ECLI:NL:RBOVE:2020:2919

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
Awb 20/1196
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake handhavingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 2 september 2020 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een handhavingsverzoek. Eisers, beiden wonende te Giethoorn en vertegenwoordigd door mr. A. Kwint-Ocelikova, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland, dat hun bezwaren tegen een eerder besluit ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft te oordelen over een verzoek van verweerder om geheimhouding van bepaalde gegevens in het handhavingsverzoek, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft aangevoerd dat openbaarmaking van deze gegevens inbreuk zou maken op de persoonlijke levenssfeer van de klagers, die om anonimiteit hebben verzocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van eisers bij kennisneming van het handhavingsverzoek zwaarder wegen dan de belangen van de verzoeker om geheimhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die geheimhouding rechtvaardigen. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen te reageren op de beslissing om het volledige handhavingsverzoek openbaar te maken. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, en wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 20/1196
Beslissing van de geheimhoudingskamer ingevolge artikel 8:29, derde lid, Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om geheimhouding in het geschil tussen
[eiser]en
[eiseres]
eiser en eiseres, verder aangeduid als eisers,
beiden wonende te Giethoorn,
gemachtigde: mr. A. Kwint-Ocelikova,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland,verweerder,
gemachtigde: P. Kleine.

1.Procesverloop

Op 22 juni 2020 is namens eisers beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van
12 mei 2020, waarbij verweerder de door eiseres ingediende bezwaren tegen het besluit
van 16 oktober 2019 betreffende een last onder dwangsom is opgelegd, ongegrond heeft verklaard.
Bij brief van 22 juli 2020 heeft verweerder de op het beroep betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Verweerder heeft daarbij aangegeven dat er in deze procedure twee derde belanghebbenden zijn waaronder R. Sloof. Verweerder heeft aangegeven dat de andere belanghebbende anoniem wenst te blijven en dat diens gegevens zijn opgenomen in de envelop met opschrift “geheimhouding artikel 8:29 Awb”.
Verweerder heeft met een beroep op het bepaalde in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht dat alleen de rechtbank van deze gegevens kennis mag nemen.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder gewezen op de volgende passage uit het zich onder de gedingstukken bevindende verweerschrift:
“Op 20 juli 2019, ingeboekt op 20 augustus 2019 en toen ook aangemerkt als een verzoek om handhaving in het zaaksysteem, is vervolgens een (nieuw) verzoek om handhaving ingediend tegen de Bed & Breakfast activiteiten in gebouw 2. De bij de gemeente bekende verzoeker om handhaving vraagt om geheimhouding. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag men ook daarom vragen en moet zo een verzoek worden ingewilligd.”
In aanvulling hierop heeft de gemachtigde van verweerder gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) van 19 december 2012, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RVS:2012:BY6703 en daarvan rechtsoverweging 4.1 welke rechtsoverweging als volgt luidt:
“4.1. Dat betoog faalt. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van het verzoek. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat openbaarmaking ervan tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de klagers zou leiden. Dit geldt ook, indien dat geanonimiseerd zou gebeuren. In het verzoek zijn persoonlijke ervaringen van de klagers vermeld en de hierin gegeven informatie is eenvoudig tot hun identiteit te herleiden.
De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de klagers bij eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer zwaarder moet wegen dan het algemeen belang bij gehele of geanonimiseerde openbaarmaking. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de klagers hebben verzocht het verzoek niet openbaar te maken, omdat zij steeds worden lastiggevallen en zij erop moeten kunnen vertrouwen dat hun anonimiteit bij het doen van meldingen gewaarborgd blijft, als daarvoor aanleiding bestaat. Doordat het college voorts wel een samenvatting van het verzoek heeft gepubliceerd, is het belang van openbaarheid zo veel mogelijk gediend. Aan de omstandigheid dat [appellant], naar hij stelt, met de identiteit van de klagers bekend is,
heeft de rechtbank terecht niet de betekenis gehecht die hij daaraan gehecht wilde zien,
reeds omdat openbaarmaking bekendmaking aan een ieder behelst en niet slechts aan hem.”
De gemachtigde van verweerder heeft ook nog opgemerkt dat de rechtsvraag wel of niet openbaar maken van naam, adres, woonplaats van de verzoeker om handhaving ook is beoordeeld door de rechtbank Overijssel in de procedure met nummer ZWO 19/512 WOB.
Tenslotte heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat het verzoek om geheimhouding door degene die (ook) om handhaving heeft verzocht, als volgt is gedefinieerd: “
Dank voor uw reactie en terugkoppeling. Bezwaarschrift graag anonimiseren.”

2.Overwegingen

2.1.
Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de rechtbank of de beperking
van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het (hoger) beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden. Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 10 juni 2020 onder 7, ECLI:NL:RVS:2020:1367.
Omdat de inwilliging van een verzoek om beperkte kennisneming een beperking oplevert van het recht op gelijke proceskansen, stelt de Afdeling aan de motivering van een dergelijk verzoek hoge eisen. De verzoeker moet motiveren vanwege welke belangen of waarom anderszins sprake is van gewichtige redenen (uitspraak van 29 april 2019, ECLI:NL:RVS: 2019:1385). Verder moet de verzoeker duidelijk maken waarom volgens hem het belang bij beperkte kennisneming zwaarder weegt dan het belang dat de andere partij(en) van het stuk kennisnemen.
2.2.
Verweerder heeft enkel aangegeven dat de indiener van het handhavingsverzoek
om anonimisering heeft verzocht. Verweerder heeft niet onderbouwd op grond waarvan openbaarmaking van de naam, het adres en de woonplaats van degene die om handhaving heeft verzocht, tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer hem zou leiden. De rechtbank is daarom van mening dat de verwijzing van verweerder naar de genoemde uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012 niet slaagt nu geen sprake is van gelijke feiten en omstandigheden.
2.3.
Ook de verwijzing van verweerder naar een uitspraak van de rechtbank van 23 april 2019 slaagt niet nu het hier een procedure betrof in het kader van de Wob en ging over een klacht en niet over een verzoek tot handhaving..
2.4.
De rechtbank ziet in het algemeen geen reden voor geheimhouding van de naam,
adres en de woonplaats van degene die een verzoek om handhaving indient. Geheimhouding hiervan zou immers in strijd komen met het bij eisers aanwezige verdedigingsbelang en het beginsel van fair-play. Dit zou alleen anders zijn indien er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die toch zouden nopen tot geheimhouding van de genoemde gegevens. Hiervan is de rechtbank in de onderhavige situatie niet dan wel onvoldoende gebleken.
Op grond hiervan is beperkte kennisneming van het ingediende handhavingsverzoek dan ook niet gerechtvaardigd te achten.

3.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat beperking van de kennisneming van het ingediende verzoek om handhaving niet gerechtvaardigd is te achten en stelt verweerder in de gelegenheid binnen veertien dagen aan de rechtbank mee te delen of zij er mee kan instemmen dat het volledige handhavingsverzoek met vermelding van naam, adres en woonplaats van degene die om handhaving heeft verzocht, alsnog aan de overige stukken wordt toegevoegd en daarmee ter kennis voor eisers worden gesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van C. Kuiper,
als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Een rechtsmiddel tegen deze beslissing kan eerst tegelijk met een rechtsmiddel tegen de uitspraak worden aangewend.