ECLI:NL:RBOVE:2020:2166

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
08-710031-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor langdurige mishandeling van haar (stief)dochters

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor het mishandelen van haar (stief)dochters. De rechtbank oordeelde dat de vrouw gedurende een periode van ruim vier jaar stelselmatig haar stiefdochter, [slachtoffer 1], heeft mishandeld. Dit omvatte onder andere het slaan met een riem en het onder water duwen, wat leidde tot ernstige psychische en fysieke schade. Daarnaast heeft zij ook haar biologische dochter, [slachtoffer 2], mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mishandelingen plaatsvonden in de woning van het gezin, waar de kinderen zich veilig zouden moeten voelen. De verdachte heeft tijdens de zittingen spijt betuigd, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet volledig doorvoelde welke gevolgen haar daden hadden voor de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Tevens werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 3.046,39 te betalen aan [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-710031-18 (P)
Datum vonnis: 25 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2019 en van 11 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. G.J. Ligtenberg, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] , terwijl zij als kind opgroeide in het gezin van verdachte, jarenlang heeft mishandeld;
feit 2:haar kind [slachtoffer 2] meermalen heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 2002 tot en met 7 december 2010 te [plaats] ,
gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, een kind
dat zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedatum 2] 1999), meerdere malen, althans tenminste eenmaal, opzettelijk
en met voorbedachten rade heeft mishandeld door (telkens) te gebieden dat
voornoemde [slachtoffer 1] haar ogen dicht zou houden en haar vervolgens herhaaldelijk
(met kracht) in/op/tegen de buik en/of het kruis en/of de billen en/of de zij,
althans tegen het lichaam te schoppen/trappen;
EN/OF
zij in of omstreeks de periode van 2002 tot en met 7 december 2010 te [plaats] ,
gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, een kind dat zij verzorgde of
opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2]
1999), meerdere malen, althans tenminste eenmaal, heeft mishandeld door
- ( met een riem en/of kledinghanger) in/op/tegen het gezicht en/of de armen
en/of de rug en/of de billen, althans het lichaam te slaan/stompen en/of;
- ( met kracht) in/op/tegen de buik en/of het kruis en/of de billen en/of de
zij, althans het lichaam te schoppen/trappen en/of;
- in de armen en/of de benen te knijpen en/of;
- ( op de buik) op de grond te duwen en vervolgens op het lichaam te staan
en/of;
- het hoofd onder water te duwen en onder water te houden (waardoor die [slachtoffer 1]
niet meer kon ademen) en/of;
- ( met kracht) het hoofd op/tegen een deur/muur te duwen/slaan en/of;
- van/tegen de trap af/aan te duwen en/of;
- ( met kracht) het lichaam tegen een (kast)deur aan te gooien/duwen (waardoor
die [slachtoffer 1] buiten bewustzijn is geraakt) en/of;
- in de mond te spugen en te bevelen dat die [slachtoffer 1] het speeksel doorslikte;
- haar tegen de wasbak aan te duwen (waardoor een of meerdere tanden van die
[slachtoffer 1] af zijn gebroken);
- ( met kracht) aan de haren te trekken;
2.
zij in of omstreeks de periode van november 2017 tot en met 11 maart 2018 te
Hellendoorn, althans in Nederland,
haar kind, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2010),
heeft mishandeld door meerdere malen, althans tenminste eenmaal,
- in/op/tegen het gezicht en/of de armen en/of de rug en/of de billen, althans
het lichaam te slaan/stompen en/of;
- ( met kracht) in/op/tegen de billen, althans het lichaam te schoppen/trappen
en/of;
- in de armen en/of de benen te knijpen en/of;
- ( met kracht) aan de haren te trekken.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.2
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de pleegperiode van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het deel van de periode vóór 23 april 2007 is verjaard. Het Openbaar Ministerie dient om die reden voor het deel vóór 23 april 2007 niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Op mishandeling zoals onder feit 1 ten laste gelegd staat een strafbedreiging van maximaal vier jaren gevangenisstraf. Op grond van artikel 70, eerste lid, sub 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is de verjaringstermijn voor mishandeling twaalf jaren.
Artikel 71 Sr, dat het moment van aanvang van de verjaringstermijn regelt, is bij wetswijziging van 1 januari 2020 gewijzigd. Artikel 71 lid 3 Sr bepaalt thans dat, voor zover het feit een mishandeling betreft van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, de verjaring aanvangt op de dag na die waarop die persoon achttien jaren is geworden. Nu er geen overgangsrecht is vastgesteld is deze bepaling direct van toepassing met dien verstande dat een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd. [1]
Op grond van het oude artikel 71 Sr, zoals dat gold ten tijde van het plegen van het feit en tot 1 januari 2020, is de verjaring aangevangen op de dag na de dag waarop het feit is gepleegd.
