een woning te gooien terwijl de bewoonster van deze woning en haar vriend zich op dat moment in de woonkamer bevonden. Verdachte heeft hierbij de mededader geholpen die het feit uit wraak heeft gepleegd, terwijl de persoon tegen wie deze wraak zich richtte inmiddels niet meer in die woning woonde. Hierbij heeft verdachte in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om zo te handelen. Het dient verdachte te worden aangerekend dat hij aangeefster aan dergelijk geweld heeft blootgesteld. Het feit heeft niet alleen de nodige indruk gemaakt op aangeefster en haar vriend maar ook schade veroorzaakt aan goederen van aangeefster. Daarbij heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het dragen van een mes. Gelet op de omstandigheden waaronder het mes is aangetroffen kan het dragen van een dergelijk mes een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat als strafverzwarend meegewogen dat bij de gepoogde overval op cafetaria [cafetaria] het optreden van verdachte en zijn mededader doelgericht en goed voorbereid was. Verdachte en zijn mededader hadden van te voren een cafetaria uitgezocht die gunstig lag en meerdere vluchtwegen had. Daarnaast droegen zij gezichtsbedekkende kleding en een zonnebril en hadden zij een mes en een koevoet bij zich. De gepoogde inbraak bij het tankstation was eveneens doelgericht en goed voorbereid.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 juli 2020;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 19 maart 2020, opgemaakt door [naam 1] , raadsonderzoeker.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming is door de raadsonderzoeker onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte in de afgelopen periode in Frankrijk bij het buitenlandproject van De Samengroei Zorg en Begeleiding heeft doorgebracht om te werken aan zijn leerdoelen en de kans op herhaling te verminderen. Daarnaast heeft verdachte meegewerkt aan Perspectief Herstelbemiddeling. De hulpverlening en behandeling, met toezicht van jeugdreclassering, zal nog voor langere periode nodig zijn. Een jeugddetentie zal het hulpverlenings- en ontwikkelingsproces van verdachte onderbreken. Ook is verdachte nog te weinig weerbaar tegen negatieve beïnvloeding door andere jongeren in een justitiële jeugdinrichting. Een leerstraf is niet geïndiceerd, omdat verdachte binnen het huidige hulpverleningstraject werkt aan zijn leerpunten voor het vergroten van zijn vaardigheden. Ook een onvoorwaardelijke werkstraf is niet noodzakelijk voor het pedagogische effect. Dat effect wordt behaald door de ingezette hulp en begeleiding. Verdachte zal zijn tijd moeten besteden aan het opnieuw inrichten van zijn leven en daarbij zijn aandacht richten op het wonen en op dagbesteding, zoals werk of school. De kans bestaat daardoor dat het volbrengen van een onvoorwaardelijke taakstraf niet haalbaar zal zijn voor verdachte. Een eventuele vervangende detentie is ongewenst. Het zou ervoor kunnen zorgen dat verdachte opnieuw moet beginnen aan een behandeltraject. Een voorwaardelijke straf is wel nodig. Verdachte weet dan wat hem boven het hoofd hangt en het is ook nog steeds nodig dat er voorwaarden aan verdachte worden gesteld, om ervoor te zorgen dat hij niet in herhaling valt. Gezien de genoemde nadelen van jeugddetentie wordt een werkstraf het meest passend geacht. Geadviseerd wordt om aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals in het rapport geformuleerd op te leggen.
Ter terechtzitting heeft [naam 2] , casusregisseur bij de Raad voor de Kinderbescherming, als deskundige een toelichting op het rapport gegeven en het gegeven advies gehandhaafd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de deskundige verklaard, zakelijk weergegeven, dat die aangevuld dienen te worden met de bijzondere voorwaarde dat verdachte dagbesteding heeft. Tevens dienen de geformuleerde voorwaarden aangepast te worden in die zin dat het verblijf bij De Samengroei Zorg en Begeleiding wordt vervangen door verblijf bij Het Maathuis of een soortgelijke instelling.
Ter terechtzitting heeft [naam 3] , jeugdreclasseringswerker bij de William Schrikker Stichting, als deskundige onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat verdachte de afgelopen periode een zwaar traject heeft doorlopen en dat dit nodig was om verdachte op het goede spoor te krijgen. Er is sprake van een positieve lijn. Van belang is dat deze positieve lijn doorzet en hiervoor is toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering noodzakelijk. De kans op recidive wordt als laag ingeschat. Verdachte staat op dit moment op de wachtlijst voor een plaatsing bij Het Maathuis waar 24-uurs begeleiding geboden wordt. Geleidelijk zal naar meer zelfstandigheid van verdachte toegewerkt worden. Verder zal aandacht worden besteed aan zijn dagbesteding, zoals school en werk. Ten aanzien van een op te leggen straf is het van belang dat verdachte niet overvraagd wordt. De deskundige kan zich vinden in de inhoud van het advies van de Raad voor Kinderbescherming en het gegeven strafadvies.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en het advies van de deskundigen ter terechtzitting. Gezien de persoon van verdachte en de inhoud van het rapport zal verdachte langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive te doen verminderen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is geëist, te weten een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie verbindt de rechtbank bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad van de Kinderbescherming.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Parketnummer 08/140228-19
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 97,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- werkuren € 37,10;
- reiskosten € 40,02;
- vervangen slot 19,95.