In dit geval geldt de inverzekeringstelling van verdachte op 23 april 2018 als de eerste daad van vervolging. Gelet op artikel 71 Sr (oud) is ten aanzien van de tenlastegelegde mishandeling in het tijdvak vóór 23 april 2006 de verjaring reeds voltooid.
Nu een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd, oordeelt de rechtbank dat het Openbaar Ministerie voor het deel vóór 23 april 2006 partieel niet-ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie voor het overige ontvankelijk is in zijn vervolging.
3.3
Schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het slaan met een riem, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard voor de periode van 23 april 2007 tot en met 7 december 2010.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte dit feit ontkent en, voor zover geen sprake is van corrigerend optreden van verdachte, de opzet tot mishandelen ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 23 april 2006 tot en met 7 december 2010 [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld, zoals onder 1 ten laste is gelegd.
Verdachte heeft bekend dat zij het ten laste gelegde heeft begaan, met uitzondering van het slaan met een kleerhanger en het spugen in de mond van [slachtoffer 1] .
Wat betreft het door verdachte ontkende slaan met een kleerhanger is de rechtbank van oordeel dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . Zij acht die verklaring betrouwbaar, nu [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent verklaart over het gebeurde en deze verklaring op onderdelen wordt ondersteund door de verklaringen van de oma van [slachtoffer 1] , mevrouw [oma] , en de toenmalige buurvrouw, mevrouw [buurvrouw]
De rechtbank volgt daarom de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de frequentie, de duur van de periode en de aard van de handelingen, ook als het gaat om het slaan met een kleerhanger.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het spugen in haar mond gebeurde toen zij ongeveer 5 à 6 jaar oud was en dit betekent dat het in het jaar 2004 en/of 2005 zou hebben plaatsgevonden. Nu het Openbaar Ministerie partieel niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de mishandeling in de periode vóór 23 april 2006 komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft erkend dat zij haar dochter [slachtoffer 2] heeft geknepen, geschopt en aan haar haren heeft getrokken. Zij heeft daarover verklaard dat zij dit deed omdat [slachtoffer 2] niet luisterde. Zij had echter geen opzet op mishandelen.
De rechtbank overweegt dat bij [slachtoffer 2] blauwe plekken en verwondingen zijn geconstateerd door haar vader. Voor zover enige vorm van geweld al als pedagogisch correct zou kunnen worden aangemerkt en zou kunnen leiden tot het ontbreken van wederrechtelijkheid, kan dat in geen geval gelden voor geweld dat blauwe plekken of andere verwondingen veroorzaakt. Dit geldt te meer nu het geweld in het onderhavige geval op stelselmatige basis plaatshad. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van verdachte dat de opzet ontbrak.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 23 april 2006 tot en met 7 december 2010 te [plaats] , gemeente Hof van Twente, een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1999), meerdere malen, opzettelijk en met voorbedachten rade heeft mishandeld door (telkens) te gebieden dat voornoemde [slachtoffer 1] haar ogen dicht zou houden en haar vervolgens herhaaldelijk (met kracht) in/op/tegen de buik en/of het kruis en/of de billen en/of de zij, te schoppen/trappen;
EN
zij in de periode van 23 april 2006 tot en met 7 december 2010 te [plaats] , gemeente Hof van Twente, een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorend tot haar gezin, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1999), meerdere malen, heeft mishandeld door
- met een riem en/of kledinghanger in/op/tegen het gezicht en/of de armen en/of de rug en/of de billen te slaan/stompen en;
- ( met kracht) in/op/tegen de buik en/of het kruis en/of de billen en/of de zij, te schoppen/trappen en;
- in de armen en/of de benen te knijpen en;
- ( op de buik) op de grond te duwen en vervolgens op het lichaam te staan en;
- het hoofd onder water te duwen en onder water te houden (waardoor die [slachtoffer 1]
niet meer kon ademen) en/of;
- ( met kracht) het hoofd op/tegen een deur/muur te duwen/slaan en/of;
- haar tegen de wasbak aan te duwen (waardoor een of meerdere tanden van die
[slachtoffer 1] af zijn gebroken) en;
- ( met kracht) aan de haren te trekken;
2.
zij in de periode van november 2017 tot en met 11 maart 2018 te Hellendoorn, haar kind, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2010), heeft mishandeld door meerdere malen,
- tegen het lichaam te slaan/stompen en;
- met kracht tegen de billen te schoppen/trappen en;
- in de armen en/of de benen te knijpen en;
- ( met kracht) aan de haren te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft zij gevorderd dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij het opleggen van een straf te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf voor de maximale duur.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende ruim vierenhalf jaren stelselmatig schuldig gemaakt aan kindermishandeling van [slachtoffer 1] . Verdachte was destijds de stiefmoeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] was ten tijde van de mishandelingen op een leeftijd dat zij in sterke mate afhankelijk was van haar ouders. Verdachte heeft, gebruikmakend van die afhankelijkheid van haar stiefdochter, misbruik gemaakt van het vertrouwen dat een jong meisje in een volwassene – en in het bijzonder haar stiefmoeder – heeft. Het mishandelen van [slachtoffer 1] bestond uit het schoppen tegen haar kruis, billen en buik, maar ook uit het op de grond duwen van [slachtoffer 1] , waarna verdachte op haar lichaam ging staan alsmede het onder water duwen en onder water houden van het hoofd van [slachtoffer 1] . Deze handelingen veroorzaakten pijn en letsel, maar waren daarnaast ook zeer vernederend en beangstigend. Verdachte heeft met haar handelen dan ook jarenlang zowel de lichamelijke, als ook de psychische integriteit van [slachtoffer 1] geschonden. [slachtoffer 1] heeft op beide zittingen treffend en op indringende wijze uiteengezet welke gevolgen het bewezenverklaarde handelen voor haar heeft gehad en welke gevolgen zij daar tot op de dag van vandaag nog steeds van ondervindt.
Daarnaast heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan mishandeling van haar eigen dochter [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] had ten tijde van die mishandelingen de leeftijd van zeven en acht jaar en was dus eveneens in sterke mate afhankelijk van haar moeder. Het mishandelen van [slachtoffer 2] bestond uit slaan en trappen tegen het lichaam, knijpen in de armen en aan haar haren trekken.
De mishandelingen van beide kinderen vond meestal plaats in de woning van het gezin, terwijl een kind zich juist bij haar (stief)ouder en in haar woning zonder enig voorbehoud veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende een groot deel van hun jonge jeugd, niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden die zij nodig hadden.
Hoewel verdachte tijdens de zitting heeft verklaard spijt te hebben van hetgeen zij heeft gedaan, maakt zij op de rechtbank een afstandelijke indruk en lijkt zij niet in volle omvang te doorvoelen welke gevolgen haar handelen heeft gehad en nog heeft in het leven van [slachtoffer 1] .
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog van 9 september 2019. De deskundige concludeert dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de zin van narcisme. Factoren vanuit het narcisme lijken een rol te hebben gespeelt bij het tenlastegelegde in de vorm van een wankel zelfbeeld, ontbrekende bevestiging, verhoogde krenkbaarheid, ontbrekende coping mechanismen en ook gebrek aan empathie. De deskundige adviseert in verband met de geconstateerde problematiek beide ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 3 juni 2020, opgemaakt door de heer P.W. Stegehuis, reclasseringswerker. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte gemotiveerd is om tot een gedragsverandering te komen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, waaraan een drietal bijzondere voorwaarden dienen te worden verbonden die erop gericht zijn de diagnostiek te verfijnen en verdachte verder te behandelen.
Gelet op de bevindingen van de psychiater en de reclassering komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten.
Blijkens een haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 mei 2020, is verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten tot een straf of maatregel veroordeeld.
Gezien de duur en de stelselmatigheid van de mishandelingen, de vernederende wijze waarop de mishandelingen plaatsvonden en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf volgen dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank, ook in aanmerking genomen dat er nog een kinderen bij verdachte in huis wonen, de eis van de officier van justitie passend. De rechtbank zal aan verdachte dan ook opleggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel worden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden, teneinde recidive in de toekomst te voorkomen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.096,39 [drieduizend zesennegentig euro en negenendertig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- telefoonkosten € 25,--;
- reiskosten € 21,39;
- kosten hoger beroep € 50,--.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de civiele vordering wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De onder de post ‘kosten hoger beroep’ betreffen kosten die thans nog niet gemaakt zijn en de rechtbank zal de benadeelde partij om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De overige opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 3.046,39, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede en zich blijft melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Transfore, Dimence of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling start op het moment dat de reclassering nodig acht en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek bij Justact of een soortgelijke zorgverlener. De verdiepingsdiagnostiek dient (conform het advies van het NIFP) om vast te stellen of uit te sluiten of er sprake is van een autismespectrum stoornis en start bij aanvang van het toezicht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1) van een bedrag van € 3.046,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2010;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.046,39,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2010 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 1], voor een deel van € 50,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Stam en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020.
Buiten staat
Mr. Huisman en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Midden met nummer PL0600-2018225113. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 maart 2018, pagina’s 23 tot en met 26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
In 2002/2003 zijn de mishandelingen begonnen. Ik was toen 3, 4 jaar. [verdachte] heeft me dagelijks mishandelt. Niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. [verdachte] vond altijd wel een reden om mij te slaan, te schoppen, aan de haren trekken. Veel mishandelingen kan ik benoemen, maar ik weet niet meer wanneer ze gepleegd zijn. [verdachte] mishandelde mij als mijn vader aan het werk was. Ik was altijd alleen met [verdachte] .
Ze sloeg me met riemen, plastic kledinghangers. Ze kon me heel geniepig in de arm knijpen. Dan had ze een heel klein velletje vast. Dit deed altijd erg pijn. Deze mishandelingen gebeurden iedere dag.
De woensdagen vond ik het ergste. [verdachte] gaf zwemles aan gehandicapte ouderen. Ik moest dan met haar mee. We gingen met de auto. [verdachte] reed en ik zat achter haar op de achterbank. [verdachte] kneep mij toen in mijn knieholte. De ene hand had ze achter het stuur en met de andere hand kon ze bij mijn knie komen om te knijpen. Ze had toen een klein velletje vast. [verdachte] bleef knijpen, net zolang totdat ik ging praten wat ik verkeerd had gedaan. Als ze moest schakelen liet ze even los en dan wreef ik even over de zere plek. Als ze had geschakeld kneep ze me weer. Dat knijpen deed erg veel pijn. Deze mishandeling gebeurde regelmatig. [verdachte] duwde me ook op de grond en [verdachte] ging toen boven op mijn rug staan. Ik gaf geen kik. Ik voelde dat dit erg veel pijn deed. We woonden toen al wel in [wijk]
. [verdachte] duwde mij toen op de grond en ik kwam met mijn buik op de drempel van de nieuwe kamer te liggen. [verdachte] ging toen bovenop mijn rug staan. Dit deed heel veel pijn. Ik kreeg bijna geen adem meer. Die drempel drukte heel erg tegen mijn buik aan. Ze ging wel vaker op mijn rug staan.
Het ergste wat ze me heeft aangedaan is dat ze mijn hoofd onder water heeft gedrukt. We waren allebei boven. Ze nam me toen mee naar de badkamer. Ze liet de wasbak vol lopen met water. Ze duwde mijn hoofd onder water. Net zolang tot dat ik me hevig begon te verzetten. Ik was doodsbang. Ik dacht dat ik dood ging. Ik hield mijn adem in onder water. Ik weet nog dat ik bij mezelf dacht, als ik nu mijn adem loslaat ga ik dood en dan ben ik overal vanaf en dan gaat [verdachte] de gevangenis in. Ik had het gevoel dat ik stikte. Toen ik niet meer tegenspartelde trok [verdachte] mij uit het water. Ik was zo'n 10/11 jaar.
Op de dag dat ik het verteld had aan school heeft [verdachte] mij nog keihard geschopt. Er lagen 2 pakjes boterhamworst in de koelkast. 1 pakje was al aangebroken. Ik had dit niet gezien. Ik pakte het dichte pakje boterhamworst en ging op het kleine krukje zitten eten. [verdachte] werd zo boos dat ik niet het aangebroken pakje had gepakt. Ze schopte me keihard in mijn zij. Dit deed zo'n pijn.
Als ik alle mishandelingen die [verdachte] bij mij gedaan heeft een cijfer moet geven qua pijn op de schaal van 1 tot 10, dan krijgen alle keren dat [verdachte] mij pijn heeft gedaan een 10. Met de 10 bedoel ik dat het allemaal heel erg veel pijn heeft gedaan. Ik zat continue onder de blauwe plekken. Vooral op mijn schenen en armen van het knijpen. Ik was nog maar een kind. Ik heb nooit aanleiding gegeven voor de mishandelingen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 26 maart 2018, pagina’s 28 tot en met 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben ook tegen een glazendeur aangeduwd door [verdachte] . Ik weet nog dat zij mij met kracht tegen mijn rug had geduwd. Ze was boos op mij, maar zij was altijd boos op mij. Ik ben toen met mijn kin door het glas gevallen. Ik ben toen naar de dokter gegaan, omdat het heel erg aan het bloeden was. Ik weet niet meer welk ziekenhuis ik ben geweest, want het moest gehecht worden. Ik werd ook met mijn hoofd tegen de deur geduwd. Ze pakte mijn hoofd vast met haar beide handen en bonkte mijn hoofd tegen de muur. Het was altijd de achterkant
van mijn hoofd, omdat ze altijd met twee handen mijn gezicht vastpakte en met kracht en opzettelijk tegen de muur sloeg. Je hoorde dan ook echt letterlijk een "bonk" geluid. Dit heeft ze zo vaak gedaan. Het was dan tegen deur of tegen de muur. Met name tegen de muur slaan met mijn hoofd toen we aan de [straat] nog woonden. Ik weet dit nog heel goed, omdat dit heel vaak gebeurde en heel veel pijn deed. Ik had dan heel vaak een bult op mijn achterhoofd en heel vaak hoofdpijn. Het deed altijd heel veel pijn als [verdachte] mijn hoofd tegen de muur sloeg.
Toen ik in groep 2 of 3 zat van de basisschool, ik denk dat ik ongeveer vijf jaar oud was, ben ik naar de [basisschool] in [plaats] gegaan. Wij waren toen samen met mijn vader en [verdachte] verhuisd naar [adres 2] te [plaats] . Ik weet dat de mishandelingen veel erger zijn geworden en veel vaker. Ik weet dat de mishandelingen op een gegeven moment dagelijks was. Er was toen een verbouwing in de woning aan [wijk] . Ik kan me herinneren dat zij toen heel vaak kneep, vooral in mijn armen. Ze werd dan uit het niets boos op mij. Ze werd dan boos en kneep zij mij heel hard in mijn arm. Ik had heel vaak de afdruk
van haar vier nagels in mijn bovenarm zitten. Als ze kneep deed het heel erg pijn. Ik weet dat ik tranen in mijn ogen had door de pijn.
Bijna iedere week moest ik van [verdachte] in de keuken staan met mijn handen op de rug en mijn ogen dicht. Ze schopte mij dan in mijn buik of kruis. Na de eerste schop voelde ik heel veel pijn en deed ik mijn handen tegen mijn buik of mijn kruis. Ik hoorde haar dan zeggen "nee, handen op de rug en ogen dicht zei ik, tot ik zeg dat het klaar is" of woorden van gelijke strekking. Ze liet dan even een tijd tussen en schopte dan weer. Ik had mijn ogen dicht, dus zag de schop niet aankomen. Elke keer deed het vreselijk veel pijn. Ik moest dan weer blijven staan en moest dan weer wachten op de volgende schop. Ik had vaak rode plekken bij mijn buik en kruis. Het was heel vaak trappen tegen mijn buik. Ik had dezelfde dag heel veel pijn aan mijn buik.
Het slaan met mijn hoofd tegen de muur en of tegen de deur heeft ze ook gedaan toen we naar [wijk] zijn verhuisd en ze is het blijven doen tot zij bij ons weg is gegaan.
Ik denk dat ik ongeveer 9 à 10 jaar oud was. Ik werd rond die leeftijd ook geslagen met een riem of een kleerhanger op mijn rug, armen en mijn kont. Met name met de kleerhanger. Ik denk 1 à 2 keer in de week. Ze gooide ook wel eens dingen naar mij toe en sloeg mij met pannen onderzetters van kurk. Het was soms op mijn hoofd en soms op bovenlichaam. Ze heeft mij wel eens met haar platte hand op mijn gezicht geslagen, dit was niet zo vaak. Het slaan met de kleerhanger was ongeveer wekelijks en dit leken wel zweepslagen, ik hoorde het suizen als [verdachte] mij met de kleerhanger heel hard sloeg. Ze sloeg zo hard en met kracht dat het heel veel pijn deed. Ze sloeg mij opzettelijk en met kracht. Ze sloeg mij dan 2 à 4 keer in de week. Ik had hierdoor rode striemen en heel veel pijn, het brandde dan heel erg na en deed pijn.
3.
Het proces-verbaal van de zitting van 27 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik geef toe de aan mijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2]
1999, meerdere malen te hebben mishandeld. In mijn herinnering ben ik daarmee in 2004
begonnen en er mee doorgegaan tot mijn verhuizing in december 2010. Het is begonnen met
het uit frustratie duwen en knijpen en het aan de haren trekken van [slachtoffer 1] . Ook heb ik haar
geschopt terwijl zij haar ogen dicht moest doen. Ook heb ik haar met een kleerhanger geslagen en in de knieholte
geknepen. Verder ben ik bovenop haar gaan staan en heb ik enkele malen haar hoofd onder
water gedrukt en gehouden. Ik heb haar bovendien een keer tegen een kastdeur gedrukt
waarna ze flauw viel. Ook heb ik haar wel met haar hoofd tegen de muur geduwd. Op het
laatst mishandelde ik haar dagelijks. Er zijn ook stukjes van haar tanden afgebroken doordat ik haar tegen de wasbak duwde.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , gedaan namens zijn dochter [slachtoffer 2] , van 26 maart 2018, pagina’s 57 en 58, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
In het weekend van 23/24-25 februari 2018 was mijn dochter [slachtoffer 2] bij mij. Op zaterdag 24 februari 2018, ongeveer omstreeks 18.00 uur, kamde ik de haren van [slachtoffer 2] . Ik hoorde toen dat [slachtoffer 2] zei: "au niet zo hard papa". Ik vroeg toen aan [slachtoffer 2] , wat is er dan. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] hierop zei: "mama heeft mij aan de haren getrokken".
In het weekend van 9/10/- en 11 maart 2018 was mijn dochter [slachtoffer 2] bij mij. Op zondag 11 maart 2018 waren mijn vriendin [naam 1] , dochter [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , cakejes aan het bakken. [slachtoffer 2] had toen mijn vriendin [naam 1] in een van haar armen geknepen. Ik vroeg hierna aan [slachtoffer 2] waarom ze [naam 1] had geknepen en hoorde toen van haar, onder andere: "mama trekt mij ook aan de haren, mama slaat mij, geeft me een draai om de oren en schopt mij". Ik hoorde ook dat [slachtoffer 2] zei: "ik moet voor straf op mijn slaapkamer of op de trap zitten, ik wordt buiten gesloten. [slachtoffer 2] vond dat niet leuk. [slachtoffer 2] vertelde mij dat ze soms op haar kamer moest zitten en dat mama dan met [naam 2] en hun zoon [naam 3] gezellig bij elkaar zaten. [slachtoffer 2] mocht daar dan niet bij zijn. De afgelopen jaren heb ik [slachtoffer 2] vaker gezien met blauwe plekken. Ze had heel vaak blauwe plekken op haar scheenbenen. [slachtoffer 2] zei altijd, indien ik haar vroeg hoe ze aan de blauwe plekken kwam, dat ze was gevallen, of van een klimrek op school of van de trampoline. Ik hield haar altijd goed in de gaten en keek iedere keer als ze bij me was of ze letsel had. Ongeveer een half jaar geleden had [slachtoffer 2] drie (3) of vier (4) nagels in een van haar bovenarmen staan. Ik weet niet meer of dit de linker of rechterarm van [slachtoffer 2] was. Ik vroeg aan [slachtoffer 2] hoe dat kwam: "dat heeft mama gedaan, mama heeft mij vastgepakt bij mijn arm". Ik kan u verklaren dat [slachtoffer 2] veelvuldig, iedere keer als ze bij me was, letsel had. Dit letsel bestond voornamelijk uit blauwe plekjes op haar benen, krasjes in haar gezicht en zoals ik al had vermeld de nagels in haar bovenarm.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 april 2018, pagina 101, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik [slachtoffer 2] heb geknepen, geschopt en aan haar haren heb getrokken. Ik heb [slachtoffer 2] , volgens mij ergens in februari van dit jaar, een keer in de auto geknepen, in volgens mij haar linkerbeen. Ik kneep [slachtoffer 2] , voor korte duur, met mijn rechterhand in haar bovenbeen. Ik heb [slachtoffer 2] ook een (1) keer een schop onder haar kont gegeven. [slachtoffer 2] wilde op dat moment niet luisteren naar mij en hierop heb ik haar opzettelijk een (1) keer, met mijn rechtervoet, geschopt onder de kont van [slachtoffer 2] . Ik heb [slachtoffer 2] ook een (1) keer stevig vastgepakt bij haar haren.

Voetnoten

1.HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1998; HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2013.