Parketnummer 08/121698-19
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 854,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- tv kast € 30,-;
- controller PlayStation € 33,50;
- televisie € 275;
- laminaat € 16,13.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 08/140228-19
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade die ziet op gemiste werkuren (€ 37,10) en gemaakte reiskosten (tot een bedrag van € 22,76) plus de wettelijke rente, toewijsbaar is. De vordering dient voor het overige deel niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het rechtstreekse verband met het feit onvoldoende onderbouwd is. De officier van justitie heeft verzocht om de toewijsbare schadevergoeding hoofdelijk op te leggen.
Parketnummer 08/121698-19
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het rechtstreekse verband met het feit onvoldoende onderbouwd is. De gevorderde immateriële schade is toewijsbaar tot een bedrag van € 300,- plus de wettelijke rente. De vordering dient voor het overige deel niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft verzocht om de toewijsbare schadevergoeding hoofdelijk op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 08/140228-19
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een bedrag van in totaal € 10,20 voor gemaakte reiskosten (politiebureau aangifte doen, politiebureau aangifte tekenen en gestolen fiets terughalen) toewijsbaar is en de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde gemiste werkuren heeft de raadsvrouw subsidiair gesteld dat gelet op de openingstijden van het bedrijf van de werkgever, verdachte geen werkuren kan hebben gemist, zodat om die reden dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Parketnummer 08/121698-19
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 4] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd, dan wel dat onvoldoende is gebleken dat de schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien de gevorderde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW) en er geen sprake is van een uitzonderingsituatie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/140228-19
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] . De opgevoerde schadepost gemaakte werkuren is voldoende onderbouwd en aannemelijk. Voor wat betreft de opgevoerde schadepost gemaakte reiskosten is de rechtbank van oordeel dat deze voor gedeeltelijke toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 59,86 (gemaakte werkuren € 37,10 en gemaakte reiskosten € 22,76) te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de post vervangen slot opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De rechtbank zal de vordering (hoofdelijk) tot zover toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Parketnummer 08/121698-19
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [naam 4] . De opgevoerde schadeposten televisiekast, controller PlayStation en laminaat zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Voor wat betreft de opgevoerde schadepost televisie is de rechtbank van oordeel dat deze gematigd dient te worden tot een bedrag van € 50,-. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 129,80 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de vordering tot zover (hoofdelijk) toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij zal voor de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank komt de gevorderde schade niet voor vergoeding in aanmerking omdat niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 6:106 BW en gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een uitzonderingsituatie. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De rechtbank oordeelt dat er geen vervangende jeugddetentie (0 dagen) zal worden opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/710017-19 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, parketnummer 08/121698-19 feit 1 en feit 2, parketnummer 08/140228-19 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/710017-19 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, parketnummer 08/121698-19 feit 1 en feit2, parketnummer 08/140228-19 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer: 08/710017-19
Feit 1
Het misdrijf: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2 en feit 3Telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.
Feit 4
Het misdrijf: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer: 08/140228-19
Het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer: 08/121698-19
Feit 1
Het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Feit 2De overtreding: handelen in strijd met artikel 27, lid 1 van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IV, onder 7 strafbaar gesteld bij artikel 54 van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/710017-19 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, parketnummer 08/121698-19 feit 1 en feit 2, parketnummer 08/140228-19 bewezenverklaarde.
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen, waarvan 102 (honderdtwee) dagen voorwaardelijk;
- de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich gedurende de door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • deelneemt aan de gesprekken met Jeugdbescherming Overijssel, afdeling
Jeugdreclassering, die gericht zijn op het toezicht op en het begeleiden bij het
nakomen van de bijzondere voorwaarden, zo frequent als deze dat noodzakelijk
acht;
  • meewerkt aan andere door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
  • meewerkt aan een verblijf bij Het Maathuis of een soortgelijke instelling, zolang als de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdbescherming Overijssel dit noodzakelijk acht;
  • een zinvolle dagbesteding heeft, zoals werk of school, waarbij de jeugdreclasseerder bepaalt wat passend is;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • draagt de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (instantiecode AST094) op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is gemeente Almelo;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
Parketnummer 08/140228-19
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 59,86 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 59,86,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat jeugddetentie voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan).
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Parketnummer 08/121698-19
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van een bedrag van € 129,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 129,80,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat jeugddetentie voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.H. van der Lecq en
mr. A.J. de Loor, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van
H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2020.
Mrs. Van der Lecq en de Loor zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08/710017-19
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 23 januari 2019, pagina’s 15 t/m 17, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 28 januari 2019, pagina’s 18 t/m 22, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster;
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 29 januari 2019, pagina’s 25 t/m 27, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
5
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , van 21 mei 2019, pagina’s 124 t/m 130, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Feit 2 en 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 9 maart 2019, pagina’s 56 t/m 61, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 24 maart 2019, pagina’s 62 t/m 63, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
4.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , van 21 mei 2019, pagina’s 124 t/m 130, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Feit 4
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [bedrijf] B.V., van 17 maart 2019, pagina’s 65 t/m 67, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster;
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , van 21 mei 2019, pagina’s 124 t/m 130, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Parketnummer 08/140228-19
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van 8 februari 2019, voor zover inhoudende de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] , van 25 februari 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Parketnummer 08/121698-19 feit 1 en feit 2
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , van 18 mei 2019, pagina’s 4 t/m 5, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , van 19 mei 2019, pagina’s 71 t/m 75, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 18 mei 2019, pagina’s 78 t/m 81, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant.